MAANDAG 10 OCTOBER 1932. 377 (Voorzitter e.a.) verordeningen wordt bekeken. Burgemeester en Wethouders hopen de zaak in de volgende vergadering aan de orde te j kunnen stellen. De heer Coster zegt, dat hij, toen in October 1930 werd voorgesteld het perceel aan den Nieuwen Rijn te verhuren aan Worst, heeft gevraagd, of in het huurcontract niet kon worden bepaald, dat in dat perceel geen sterke drank mocht worden verkocht, omdat het anders weieens zou kunnen gebeuren, dat in een huis van de gemeente clandestien sterke drank werd verkocht, waarop de Voorzitter antwoordde, dat dit volgens de Drankwet niet mocht. In September 1931 is die persoon geverbaliseerd wegens den verkoop van sterken drank. Spreker heeft in de vergadering van 29 September d. a. v. Burgemeester en Wethouders daarop gewezen en hij kreeg ten antwoord, dat, als het weer gebeurde, de huur van het perceel zou worden opgezegd. Nu vernam spreker, dat de man voor de tweede maal is geverbaliseerd. Is dat juist, welke maatregelen denken Bur gemeester en Wethouders dan tegen dezen huurder te nemen De Voorzitter antwoordt, dat er een onderzoek zal worden ingesteld. De heer Groeneveld wil, zich aansluitende bij de klacht van den heer Eikerbout over den toestand van den Zijlsingel, wijzen op den toestand, waarin zoowel de Hooge als de Lage Morschweg zich bevinden. Vooral de Lage Morscbweg ver keert in een veel slechter toestand dan de Zijlsingel. Er is daar een riool gelegd en den omwoelden grond heeft men zoo maar laten liggen, zoodat de Raadsleden zich wel zullen kunnen voorstellen hoe de toestand er is. Een afdoende ver betering van het wegdek is op dit oogenblik misschien nog niet mogelijk, maar het is toch dringend noodig, dat de weg eenigszins begaanbaar wordt gemaakt. De Voorzitter antwoordt, dat Gemeentewerken aan deze zaak de noodige aandacht zal schenken. De heer Wilbrink sluit zich aan bij de klachten, door ver- (Wilbrink e.a.) schillende zjjner medeleden over de wegen geuit. Hij heeft j den euvelen moed gehad om over den Lagen Morschweg te gaan en hij dacht, dat hij er niet door zou komen. Het is treurig, zooals die weg er bij ligt. Kan men hem niet ver harden, laat men hem dan althans wat afwerken. Op verzoek van het College is het toezicht op de lantaarns, aan de politie opgedragen; vroeger geschiedde dit door per soneel der Lichtfabrieken; wanneer lantaarns niet brandden, overdag bleven branden, en des avonds uitgingen, dan wel bleven branden, werd daarin vrij spoedig voorzien, maar nu ontbreekt aan het toezicht alles; herhaaldelijk gebeurt het, dat lantaarns op gevaarlijke plaatsen, b.v. op den hoek van de Waardgracht tegenover de brug of op de Oranjegracht, 3 nachten achter elkaar niet branden. Men moet tot het oude systeem terugkeeren, hoe eerder hoe beter; de Lichtfabrieken kunnen even goedkoop een paar mannetjes vinden om daarop toezicht te houden; vroeger geschiedde dit veel beter dan nu. De Voorzitter is volmaakt op de hoogte met de klachten, die door hem reeds onderzocht en met den Commis saris besproken zijn. De zaak ziet er voor het politietoezicht niet zoo slecht uit als men wel denkt, maar spreker heeft onmiddellijk den Commissaris en den Directeur der Licht fabrieken gevraagd de zaak onder oogen te zien en de noodige verbeteringen in de werkwijze aan te brengen. Spreker gelooft niet, dat het aanwijsbaar is, dat het toezicht door de politie de zaak slechter zou maken. In elk geval wordt deze zaak door den Commissaris en den Directeur onder oogen gezien. De heer Romijn deelt, in antwoord aan den heer Wilmer, mede, dat de regeling ten aanzien van het regenverzuim bij de werkverschaffing zoo is, dat de eerste 3 uren per week gekort worden, terwijl voor de volgende regenuren wordt uitbetaald 32 cent per uur. Spreker zal gaarne onderzoeken, in hoeverre dit een onhoudbaren toestand in het leven ge roepen heeft, zooals de heer Wilmer medegedeeld heeft. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Buiten de agenda om werd nog behandeld een voorstel in zake het verstrekken van cokes (blz. 369). Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 19