148 veiliger oorden kunnen verhuizen. Er moet derhalve naar worden gestreefd, om de groep der belastingbetalers zooveel mogelijk uit te breiden. Indeeling in de 2e klasse nu gaat geheel in die richting, een maatregel, waartoe, blijkens het onlangs verschenen Maandschrift van het Centraal Bureau voor de Statistiek per 30 September 1932, reeds voor het belastingjaar 1932/'33 64 gemeenten zijn overgegaan, terwijl het aantal 2e klasse-gemeenten zich nog dagelijks uitbreidt. Bovendien heeft deze maatregel nog het voordeel, dat, be halve de meerdere belasting in hoofdsom, ook de in te voeren rijksopcenten over het classificatie-verschil ten bate van de gemeente komen. De meerdere opbrengst der hoofdsom raamt de Rijks inspecteur voor 1933/ 34 op 45.000.de bestaande 60 gemeentelijke opcenten over de meerdere hoofdsom leveren nog 27.000.op, zoodat de bate uit indeeling in de 2e klasse kan worden geraamd op 72.000.voor een vol belastingjaar, waarvan 2/3 of 48.000.ten goede komt aan de begrooting 1933. Bereikt het ingediende wetsontwerp tot heffing van rijks opcenten het Staatsblad dan zal bovendien nog een som van 14.400.— worden ontvangen. Bij het samenstellen van de begrooting is uiteraard ook hiermede geen rekening kunnen worden gehouden. Wij hebben er prijs op gesteld nu reeds van onze voor- loopige meening in dezen te doen blijken, vermits in de ontwerp-begrooting, ter verkrijging van het evenwicht, de dekkingsmiddelen volledig behoorden te worden voorge dragen. Toch behoeft nog niet bij de behandeling van de begroo ting de definitieve beslissing omtrent den te bewandelen weg te worden genomenaangezien het belastingjaar 1933/'34 eerst op 1 Mei a.s. aanvangt, kan de aangelegenheid in Maart of April nader onder oogen worden gezien. Aan dit uitstel is tevens het voordeel verbonden, dat dan nog rekening kan worden gehouden met eventueele wijzigin gen in den financieelen toestand, als b.v. van het Rijk aanmerkelijk hoogere bijdragen in den crisis-werkloozen- steun mochten worden ontvangen, dan thans geraamd zijn. Verslechtering is natuurlijk ook mogelijk, indien b.v. de werkloosheid zich nog meer uitbreidt. Recapituleerende, wordt het tekort over 1932 en 1933 als volgt gedekt: Telcort 1932 1 399.600.— Dekkingsmiddelen. Besparing exploitatielasten Licht fabrieken 105.224. Reserves voor winstfluctuaties en voor verschillende voorzieningen 175.000. Algemeene reserve119.376. 399.600.— Tekort 1933 Dekkingsmiddelen. Besparing exploitatielasten Licht fabrieken Bouwreserve idem Reserve Grondbedrijf Batig saldo 1931 Vermindering subsidies, enz Verhaal pensioensbijdragen Indeeling gemeente 2e kl. gem. fondsbelasting 602.193.— 96.110.— 69.819.— 81.222.— 214.708.— 17.334.— 75.000.— 48.000.— 602.193.— Wanneer wij thans onze beschouwingen samenvatten, kunnen wij zeggen, dat de financieele toestand wel bijzonder ernstig is, doch niet hopeloos. Door een zeer zuinig beheer zijn wij er tot nog toe in geslaagd aan de moeilijkheden het hoofd te bieden, terwijl ook bij de thans aangeboden be grooting ten aanzien van nog geen enkel terrein een voor stel behoefde te worden, gedaan om de bemoeiingen der gemeente geheel te doen ophouden. In het vorenstaande is echter, vertrouwen wij, wel vol doende aangetoond, dat een uiterst zuinig beheer, en be perking op velerlei gebied een onafwijsbare eisch is, wil de gemeente in staat blijven de enorme uitgaven voor werk- loozen- en armenzorg te bekostigen. Dit geldt niet slechts den gewonen dienst, maar ook den kapitaaldienst. Tegen overbelasting van de gemeente in dit opzicht moet worden gewaakt; het is wel gemakkelijk om groote uitgaven uit geld - leening te doen, doch men vergeet maar dikwijls al te zeer, dat rente en aflossing den gewonen dienst gedurende een lange reeks van jaren bezwaren en dat, wanneer later de magere jaren komen, waarin men er niet aan zou denken dergelijke uitgaven te doen, de last van rente en aflossing onevenredig zwaar gaat drukken. De noodzakelijkheid van beperking der kapif aalsuitgaven heeft ons College aanleiding gegeven om met Gedeputeerde Staten in overleg te treden omtrent den kapitaaldienst. Een reden daartoe was ook gelegen in de omstandigheid, dat de goedkeuring van Gedeputeerde Staten op verschillende be grotingsstaten betreffende buitengewone werken op zich liet wachten, doordat dit College vooraf het aangaan van een geldleeniug op langen termijn vorderde en daarnaast dikwijls nog de noodzakelijkheid van het werk nader wenschte te zien toegelicht en aangetoond. Dit overleg heeft er toe geleid nauwkeurig na te gaan, welke werken noodzakelijk tot stand moesten worden gebracht om te voorkomen, dat de belangen van de gemeente ernstig zouden worden geschaad, b.v. door verlies aan inkomsten, of door het vastloopen van den dienst; de andere werken als behoorende tot de categorie „wenschelijke" zouden dan voorloopig moeten blijven rusten. In dat onderzoek werden uiteraard ook betrokken de nog niet in uitvoering zijnde werken, waarvoor reeds door Uwe Vergadering gelden op de begrooting waren gebracht. Na ampele overweging werden voorloopig op dat werkplan geplaatst de volgende, toen reeds door Uwe Vergadering, goed gekeurde werken: 1. Aanleg weg tusschen den Rijnsburgerweg en den Maredijk (hiervan komt ƒ48.500.ten laste van den gewonen dienst)31.500. 2. Openbare bewaarschool Verlengde Atjeh- straat50.000. 3. Gedeeltelijke verbetering van den Zijlsingel 14.400. 4. Speeltuin Oosterkwartier14.900. b. de volgende toen nog bij U aanhangig te maken werken 5. Verbetering Burcht30.000. 6. Reorganisatie Gem. Reinigings- en Ont- smettingsdienst119.400. 7. Verbouwing H.B.S. v. Meisjes78.000. 8. Straataanleg bij school Leidsche Hout 18.200. 9. Politieposthuis Steenstraat 11.700.- 10. Verbouwing gemeentehuis c.a8.800. 11. Verbetering Hooge Rijndijk 50.000. 12. Verbouwing school Zuidsingel19 000. 13. Verbetering spoorwegovergang Morschweg 13.530. De meeste der sub b genoemde zaken werden inmiddels reeds bij Uwe Vergadering ter tafel gebracht. Ten behoeve van deze uitgaven en mede met het oog op de voldoening van reeds aangegane verplichtingen was het aangaan van geldleening tot een bedrag van ƒ600.000noodig; ook dit is, gelijk U bekend is, inmiddels geschied, terwijl ook de afdoening van de verschillende zaken door Gedeputeerde Staten nu vlot verliep. Als resultaat van het mondeling en schriftelijk overleg met Ged. Staten kon op dat werkplan geen plaats worden gegeven aan de volgende reeds op de begrooting voorko mende werken, op grond, dat zij niet tot de categorie „onvermijdelijke" konden worden gerekend: 1. Centrale rioleering wijk XII69.300. 2. Verbetering verbinding Geeregracht. 17.200. 3. Zuidelijk rioolgemaal bij de Geeregracht 62.000. 4. Persleiding Zuidelijk rioolgemaal17.000. 5. Vergrooting gymnastieklokaal Maresingel (opgenomen in de primitieve begrooting 1932) 8.000. 6. Recreatie-gebouw „Endegeest" c.a83.000. Deze werken zullen derhalve van de begrooting moeten worden afgevoerd, waartoe wij bij afzonderlijk voorstel een begrootingsstaat ter vaststelling aanbieden. Wij willen hiermede niet te kennen geven, dat de lijst van urgente werken thans definitief is afgesloten; deze lijst is zeker nog voor uitbreiding vatbaar en het ligt dan ook in ons voornemen binnenkort o. a. een uitgebreider plan tot verbetering van den Zijlsingel in te dienen dan waartoe reeds werd besloten; wel zal men in het oog moeten houden, dat aan twee eischen moet worden voldaan: 1°. dat voor nog te doene kapitaalsuitgaven dekking in den vorm van een leening met langen looptijd aanwezig is, en 2°. dat de werken voor de belangen van de gemeente inderdaad onvermijdelijk zijn. In dat verband moeten wij ook enkele besprekingen wijden aan de kwestie van de demping van het Levendaal. Deze kwestie is thans van den technischen kant geheel bezien en doet zich nog uitsluitend voor als een vraagstuk van financieelen aard. Uit de besprekingen met Ged. Staten over de sub 3 en 4 van bovenstaand staatje genoemde werken (stichting Zuidelijk rioolgemaal en persleiding) welke werken als inleidende werken op het groote dempingsplan- Levendaal kunnen worden beschouwd, heeft ons College den indruk gekregen, dat Ged. Staten van het noodzakelijke,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 4