132 1929 1930 1931 Uitkeering van het Rijk per inwoner voor bijdrage in de jaarwedden van Burgemeester en Secretaris (over 1931 s/4 ged.) Uitkeering uit het Gemeentefonds (over 1931 3/4 ged.) Opbrengst van de straatbelasting (over een vol jaar) Hoofdsom der grondbelasting (over een vol jaar) Hoofdsom der personeele belasting (over een vol jaar) Gemeentelijke inkomstenbelasting 60 opcenten hoofdsom gemeentefondsbelasting (over 19312/3 ged.) 199.987.— 600.— 1.910.529 200.855.— 600.— 1:754.036!— x) 2.250.— 811.350.— 215.850.— 139.800.— 245.000.— 679.362.—2) 265.417.— Af: kwade posten gemeentelijke inkomstenbelasting 2.111.116.— 126.075.— 1.955.491.— 113.242.— ƒ2.359.029.— 11.442.— 1.985.041.— 1.842.249.— ƒ2.347.587.— Over 1931 werd derhalve aan uitkeering krachtens de wet betreffende de financiëele verhouding tusscheri het Eijk en de Gemeenten en aan belastingen te zamen 362.546. meer ontvangen dan over 1929 en 505.338.meer dan over 1930. Yoorts werd aan winst van de Lichtfabrieken over 1931 129.490.65 meer ontvangen dan over 1929 en 21.352.90 meer dan over 1930. Ten slotte zijn de over 1931 ten laste van de gemeente komende fabricage-kosten 100.000.beneden die over 1930 gebleven. Daarentegen werd in 1931 aan „armenzorg'' respectievelijk 72.069.61 en 72.546.44 meer betaald dan in 1929 en 1930; aan „werkloozenzorg" respectievelijk ƒ96.683.48 en 74.704.79 meer dan in 1929 en 1930 en aan „subsidiën aan werkloozen- kassen" respectievelijk 54.235.38 en 65.233.08 meer dan in 1929 en 1930. Bovendien was de uitgaaf aan rente en aflossing van geld- leeningen der gemeente over 1931 82.413.booger dan over 1929 en 105.713.hooger dan over 1930. Voor een meer gedetailleerde opgave van de verschillen tusschen de rekening en de begrooting, wat betreft den gewonen dienst, verwijzen wij naar bet bieronder volgend overzicht, dat hoofdstuksgewijze is samengesteld. Hoofdstuk I Vroegere diensten). Het batig slot, geraamd op „nihil" bedraagt 146.003.14. Zie de toelichting hierboven. Hoofdstuk II (Algemeen bekeer). Het batig slot, oorspronkelijk geraamd op ƒ498.462. bedraagt 487.788.12 of 10.673.88 minder. Verschillende uitgaafposten moesten worden verhoogd o.a. „Presentiegelden leden van den Raad" met 1.950. „Schrijf- en bureaubehoeften" met 1.105.05, „Druk en bindwerk" met 883.73, „Uitgifte van het verslag van de Handelingen van den Gemeenteraad met de Ingekomen Stukken" met 3.664.65. Voorts werden suppletoir op dit hoofdstuk gebracht de ten laste van de gemeente komende kosten ad 2.544.40 van de elfde algemeene volkstelling en de bijdrage ad 4.040.aan den kapitaaldienst voor reserveering van aflossingen van nog niet in eene vaste leening opgenomen kapitaalsuitgaven. Daarentegen leverde de archiefpost een overschot op van 4000.in verband met inkrimping van en mutatie onder het personeel. Hoofdstuk III Openbare veiligheid). Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 630.755. bedraagt 659.820.17 of f 29.065.17 meer. De kosten van uitbreiding en vernieuwing van de straat verlichting, waarvoor 2.500.was uitgetrokken, bedroegen 36.359.29 of 33.859.29 meer. Op den post „Belooning inspecteurs en agenten van politie" werd daarentegen 5.732.66 minder uitgegeven dan oor spronkelijk geraamd was. Hoofdstuk IV Volksgezondheid Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op ƒ9.910. bedraagt 1.066.67 of 8.843.33 minder. Aangezien de bijdrage over het jaar 1931 in de exploitatie van het badhuis van de woningbouwvereeniging „de Ben dracht", waarvoor 5.600.— was uitgetrokken, als nog te betalen op het dienstjaar 1932 móet worden overgebracht, bedraagt het nadeelig saldo feitelijk ƒ6.666.67, d.i. 3.243.33 minder dan geraamd was. Terzake van de duinwaterleiding werd op dit hoofdstuk netto 5.296.44 meer ontvangen. Voorts werd aan de Vereeniging „Zuigelingenzorg" wegens subsidie 1.000.minder uitgekeerd dan was uitgetrokken. Daarentegen waren de kosten van de beide gemeentelijke zweminrichten, doordat tengevolge van het slechte weder de exploitieresultaten ongunstiger waren dan geraamd was en door de kosten van het aanbrengen van diverse ver beteringen enz. in de zweminrichting „de Zijl" in totaal 4.200.hooger. Hoofdstuk V (Volkshuisvesting). Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 81.502. bedraagt 73.727.68, d.i. 7.774.32 gunstiger. Tengevolge van de verlaging met 1/2 ingegaan 1 Juli 1931, van de rente van eenige leeningen werd op dit hoofd stuk ƒ3.746.89 minder aan rente betaald. Voorts was het aandeel der gemeente in de bijdragen ter tegemoetkoming in de betaling van rente en aflossing van voorschotten ƒ3.221.21 lager dan geraamd was. Hoofdstuk VI (Openbare werken). Het nadeelig saldo, oorspronkelijk geraamd op 410.202. bedraagt ƒ422.918.83, d.i. ƒ12.716.83 ongunstiger, ïsadeelige factoren waren: 1°. de bijdrage in eens in de afwerking van de Leidsche Hout12.000. 2°. de subsidie in het onderhoud van de Leidsche Hout2.500. 3°. de bijdrage aan den kapitaaldienst voor reserveering van aflossingen van nog niet in een vaste leening opgenomen kapitaalsuitgaven14.637.50 4°. de bijdrage aan den kapitaaldienst in de kosten van bestrating van de Medusastraat 6.700. 5°. de hoogere kosten van onderhoud van: bruggenf 2.800. plantsoenen8.600. riolen7.700. waterwerken8.900. en van fabricage (kosten van voorbereiding enz.)6.600. 34.600.— tezamen 70.437.50 Daarentegen bleven de ten laste van de gemeente gekomen uitgaven voor onderhoud van straten 43.000.beneden de raming en werd aan straatbelasting 15.849.53 meer ontvangen dan geraamd was. Hoofdstuk VII. (Eigendommen niet voor den openbaren dienst bestemd). Oorspronkelijk was een batig saldo van ƒ8.986.geraamd. Het hoofdstuk sluit echter met een nadeelig saldo van 9.590.20, hetgeen 18.576.20 ongunstiger is. Aan „rente van tijdelijk belegd kasgeld" werd over 1931 ontvangen ƒ2.816.41, d.i. 17.183.59 minder dan de ge raamde som ad ƒ20.000. Aan „huur van .huizen en andere gebouwen", waarover was geraamd 54,276.werd ontvangen 50.393.77 of 3.882.23 minder. Het saldo ad 2.000.van de door de „Stichting tot 99 9T 99 99 99 99 99 De vermenigvuldigingsfactor werd met ingang van 1 Mei 1930 verlaagd van 0.9 tot 0.7. De opbrengst der gemeentelijke inkomstenbelasting, welke in verband hiermede voor het belastingjaar 1930/1931 was geraamd op 1.520.100.bedroeg echter 1.692.762.26; de opbrengst van het belastingjaar 1929/1930 was f 2.001.891.89. 2) De opbrengst over het belastingjaar 1930/1931, verminderd met het gedeelte dat op den dienst 1930 moest worden verantwoord.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 2