376 MAANDAG 10 OCTOBER 1932. Interpellatie-Kooistra in zake ovcrstrooming Parkstraat. (Splinter e.a.) Gemeentewerken heeft, maar men heeft Gemeentewerken toch niet opgebeld; spreker heeft alleen te verklaren, waarom de brandweer niet gekomen is. De commandant van de brand weer heeft hem medegedeeld, dat zijn materieel er niet op ingericht is om dergelijke hulp te verleenen; bij die verklaring heeft spreker zich neer te leggen. De heeren Kooistra en Schriller zeggen nu wel, dat het wel had gekund, maar het oordeel van den commandant heelt ten deze voor hem meer waarde. De heer Huurman heeft reeds duidelijk geantwoord op de vraag van den heer Groeneveldhoe het komt, dat deze huizen zoo laag zijn; terecht is opgemerkt, dat de ambtenaren, die daaraan in 1918 en 1919 gewerkt hebben, al overleden of vertrokken zijn; spreker kan dus geen verhaal meer zoeken op hen. Het komt er nu op aan om in overleg met de bouw- vereeniging een oplossing te zoeken. De heer Kooistra had niet de bedoeling, eenige onaangename woorden aan het adres van overledenen te plaatsen, zooals de heer Huurman zeide, doch heeft alleen gezegd, dat de archi tecten waren Mulder en Buurman, maar heeft hen niet ge- disqualificeerdde heer Mulder werd hier als architect toch hoog aangeschreven. De heer Huurman vroeg verder, waarom spreker in andere gevallen ook niet voor de menschen opkomt. Wanneer spreker dergelijke dingen van andere menschen hoort, dan komt hij even goed voor die personen op, ook al zitten zij niet in vereenigingen. Zoo heeft spreker ook b.v. bij het gebeurde op den Maresingel getracht schadeloosstelling voor dien per soon te verkrijgen. Nu heeft de heer Splinter toegezegd, dat in overleg met de Vereeniging tot Bevordering van den Bouw van Werk manswoningen getracht zal worden een oplossing te vinden, waardoor geen overstroomingen meer zullen plaats vinden, maar hij heeft niet medegedeeld, dat overleg zal worden gepleegd over de vergoeding der aangerichte schade. Spreker meent, dat het op den weg van de gemeente ligt dit laatste te doen, omdat, zooals hij duidelijk heeft aangetoond, de gemeente niet geheel vrij uitgaat, en hij behoudt zich voor om, indien deze aangelegenheid weer eens in den Raad ter sprake komt, al het mogelijke te doen ten einde te bevorderen, dat de menschen schadevergoeding krijgen. De heer Schüller vraagt, of hij goed begrepen heeft, dat Burgemeester en Wethouders het technisch rapport, het rapport van den commandant van de brandweer en alle andere stukken, op de zaak betrekking hebbend, in de Lees kamer ter visie zullen leggen. De heer Splinter verklaart zich nogmaals bereid het rapport ter visie te leggen. Van den commandant heeft spreker mon deling inlichtingen ingewonnen. De Voorzitter verklaart hiermede de interpellatie voor gesloten. Spreker vraagt, of thans een der leden nog iets in het belang van de gemeente in het midden heeft te brengen. De heer Wilmer zegt, dat aan den Rijnsburger weg een werk wordt uitgevoerd in werkverschaffing, n.l. de aanleg van de Houtlaan. Het is bekend, dat bij werken in werk verschaffing geen hooge loonen worden uitgekeerd, maar dezer dagen vernam spreker, dat hier op de werknemers een groot deel van het risico van het slechte weer drukt. Er kunnen omstandigheden zijn, waaronder het gerechtvaardigd is, dat de werkgever het risico van het slechte weer geheel of ge deeltelijk op de werknemers laat neerkomen, maar die om standigheden zijn hier zeker niet aanwezig, waar de werkgever in ieder geval dat risico beter kan dragen en de loonen zoo danig zijn, dat niet minder ontvangen mag worden dan bij een voltallige week ontvangen wordt. Het kan zijn, dat er niets aan te veranderen is, omdat de gemeente bij werk verschaffing zich aan bindende voorschriften te houden heeft, en als dat zoo is, dan betreurt spreker dat en zal hij ernstig hebben te overwegen, of hij wel ooit weer zijn stem zal geven aan een voorstel tot het doen uitvoeren van een werk in werkverschaffing. Intusschen geeft spreker aan Burgemeester en Wethouders en den betrokken Wethouder in overweging deze arbeiders schadeloos te stellen voor het verlies aan loon. De loonen zijn zoo, dat, als het in een week 3 of 4 uur regent, er zoo veel afgaat, dat het bedrag, hetwelk wordt ontvangen, haast nadert aan dat, hetwelk verschillende menschen zouden krijgen, als zij niet werkten. Spreker verzoekt Burgemeester en Wet houders te voorkomen, dat aan het einde van de week ten gevolge van het slechte weer loonen worden uitgekeerd, waarvan de menschen zelfs niet op zeer bescheiden wijze kunnen leven. (Kuipers e.a.) De heer Kuipers vraagt nu voor de derde maal in dit jaar, wanneer het ambtenaren- en werkliedenreglement nu eens in orde komt. Spreker heeft deze week wel een oproeping gehad voorde algemeene ambtenaren- en werkliedencommissie, doch voor een geheel ander voorstel, n.l. een loonkorting van 5 Op 1 September 1931 had dit reglement, volgens de wet, ook in Leiden ingevoerd moeten worden. De heer Tepe zegt, dat het gecombineerde reglement voor ambtenaren en werklieden reeds eenigen tijd in concept ge reed is en in een van de eerstvolgende vergaderingen van het College behandeld zal worden; daarna gaat het naar het ge organiseerd overleg. Mevrouw de Clerde Bruijn vraagt, hoe het nu staat met het nieuwe terrein, dat aan de speeltuinvereeniging Wester kwartier zou worden toegewezendie vereeniging weet officieel nog niets, hoewel in de raadszitting van 11 Januari j.l. is toegezegd, dat aan die plannen gewerkt zou worden. Die vereeniging zou echter gaarne de plannen weten voor het voorjaar, want doordat de kinderen in den winter toch niet kunnen spelen, is het verloop der leden van deze vereeniging buitengewoon groot, wat haar natuurlijk niet ten goede komt. Bovendien is de pompinstallatie op het terrein zeer slecht; die moet vernieuwd wordenook met het oog op de groote kosten, daaraan verbonden, zou de vereeniging gaarne weten, hoever die plannen nu waren. De heer Splinter kan daarop geen antwoord geven. Dit stuk grond is toegewezen aan de Vereeniging tot Bevordering van den Bouw van Werkmanswoningen; de architect is bezig met het maken van plannen; daartusschen kan een speel tuin komen. Mevrouw de Clerde Bruijn vraagt, hoe de Wethouder dan in de vergadering van 11 Januari 1932 heeft kunnen zeggen, dat die piannen in verren staat van voorbereiding waren. De heer Splinter heeft die plannen nog niet vastgesteld die plannen worden op het oogenblik uitgewerkt. De heer Bergers vraagt, hoe het College er over denkt om zich voorloopig, zoolang de Thermo-chemische Fabrieken niet in werking zijn, ter destructie van het vieesch aan te sluiten bij de N. V. G. E. K. R. O. Dit is ook in de Commissie voor het Slachthuis behandeld; spreker heeft daarvoor sterk ge streden, omdat het directe bezuiniging geeft. De heer Eikerbout vestigt de aandacht op den onhoudbaren toestand van den Zijlsingel, waarop de heer Groeneveld in een vorige zitting reeds heeft gewezen; sinds den zwaren regen van den laatsten tijd is het er niet beter op geworden. Vanaf de Singelbrug tot aan de Evertsenstraat heeft spreker 500 gaten in de bestrating geteld, zoodat men voor den ge- heelen singel dan op ongeveer 2000 gaten komt; dat is niet overdreven. Het te repareeren, is geld weggooien; er zullen straks wel weer 3 of 4 man komen, die er basaltsteenen op gooien en daarop aarde leggen, maar als er dan een auto passeert, rijdt die het weer weg en heeft men den ouden toestand weer. Wanneer te eeniger tijd tot uitvoering van de rioleering wordt overgegaan, is spreker onbekend, maar laat men dan nu reeds den singel wat afgraven en daarmede de de gaten dicht maken. In de tweede plaats vraagt spreker, of te verwachten is, dat binnenkort een aanvang zal worden gemaakt met het maken van een overdekte plaats op de vee- en de lammeren- markt. De menschen moeten daar in den regen hun werk verrichten. De Voorzitter zegt, dat die laatste zaak spoedig aan de orde komt. Wat betreft de verbetering van het tweede gedeelte van den Zijlsingel, die kwestie komt binnenkort in den Raad. De heer Coster verzoekt, nu zijn voorstel betreffende de winkelsluiting niet op de agenda voor deze vergadering voorkwam, het op die voor de volgende vergadering een zoo danige plaats te geven, dat het zeker in behandeling komt. De Voorzitter antwoordt, dat het voorstel van den heer Coster behandeld zal worden bij de verordening op de winkel sluiting. Het zou onverstandig zijn de zaak in den Raad te brengen, alvorens aan de verschillende opmerkingen, welke zijn gemaakt, op grondige wijze aandacht was geschonken. Er zijn opmerkingen naar voren gebracht, welke noodzakelijk maken, dat de zaak nog eens in de Commissie voor de Straf-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 18