418 MAANDAG 28 NOVEMBER 1932. Adres van W. K. Bekooij in zake grondoverdracht. (Huurman e.a.) mevrouw Braggaarde Does, de heeren van Es, Meijnen, Vos, Koole, Kooistra, van Tol, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Manders, van Stralen, Eikerbout, van der Reijden, Romijn, van Eecke, Wilbrink, Groeneveld en Beekenkamp. Vóór stemmen de heeren Donders, de Reede, Wilmer, Huurman, Ooster, Bergers, Tepe, Splinter en Goslinga. De heer Huurman zal zich niet mengen in de kwestie, wie ten aanzien van het tijdsgewricht gelijk heeft, de heer Bekooij, de Directeur van Gemeentewerken of de Directeur van Bouw- en Woningtoezicht. Wat er twee jaren geleden gebeurd is, met vermelding van verschillende data, is in den breede uitgesponnen door de heeren Schüller en Manders. De heer Bekooij vraagt, dat hem recht zal worden gedaan. Spreker meent, dat bij het vaststellen der verordening toch niet is bedoeld de artikelen 1 en 2 uit te leggen en toe te passen zooals nu geschiedt. Het kan toch nimmer de be doeling zijn geweest, als iemand verzoekt aan de achterzijde van zijn huis herstellingen of verbeteringen te mogen ver richten, aan het verleenen van de vergunning de voorwaarde te verbinden een gedeelte grond aan de voorzijde aan de gemeente om niet af te staan. Dit gaat naar het oordeel van spreker zoozeer de perken te buiten, dat hij zich kan begrijpen, dat de heer Bekooij zich er tegen verzet. Hij hoopt, dat den heer Bekooij inderdaad recht zal worden gedaan. Bij de vergunning tot verbouw is bepaald, dat de heer Bekooij den overgedragen grond tegen 10 cent per m2 per jaar van de gemeente zal kunnen huren. De verkeerspolitie verklaart echter, dat er geen sprake van is, dat na de ver betering van den weg een stuk grond in gebruik kan worden afgestaan. Wat heeft deze man nu aan deze toezegging, die eiken dag kan worden ingetrokken? Hij heeft de be schikking over dit terreintje noodig om er wagens, welke hij voor zijn bedrijf noodig heeft, te kunnen opbergen. Toen de man zijn zaak ter plaatse vestigde, is hij van de veronderstelling uitgegaan, dat de situatie zou blijven zoo deze toen was en nu nog is. Bij verandering wordt hij ge dupeerd, als hij niet schadeloos wordt gesteld. Bij het af staan van dit stuk grond moet hij een andere gelegenheid voor het bergen van zijn wagens zoeken. De verbouwing van de keuken, noodig om aan een onhoudbaren toestand een einde te maken, stond geheel afgescheiden van het stuk grond aan de voorzijde van het perceel en daarom begrijpt spreker, dat de heer Bekooij onaangenaam was ge troffen, toen hem werd medegedeeld, dat hij de gevraagde vergunning spoediger zou krijgen, indien hij dat stuk grond aan de gemeente afstond. Spreker zou gaarne willen, dat het verzoek, hetwelk de heer Bekooij aan het einde van zijn adres doet, n.l. dat hem recht zal worden gedaan, in overweging werd genomen. Hij herhaalt, dat het nooit de bedoeling kan zijn geweest de artikelen 1 en 2 van de bouwverordening zoo toe te passen, zooals mi langzamerhand in den loop der jaren regel is geworden. De heer van Es heeft, evenals meerdere Raadsleden, een onderhoud gehad met Bekooij en na dat onderhoud heeft hij een standpunt ingenomen. De overeenkomst, waarbij werd bepaald, dat Bekooij den grond vóór zijn woning afstond, terwijl hij dan een bouwvergunning zou kunnen krijgen, is door Bekooij geteekend, al is het dan onder protest, zoodat daaraan per slot van rekening moeilijk iets te veranderen is, tenzij de Raad wil ingaan op den princi- pieelen kant van de zaak in verband met art. 1 der ver ordening op het bouwen en sloopen. Bekooij voert in zijn adres wel aan, dat hij niet begonnen was met bouwen, voordat hem de vergunning was verleend, en dat de ambtelijke rapporten in dat opzicht onjuist zijn, maar spreker wijst erop, dat in de toelichting op het eerste adres van Bekooij letterlijk geschreven staat, dat de bouw reeds in vollen gang is en dat de reeds aangevangen ver bouwingswerkzaamheden met aanzienlijke kosten gepaard gaan. Bekooij heeft aan spreker verklaard, dat hij daar mede bedoeld heeft de voorloopige werkzaamheden, welke voor de verbouwing noodig waren en vooruit konden worden verricht, maar dit neemt niet weg, dat men moet vast houden aan de verklaring in de toelichting, dat de bouw reeds begonnen was. Daardoor wordt de waarschijnlijkheid, dat de ambtelijke rapporten juist zijn, grooter, ofschoon Bekooij volhoudt, dat pas op 12 Januari met het sloopen van het perceel, dat verbouwd zou worden, is begonnen. In verband met het onderzoek, dat heeft plaats gehad, hebben verschillende dingen spreker onaangenaam getroffen. In de verschillende rapporten heeft hij helaas de mede- Adres van W. K. Bekooij in zake grondoverdracht. (van Es e.a.) deeling gemist, dat de personen, die met het onderzoek belast waren, zich persoonlijk met Bekooij in verbinding hebben gesteld. Spreker had gaarne gezien, dat dit was geschied, omdat Bekooij beweert, dat hem indertijd de toezegging is gedaan, dat hij wel kon gaan bouwen, maar als Bekooij nadere inlichtingen geeft, blijkt, dat die toe zegging niet tegenover hem is geschied, maar tegenover den aannemer Gijsman. Daarop kan Bekooij zich dus nooit beroepen, want een boodschap kan verkeerd zijn over gebracht. Het ware beter geweest, indien de betrokken hoofden van dienst met Bekooij persoonlijk hadden ge confereerd; zij waren dan wellicht tot een beter resultaat gekomen, want men raakt in elk geval met de data in de war. Spreker zal niet tegen het praeadvies van Burge meester en Wethouders kunnen stemmen, omdat, zooals hij reeds zeide, de overeenkomst door Bekooij is geteekend, al is het dan ook onder protest. Daardoor vervalt de reden om op het eenmaal genomen besluit terug te komen. Spreker wil wel verklaren, dat Bekooij hem persoonlijk enkele gevallen heeft genoemd, waarin heel anders was ge handeld dan in zijn geval. Op 19 Januari heeft hij betaald 10 30 aan onkosten voor de overdracht, plus 25.terwijl hij aan spreker een paar gevallen heeft genoemd, waarin een andere gedragslijn is gevolgd. Spreker kan niet contro leeren, of dat juist is. Spreker zal die gevallen niet in het openbaar noemen, maar hij wil ze wel hij heeft namen en adressen genoteerd aan den Wethouder mededeelen, met verzoek een nader onderzoek in te stellen. Wellicht hoort hij er dan later nog wel van. Spreker zou het natuurlijk wel betreuren, wanneer hetzij een ambtenaar, hetzij een onderdeel van dezen dienst bij dergelijke besluiten de menschen verschillend behandelde; dat zou natuurlijk absoluut ontoelaatbaar zijn. De heer Eikerbout heeft uit de stukken een pooveren indruk gekregen. Allereerst zegt de Directeur van Bouw- en Woning toezicht, dat er op 13 October een ambtenaar geweest is, die in zijn zakboekje noteerde, dat daar gebouwd werd. Kunnen er geen nadere documenten zijn dan alleen een zakboekje? Wanneer een ambtenaar iets constateert, moet hij dat tegenover zijn chefs toch in een rapport verwerken, wat hier niet gebeurd schijnt te zijn. Daarin is die ambtenaar in gebreke gebleven. Na 2 jaar komt men daarop terug en wordt geconstateerd, dat dit op 13 October is geschied, hoewel volgens verklaring van Bekooij die ambtenaar niet bij hem is geweest en ook niet door hem gezegd is, dat hij wel tot verbouwing moest overgaan, omdat de keuken nu aan wind en weer was blootgesteld. Tot die verbouwing is niet overgegaan wegens ziekte van de moeder van Bekooij; eerst na haar overlijden, in Januari, kon men daartoe over gaan. Bovendien heeft de aannemer op 12 Januari aan Bouw- en Woningtoezicht te kennen gegeven, dat hij begonnen was met afbraak en opbouw van de keuken; op zijn rekening van 10 Maart 1931 staat: werkzaamheden verricht in de maand Januari; wanneer dit werkelijk in October 1930 was gebeurd, dan was die post van een vorig jaar en dan zou op die rekening ook wel vermeld zijD, dat toen de eerste werkzaamheden begonnen zijn. Hier zijn dingen gebeurd, die niet door den beugel kunnen tegenover de betrokkenen is gehandeld op een wijze, die niet goed is. De heer Splinter begrijpt toch eigenlijk niet, hoe alle raadsleden zich deze zaak zoozeer aantrekken als hier tot uiting komt. Wanneer Bekooij in zijn beide adressen zegt, dat hij onrechtmatig behandeld is, maar hij komt met die zaak pas na twee jaar, dan heeft hij dat onrecht toch ook niet diep gevoeld; anders zou hij eerder herstel van recht aan den Raad gevraagd hebben. Wellicht ware hij nog niet met deze adressen gekomen, als de gemeente hem niet kort geleden tegemoet was gekomen door hem ƒ160.te be talen voor grond, welken de firma van Hoeken reeds aan de gemeente had overgedragen. Het gemeentebestuur heeft hem daardoor geholpen om een eigendomskwestie met de firma van Hoeken uit den weg te ruimen. Nu maakt hij van die gelegenheid gebruik om deze zaak ter sprake te brengen, welke reeds twee jaar oud is. Dit komt spreker voor een zeer zwak punt te zijn in de beweringen van Bekooij. Er is veel gestreden over data en over de vraag, wanneer en wie iets gedaan heeft, maar spreker heeft er reeds op gewezen, dat dit altijd zal blijven een strijdvraag tusschen de betrokken diensten, in casu het Bouw- en Woningtoezicht en Gemeente werken, eenerzijds en Bekooij anderzijds. Bekooij zegt, dat hij niet begonnen is zonder vergunning, de ambtenaren zeggen van wel en ten slotte heeft het gemeentebestuur dan alleen maar te aanvaarden de daarover ingekomen rapporten, die zooveel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 12