422
MAANDAG 28 NOVEMBEE 1932.
Bouw Marktkantoorlje.
(Wilbrink e.a.)
Steenstraat, dan zouden ongetwijfeld vele leden ter besparing
van kosten er voor gevoeld hebben om die 2 bureaux samen
te voegen. Het is nu helaas te laat, maar spreker hoopt,
dat in het vervolg dergelijke aangelegenheden beter dan nu
behandeld zullen worden.
Kort geleden is ook behandeld een voorstel tot het maken
van een overkapping; toen was het ook nog tijd om tegelijk
over deze zaak te spreken. Nu mag men het toejuichen,
dat die overkapping in elk geval aangehouden is; dat geeft
tenminste een belangrijke kostenbesparing. Deze manier om
de zaken te behandelen, kost echter niet alleen den Eaad
en het College veel tijd, maar brengt ongetwijfeld ook zeer
belangrijke kosten mede, voor onderzoekingen, praead-
viezen, enz.
De Voorzitter vindt, waar de heer Wilbrink spreekt van
een „zeer onbehoorlijke wijze van handelen", dit een beetje
groot woord. Hij onderstelt, dat aan den heer Wilbrink niet
geheel onbekend is, dat de reden, waarom dit voorstel wordt
gedaan, deze is, dat bij gelegenheid van de verplaatsing
van het politie-posthuis aan de Steenstraat Burgemeester
en Wethouders er niet aan hebben gedacht, dat dat posthuis
ook dienst deed als marktkantoor voor den verkoop van
penningen. Persoonlijk heeft spreker er nooit over gesproken
en daarom is het vergeten, geenszins echter met de bedoeling
om listiglijk er voorstellen door te krijgen, welke men op
andere wijze er niet door meende te kunnen krijgen.
De heer Wilbrink doet opmerken, dat hij niet heeft ge
zegd, dat Burgemeester en Wethouders speciaal het zoo
zouden hebben aangelegd.
De Voorzitter antwoordt, dat hij dit ook niet aan den
heer Wilbrink verwijt. De heer Wilbrink heeft gezegd, dat
zijn voorstel om aan de le Binnenvestgracht een politie-
posthuis te bouwen, misschien wel zou zijn aangenomen,
indien de Eaad had geweten, dat ook een plaats gezocht
moest worden voor het marktkantoortje Spreker wil zich
verweren tegen de gedachte, als zouden Burgemeester en
Wethouders langs slinksche wegen de aanneming van dat
voorstel onmogelijk hebben willen maken.
De heer Wilbrink onderstelt, dat de Voorzitter het met
hem eens is, dat de ambtenaren, die het wel hebben ge
weten en die Burgemeester en Wethouders hebben gead
viseerd, het College hadden moeten waarschuwen.
De heer Goslinga geeft toe, dat de heer Wilbrink eigenlijk
gelijk heeft, maar doet opmerken, dat diens bezwaar ge
opperd had moeten worden, toen op 13 Augustus van het
vorige jaar werd besloten dien grond aan de Sociëteit
„Amicitia" in erfpacht uit te geven. Toen leefde men echter
in de meening, dat Leiden spoedig een nieuwe veemarkt
zou hebben en dat marktkantoortje niet meer noodig zou
zijn, maar het gevoelen is gerijpt, dat de buitengewone
tijdsomstandigheden zouden beletten de veemarkt te ver
plaatsen. De wensch is toen naar voren gekomen om een
behoorlijk marktpenningen-verkoopkantoortje te hebben. Het
verplaatsen van het politie-posthuis naar de le Binnenvest
gracht is wel overwogen, maar van den kant van den
Commissaris van Politie is daartegen ernstig bezwaar
gemaakt.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
De openbare vergadering gaat over in een met gesloten
deuren en wordt na eenigen tijd hervat.
De Voorzitter schorst vervolgens de vergadering tot des
namiddags te 8| uur.
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering
des avonds te 8| uur.
Ook thans is alleen de heer Knuttel afwezig.
De Voorzitter spreekt een woord van gelukwensch tot den
jeugdigen vader, dien de Eaad hedenavond in zijn midden
zietzijn tegenwoordigheid hier is een bewijs, dat alles goed
Aankoop perceclen Lange Bouwelouwensteeg 35 en
(Voorzitter e.a.) Lange Paradijssteeg 46; e.a.
gaat. Spreker wenscht den heer Beekenkamp in alle opzichten
geluk met deze zeer blijde gebeurtenis en wenscht hem Gods
zegen toe op de jeugdige spruit, die hem heden gegeven is.
De heer Beekenkamp dankt den Voorzitter zeer voor zijn
gelukwensch.
De Voorzitter stelt thans aan de orde:
XXXIVa. Voorstel tot aankoop van de perceelen Lange
Bouwelouwensteeg No. 35 en Lange Paradijssteeg No. 46.
(Zie Ing. St. No. 257.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besloten.
De Voorzitter doet thans namens het College het volgende
spoedeischende voorstel
Ingevolge de in 1866 met het Eijk gesloten overeenkomst
wordt het bedrag der kosten voor de verpleging van arm
lastige patiënten van de gemeente in het Academisch Zieken
huis telkens voor een termijn van vijf jaren in der minne
bepaald, of indien partijen niet tot overeenstemming kunnen
geraken, door arbiters.
De verpleegprijs werd het laatst met ingang van 1 Januari
1923 gewijzigd. Het tarief werd toen, krachtens arbitrale
uitspraak (zie Ingek. Stuk No. 362 van 1922) vastgesteld
op f 1.91 per persoon en per dag. Ook voor het daarop
volgend tweede vijfjarig tijdvak bleef dit bedrag gelden.
Voor het vijfjarig tijdvak, dat op 1 Januari 1933 aanvangt,
moet de prijs derhalve opnieuw worden vastgesteld.
De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
verzocht in verband daarmede aan Curatoren van de Eijks-
universiteit om met de gemeente in onderhandeling te treden
over een verhooging van den verpleegprijs tot 2.30 per
patiënt en per dag.
Aangezien de door den Minister aangegeven verhooging
naar de meening van Burgemeester en Wethouders echter
zoo zeer afweek van den prijs, die door Burgemeester en
Wethouders onder de tegenwoordige omstandigheden en in
het licht van de indertijd aangegane overeenkomst billijk
werd geacht, gaven Burgemeester en Wethouders Curatoren
op hun desbetreffend schrijven ten antwoord, dat het
College het ten zeerste betwijfelde, of door onderhandelin
gen in deze wel overeenstemming zou kunnen worden ver
kregen.
Curatoren deelden Burgemeester en Wethouders daarop
mede, dat onder deze omstandigheden de Minister de voor
keur gaf aan een beslissing door arbitrage, terwijl als
scheidsman voor het rijk bereids werd aangewezen Mr. Dr.
A. van Gijn.
Ook Burgemeester en Wethouders achten in casu een
scheidsrechtelijke uitspraak gewenscht; als arbiter voor de
gemeente is de keus van het College gevallen op Mr. J. A.
de Wilde, lid der Tweede Kamer te 's-Gravenhage, terwijl
Burgemeester en Wethouders kunnen instemmen met het
voorstel van den Minister, dat de benoeming van den derden
arbiter geschiedt door de beide aangewezenen van rijk en
gemeente, met dien verstande dat, indien dezen omtrent de
benoeming niet tot overeenstemming kunnen geraken, de
benoeming geschiedt door den bevoegden rechter.
Burgemeester en Wethouders geven den Eaad mitsdien
in overweging:
a. goed te keuren, dat de vaststelling van het bedrag der
kosten van verpleging van zieke stadsarmen in het Ziekenhuis
der Eijksuniversiteit voor het tijdvak van 5 jaren, aan
vangende op 1 Januari 1933, ingevolge art. 5 der met den
Staat in 1866 gesloten overeenkomst geschiedt door arbiters.
b. Burgemeester en Wethouders te machtigen met den
Minister een regeling te treffen met betrekking tot de wijze
van samenstelling van het college van arbiters en de aan
wijzing van een arbiter voor de gemeente, evenals ten vorige
male, aan Burgemeester en Wethouders over te laten.
Nadat zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot
dadelijke behandeling van dit voorstel is besloten, wordt,
eveneens zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming,
overeenkomstig dit voorstel van Burgemeester en Wethou
ders besloten.
De Voorzitter geeft thans het woord aan den heer Eomijn
tot het doen van een mededeeling in verband met het voor
stel van den heer van Stralen, luidende:
„Ondergeteekende stelt voor een bedrag van 5000.1