374
MAANDAG 10 OCTOBER 1932.
Interpellatie-Kooistra in zake overstrooming Parkstraat.
(Kooistra e.a.)
3. Hoe denken Burgemeester en Wethouders er over ver
goeding te verstrekken voor de aangerichte schade?
4. Hebben Burgemeester en Wethouders deze aangelegen
heid onderzocht? En welke oorzaken meenen zij hiervoor te
moeten aanwijzen
5. Willen Burgemeester en Wethouders mededeelen, waarom
de aan de brandweer verzochte hulp niet is verleend?
De heer Splinter beantwoordt de door den heer Kooistra
gestelde vragen als volgt:
Ad 1. Burgemeester en Wethouders hebben van het be
doelde krantenbericht kennis genomen.
Ad 2 en 4. Het door den dienst van Gemeentewerken naar
de oorzaken van de overstrooming ingestelde onderzoek heeft
aangetoond, dat de overstrooming een gevolg is geweest van den
buitengewoon zwaren regenval in den bewusten nacht eener-
zijds en de zeer lage ligging van het vloerpeil van de over
stroomde woningen (0.90 M. a 1 M. beneden liet normale peil)
anderzijds, welke lage ligging veroorzaakt is door een belang
rijke verzakking der perceelen.
Bij een dergelijken regenval kan de rioleering niet dadelijk
al het water verzwelgen. Dit geeft geen last voor woningen,
welke op het normale peil liggen, doch woningen die beneden
dat peil liggen, hetwelk met de overstroomde woningen,
zooals gezegd, het geval is, moeien overlast van het niet
onmiddellijk door de rioleering afgevoerde water ondervinden.
In het onderhavige geval was dit des te erger, omdat de
straat vóór de overstroomde woningen, in verband met de
verzakking steeds lager gelegd moest worden en dus ook het
niet onmiddellijk door de rioleering afgevoerde regenwater
van de naaste omgeving naar het straatgedeelte vóór de
overstroomde woningen is afgevloeid.
Dit staat in ieder geval vast, dat van een onvoldoende
functionneering van de straatrioleering door verstoppingen of
anderszins geen sprake is geweest. Juist enkele dagen vóór
de overstrooming waren de straatkolken nog gereinigd en
geïnspecteerd.
Blijkens een van de woningbouwvereeniging ingekomen
schrijven overweegt zij wat haar te doen staat, teneinde het
blijvend onderloopen van de woningen bij belangrijken regenval
te voorkomen. Zij heeft zich ter zake reeds tot Burgemeester
en Wethouders gewend.
In overleg met de woningbouwvereeniging zal worden
nagegaan, of het euvel is te verhelpen.
Ad 3. De desbetreffende woningen zijn eigendom van de
Vereeniging tot Bevordering van den Bouw van Werkmans
woningen en door deze vereeniging verhuurd. Het verleenen
van een schadevergoeding aan de huurders der overstroomde
woningen ligt derhalve niet op den weg der gemeente.
Ad 5. De brandweer kon aan het verzoek om hulp niet
voldoen, omdat met het materieel, waarover deze dienst beschikt,
de verlangde hulp niet kon worden verleend.
De heer Kooistra is door het antwoord van Burgemeester
en Wethouders niet geheel bevredigd, wel gedeeltelijk, omdat
het College toezegt, dat het zal onderzoeken of dit euvel
kan worden weggenomen.
De heer Splinter zegt, dat dit zal geschieden in overleg
met de woningbouwvereeniging.
De heer Kooistra zegt, dat het voor hem eenigszins moei
lijk is, op het antwoord van den Wethouder in te gaan,
omdat hij te weinig technisch onderlegd is. Volgens den
Wethouder liggen die woningen laag, maar spreker moet
betwijfelen of zij nog wel zoo hoog liggen als de Wethouder
het heeft aangegeven, n.l. slechts M. beneden het gewone
waterpeil.
De heer Splinter heeft gezegd, dat zij 1 M. lager liggen
dan het gewone vloerpeil.
De heer Kooistra zegt, dat deze woningen, toebehoorende
aan de Vereeniging tot Bevordering van den Bouw van
Werkmanswoningen, indertijd zijn gebouwd door de architecten
Mulder en Buurman onder toezicht van den dienst van Bouw
en Woningtoezicht der gemeente.
Dat het daar een drassig veenterrein was, was aan de ge
meente en zeker aan Bouw- en Woningtoezicht bekend; de
Kooi behoorde vroeger aan Werner. Er was veel water en
veengrond. Wanneer daar nu gebouwd was onder voorwaarde,
dat geheid moest worden, dan waren zeer zeker die woningen
niet verzakt. Sedert zij gebouwd zijn, zijn die woningen ver
zakt; zij staan dus op zeer laag vloerpeil. De woningen van
de Eendracht aan de overzijde der straat liggen dan ook
40 cM. hooger dan deze woningende huizen aan de
Interpellatie-Kooistra in zake overstrooming Parkstraat.
(Kooistra e.a)
Lombokstraat zijn weer hooger gebouwd en de openbare school
aan de Driftstraat nog hooger, dit wat vloerhoogte boven
het water betreft. Het is dus te begrijpen, dat de laagste
woningen grooten last hebben van het afzakkende water. Nu
is het eigenaardig, dat die woningen dien last pas hebben
ondervonden na het maken van de centrale rioleering, die
over de Ringkade loopt, met een aansluiting op de Parkstraat
in den vorm van een z.g. T-ruimkolk; en een overstortbak,
aan de Ringkade. Deze heeft echter volgens de gegevens, die
spreker heeft gehad, te weinig capaciteit wegens den hoogen
stand van het buitenwater. Vroeger werd het overtollig
hemelwater naar de ringsloot afgevoerd, maar na het maken
van de centrale rioleering was dat niet meer mogelijk, omdat
die afvoer is gedicht. Deze woningen nu hebben na het maken
van de centrale rioleering in 1930 daar zeer veel last onder
vonden van al het water, dat van de hooger gelegen huizen
komt. In Augustus 1931 is er een overstrooming geweest en
in September, den regentijd, van dit jaar heeft men er weer
last van gehad. De oorzaak ligt niet alleen in den lagen
bouw; het riool in de Parkstraat ligt 1.70 M. beneden straat
hoogte, zoodat de loozingen van die woningen op dit riool
voldoende schot hebben; de oorzaak is dus niet de lage stand
van die woningen, maar meer dat zij het water krijgen van
de hooger gelegen woningen en hier te weinig afvoer is voor
snel opkomend water. Dus meer z.g. overstortbakken (oftewel
nooduitlaat) en het euvel zal voor een groot gedeelte zijn ver
holpen.
Wanneer men de situatie ten opzichte van het maken van
de centrale rioleering neemt, dan gaat, te oordeelen naar
hetgeen spreker heeft vernomen, de gemeente niet geheel vrij
uit. De menschen kregen dien nacht tot 40 c.M. water in
hun kamers. Zij zouden gaarne Vs gedeelte van de totale
toegebrachte schade vergoed krijgen, n.l, een bedrag van
543.40. Dat geldt voor de bewoners van de huizen aan de
Parkstraat Nos. 2034 en van de huizen aan de Ringkade
Nos. 13—16.
Wat betreft de kwestie, dat de brandweer geen hulp kon
verleenen, er is hier wel geen vast brandweercorps, maar aan
de wacht is toch altijd iemand aanwezig, die waakt en tele
fonische berichten in ontvangst neemt. In dieri nacht is te
1.40 uur telefonisch om hulp verzocht. De heer Staden, die
dat bericht in ontvangst heeft genomen, heeft het doorgegeven
aan den heer van Lith, die mededeelde, dat geen hulp kon
worden verleend, omdat dit iets was, dat bij de afdeeling
Gemeentereiniging thuis behoorde. Er is nog getracht aan de
Gemeentereiniging hulp te erlangen, ten einde althans het
water weg te krijgen, maar van de brandweer is niets meer
vernomen.
De menschen, die last van het water hebben gehad, hebben
van 's nachts kwart over één tot half vijf gewerkt. Het had,
naar spreker meent, wel op den weg der brandweer gelegen
hier hulp te verleenen. Zij had dat kunnen doen door op den
hoek van de Ringkade een zuigpomp te plaatsen, welke in
den tijd van een kwartier misschien ter plaatse had kunnen
zijn, en op die manier het water in de ringsloot te loozen.
Indien dat was gebeurd, zou het zeker niet tot half vijf hebben
geduurd, alvorens men van het water bevrijd was. Van die
zijde is geen medewerking ondervonden en een zonderlingen
indruk maakt een uitdrukking, door den heer van Lith ge
bezigd in een gesprek, dat deze den volgenden dag had met
een van de bestuursleden der huurdersvereeniging, n.l. dat
de brandweer wel voor vuur, niet voor water is. Als er een
overstrooming plaats heeft en men vraagt aan de brandweer
om een pomp te plaatsen, dan is dat toch niet te veel gevergd.
De gemeente gaat hier dus niet vrij uit en kan niet zoo
maar heenloopen over de aan het meubilair toegebrachte
schade; het is niet goed, dat zij daaraan niets wil doen.
Spreker zal nu geen voorstel doen ten aanzien van deze zaak,
die misschien later nog wel eens hier ter sprake zal komen,
daar de bewoners zich en bloc hebben gewend tot de Ver
eeniging tot Bevordering van den Bouw van Werkmans
woningen; door samen te gaan om deze schade eenigszins
vergoed te krijgen, doen zij een goede daad.
De heer Schiiller zegt, dat de Wethouder in zijn antwoord
onomwonden erkend heeft, misschien onbewust, dat de gemeente
de schuldige is; immers, hij heeft gezegdbij grooten regenval
kan het riool het water niet verwerken. In dien nacht nu
was dat het geval; het water stroomde de kolken uit, de
woningen in; de gemeente is daarvoor dus verantwoordelijk
en moet die schade vergoeden aan die menschen. De Wet
houder weet ook wel, dat het de schuld van de gemeente is;
hij kent den toestand daar en weet, dat aan de rioleering wat
hapert. De Wethouder zegt nu, dat in overleg met het bestuur
een onderzoek zal worden ingesteld om tot een oplossing te
komen, maar hij zal moeten erkennen, dat ook de bouwver-