MAANDAG 28 NOVEMBER 1932. 417 Adres van W. K. Bekooij in zake grondoverdraeht. (Manders e.a.) is en vanuit den Raad is gesanctionneerd; ze strookt met de uitlegging, welke men meent aan de artikelen 1 en 2 van de bouwverordening te moeten geven. In dit verband zou spreker gaarne willen weten, wat omtrent het adres van van den Bosch bekend is, en of aan de ervaring, welke Burgemeester en Wethouders daarmede hebben opgedaan, door het College eenige consequentie is vastgeknoopt. Hij zou onder geen voorwaarde voor één persoon een bijzondere gedragslijn gevolgd willen zien. De heer Donders heeft in de vorige vergadering zijn stem gegeven aan bet voorstel van den heer Schüller, vooreerst, omdat hem de zaak-Bekooij nog niet duidelijk was, en in de tweede plaats ten einde de gelegenheid te krijgen over deze kwestie, welke reeds zoo dikwijls in den Raad is be sproken, nog eens principieel het woord te voeren en te pogen haar eindelijk tot een oplossing te brengen. De Voorzitter zegt, dat de heer Donders vrij onverwacht met die principieele bespreking komt. Had hij dit tevoren aangekondigd, dan hadden Burgemeester en Wethouders zich daarop kunnen voorbereiden, wat ze nu niet hebben kunnen doen. Er is aan hen door-den heer Schüller alleen gevraagd om inlichtingen, hoe de gang van zaken in dit bijzondere geval was geweest. Het gaat over den inhoud van eenige rapporten en over het vaststellen van eenige data en feiten, maar allerminst over de principieele zijde van de zaak. Had spreker geweten, dat de heer Donders een principieele be spreking wenschte, dan had hij er geen oogenblik over ge dacht, in verband met de aan den heer Coster gedane be lofte, dit voorstel te laten voorafgaan aan de belangrijke punten der agenda, welke nog volgen. Als er een langdurige discussie moet komen, waarop van de zijde van Burgemeester en Wethouders toch niet diep kan worden ingegaan, kan de behandeling van die punten in het gedrang komen. De heer Donders antwoordt, dat de mededeeling, dat Burgemeester en Wethouders op een principieel debat niet zijn voorbereid, op hem indruk maakt en hem tot het inzicht brengt, dat het wellicht minder wenschelijk is thans tot een principieele beslissing te komen. Toch acht spreker het gewenscht, in deze zoo spoedig mogelijk een principieele beslissing uit te lokken. De meening, welke voortd irend van de zijde van Burgemeester en Wethouders wordt verkondigd, als zou deze zaak besproken moeten worden bij de wijziging der bouwverordening, is onjuist. Het gaat hier niet over een wijziging van de bouwverordening, maar over de toe passing daarvan. Er behoeft niet gewacht te worden op een wijziging van de verordening; de Raad kan een beslissing nemen over de toepassing ervan. De toepassing, zooals die thans plaats heeft, is in flagranten strijd met de wet, speciaal met artikel 6 der Woningwet, zooals die in 1931 is gewijzigd. Nu is het gevaar niet denkbeeldig, en daarom wenscht spreker een spoedige beslissing, dat de gemeente wegens onrechtmatige overheidsdaad wordt aangesproken op grond van een toepassing van de bouwverordening in strijd met artikel 6 der Woningwet; dat kan elk oogenblik gebeuren; waar de gemeente daaraan niet langer blootgesteld mag worden, is het van het grootste belang hier spoedig een principieele beslissing te nemen. Spreker stelt dus voor, deze zaak aan te houden, waardoor we tevens gelegenheid krijgen om principieel over de toepassing der bouwverordening te beslissen. De Voorzitter deelt mede, dat is ingekomen een voorstel van orde van den heer Donders, luidende „Ondergeteekende stelt voor agendapunt 33 aan te houden." Dit voorstel wordt voldoende ondersteund en maakt der halve een onderwerp van beraadslaging uit. De Voorzitter zegt, dat het College het niet geheel eens is met den heer Donders; tegen diens opmerkingen is wel een en ander in te brengen, maar het College heeft geener lei bezwaar tegen aanhouding van dit punt in afwachting van een principieele bespreking. De heer Schüller heeft zoowel nu als op 10 October het principieele punt buiten beschouwing gelaten, daar z. i. deze zaak geheel op zichzelf staat, hoe men ook denkt over de uitvoering der bouwverordening, zooals ze nu is of zooals ze moet zijn volgens de Woningwet. Deze zaak kan echter los van dezen gedachtengang vanmiddag tot een beslissing komen. Deze grond is al overgedragen vóór de wijziging der Woningwet; Bekooij kan zich dus niet op die wijziging der Adres van W. K. Bekooij in zake grondoverdraeht. (Schüller e.a.) Woningwet beroepen. Deze zaak staat daarvan dus los en moet dus ook losgemaakt worden van het principieele debat. De heer Huurman vraagt, of, indien dit punt aangehouden wordt, de zaak-Bekooij is afgedaan. Of kan de Raad daar op dan terugkomen? Na de uiteenzettingen van de heeren Donders en Schüller, kan spreker kort zijn. Spreker had een voorstel willen doen; indien hem daartoe binnenkort gelegenheid wordt gegeven, ziet hij nu van het woord af. Den heer Wilbrink bevreemdt het, dat de heer Donders juist bij dit geval een principieele uitspraak wenscht, want vóór de stemming heeft spreker uitdrukkelijk gevraagd, of de voorstellers hier een principieele uitspraak wilden in dien zin, dat voortaan voor een bouwvergunning niet overdracht van grond aan de gemeente werd gevraagd, zoodat de ge meente haar recht van verleening van bouwvergunningen misbruikte om anderen grond afhandig te maken. Nu wil de heer Donders hierbij een principieele uitspraak, terwijl dit indertijd, bij het voorstel tot aanhouding van deze zaak, absoluut op zijde is gezet, waartegen de heer Donders zich toen niet heeft verzet, en dan acht spreker het onjuist om nu een principieele uitspraak te vragen. Deze zaak moet zoo spoedig mogelijk behandeld worden; daarvoor acht spreker de begrooting, die binnenkort toch behandeld moet worden, een zeer geschikte gelegenheid. Spreker vindt het buiten gewoon gezocht van den heer Donders om het nu principieel aan de orde te stellen. Had hij den vorigen keer het prin cipieel aan de orde willen stellen, dan had dit voorstel on getwijfeld sprekers stem gehad, maar nu heeft het College gelijk. De heer Manders gevoelt eenerzijds voor de opmerking van den heer Schüller, dat deze zaak moeilijk gekoppeld kan worden aan het later te nemen principieele besluit, maar anderzijds moet toch ook een eventueel later principieel besluit invloed hebben op deze zaak-Bekooij, want die staat er nauw mee in verband. Wanneer men later besluit, principieel hiertegenover afwijzend te staan, dus om een zelfde gedragslijn te blijven volgen, dan kan men in dit geval toch niet een andere gedragslijn innemen. Daarom wil spreker toch gaarne deze zaak afgescheiden houden van het straks te nemen principieele besluit, al staat het er ook mee in verband. De zaak-Bekooij zou dus toch wel gelijk tijdig behandeld kunnen worden, maar buiten verband met dat principieele besluit. Spreker wil dus een amendement voorstellen op het voorstel-Donders, om deze zaak aan te houden. De Voorzitter zegt, dat op een dergelijke motie geen amen dement kan worden ingediend. De heer Manders kan een zelfstandig ander voorstel doen. De heer Manders stelt dan voor, het in den volgenden Raad te behandelen. De heer Kooistra zal tegen het voorstel-Donders stemmen, daar dit zoo ongelegen komt. Later, wanneer het verworpen is, moet men toch een principieele uitspraak over deze zaak hebben. Dat spreker nu stemt tegen het voorstel-Donders, beteekent niet, dat hij zich uitspreekt tegen een principieele uitspraak. De zaak-Bekooij kan best in deze vergadering behandeld worden. De heer Schüller zegt, dat bij aanneming van het voorstel- Donders dit adres wel behandeld zal worden, maar dan geeft men tevens te kennen, dat tegelijk een principieel debat daarover gehouden zal worden en daaraan wenscht spreker niet mede te werken. De Voorzitter zegt, dat men onmogelijk kan eischen, dat over deze zaak nog een principieel debat zal plaatshebben; dat zou niet practisch zijn. Wil men een principieel debat hierover, dan moet daarvoor een gelegenheid gemaakt worden, zoodat het College daarop gepraepareerd is. Het is evenwel niet verstandig, dit nu te doen; de Raad kan zich elk oogenblik een dergelijke gelegenheid verschaffen. Bij de bespreking van deze zaak zou spreker het principieele daarbuiten willen houden; dat kan niet anders dan vertroe belend werken. Het voorstel van orde van den heer Donders wordt ver worpen met 25 tegen 9 stemmen. Tegen stemmen: de heeren Simonis, Schüller, Bosman, van Rosmalen, Verweij, van Eek, Vallentgoed, Kuipers,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 11