336
MAANDAG 15 AUGUSTUS 1932.
Ziekengeldregeling inwonend personeel Gestichten.
(Bosman e.a.)
De heer Bosman kan zich vereenigen met hetgeen wordt
voorgesteld, n.l. om in afwijking van hetgeen geschiedt ten
aanzien van de verzekering van het gemeentepersoneel, voor
het inwonend personeel van de gestichten „Endegeest" c.a.
eigen risico te gaan dragen. Z. i. is een dergelijke regeling
hier niet alleen aannemelijk, doch zélfs voor de hand liggend.
Spreker kan zich echter niet vereenigen met de toelichting.
Bij het dragen van eigen risico is een van de voorschriften van
de Eijkswet, dat de voorwaarden voor den verzekerde daarbij
niet minder gunstig mogen zijn dan de Ziektewet aangeeft.
Nu zou men in deze moeilijke tijden mogen verwachten, dat
werd voorgesteld een regeling min of meer aansluitende bij
de bepalingen van de Ziektewet. Dit is hier echter niet het
geval. De gemeente doet, wat het geldelijke risico betreft,
alsof er geen vuiltje aan de lucht is. De Ziektewet schrijft
voor, dat bij ziekte 80 van het salaris moet worden uit
betaald, maar met een luxe-gebaar zegt de gemeente: dat
is veel te weinig, wij betalen 100%de Karenz-dagen zetten
wij ook overboord en premieverhaal, zooals de wet toelaat,
wordt ook niet toegepast, en inplaats van een half jaar,
geven wij een heel jaar recht op uitkeering.
Deze bepalingen staan toch niet voor niets in de wetzij
hebben immers ten doel om de verzekering niet onnoodig
duur te maken. Deze ziekteverzekering legt aan vele onder
nemingen en werkgevers zoo zware lasten op, dat velen thans
vragen daarvan ontslagen te mogen worden. De gemeente
deert het blijkbaar niet. Spreker wijst er op, dat op de
agenda voor deze zelfde raadsvergadering een voorstel tot
belastingverhooging voorkomt, tot verdediging van welk
voorstel men zegt, dat besparing en bezuiniging alleen niet
voldoende zijn om voor 1933 een sluitend budget te verkrijgen.
Men moet noodig spreken van bezuiniging enz., als te
gelijkertijd den Raad een voorstel wordt voorgelegd, waarbij
men allerlei dingen voorstelt, die geld kosten en absoluut
niet noodig zijn; in vele opzichten zelfs ongewenscht zijn.
Op zich zelf kan spreker zich met dit voorstel wel ver
eenigen, omdat ten aanzien van het overige personeel in
gemeentedienst deze voorwaarden ook gelden en het dus
onbillijk zou zijn om dit gedeelte van het personeel uit te
sluiten van de gunstige bepalingen. Wanneer in de toelichting
gezegd was, dat, hoewel de gestelde voorwaarden veel duurder
uitkomen dan de Ziektewet noodig maakt, men, ondanks
een streven naar algemeene bezuiniging, toch niet met een
goedkooper voorstel bij den Raad wilde komen, alleen al
omdat al het overige gemeentepersoneel ook diezelfde voor-
deelen geniet, zou spreker zich daarmede hebben kunnen
vereenigen, omdat ook hij van oordeel is, dat men niet voor
een deel van het personeel de voorwaarden ongunstiger
moet maken. Maar van een dergelijke overweging blijkt uit
de toelichting niets. Burgemeester en Wethouders gaan er
integendeel min of meer prat op te kunnen zeggen: wij
hebben zoo'n mooi voorstel gemaakt, het overtreft in alle
opzichten de bepalingen van de Ziektewet. Tot zijn spijt
moet spreker zeggen, dat daarin iets weerzinwekkends voor
hem zit. In dezen tijd, waarin zooveel misère wordt geleden
en zoovele menschen niets hebben te doen, laat men een
deel van het gemeentepersoneel allerlei dure fraaiigheden
deelachtig worden. In de toelichting wordt niet gezegd, bij
wijze van verontschuldiging: uit billijkheidsoverwegingen
moeten wij dat voorstel doen, maar het luxepaard wordt
bestegen en er wordt gedaan alsof het éi? niet op aan komt,
of het meer kost dan noodig is.
Spreker betreurt het, dat dit voorstel is onderteekend
door den liberalen Wethouder. De toelichting is zijns inziens
zeer ongelukkig. De mogelijkheid bestaat, dat de Wethouder
met vacantie was, want spreker is overtuigd, dat in wezen
de Wethouder en hij daarover gelijk denken.
Ter bevordering van een vlotte behandeling vraagt en
verkrijgt spreker toestemming van den Voorzitter om enkele
algemeene opmerkingen te maken ook over enkele artikelen.
Ten aanzien van de ongevallenverzekering zegt artikel 4,
dat al die gunstige bepalingen ook zullen worden toegepast
op personeel, dat een ongeval mocht krijgen. Naar spreker
aanneemt, is de Ongevallenwet ook op dit personeel van
toepassing. Hier worden dus de bepalingen der Ongevallenwet
ook buiten werking gesteld en wordt in deze gevallen ook
100 uitgekeerd in plaats van 80 Hetzelfde geldt voor
artikel 5 en op die wijze krijgen de menschen steeds weer
een buitenkansje. Hierdoor wordt feitelijk ook een premie
gesteld op het ziek worden en in verband daarmede acht
spreker artikel 6, waarmede hij zich intusschen best kan
vereenigen, onlogisch, omdat daarin, naar bij meent, de be
doeling schuilt, dat men niet wil, dat extra zal worden
geprofiteerd van het ziek zijn.
De heer Eikerbout zegt, dat de wet steeds minimum-
Ziekengeldregeling inwonend personeel Gestichten.
(Eikerbout e.a.)
bepalingen geeft, waar de werkgevers bovenuit kunnen gaan.
Er wordt gevraagd, hoevelen er dat zijn. Spreker zou heel
wat werkgevers kunnen noemen, die boven de wettelijke
bepalingen een uitkeering geven. Er zijn o. a. werkgevers,
die bij verkorten arbeidstijd, zelfs wanneer tot 30 of 24 uur
per week wordt gewerkt, nog ziektegeld uitkeeren naar een
werkweek van 42 uur. Dit is belangrijk meer dan de wet
voorschrijft, daar men bij ziekte 8'kan ontvangen van
hetgeen men aan dagloon verdient.
De heer Bosman maakt er bezwaar tegen, dat hier geen
premieverhaal wordt toegepast. Ook daaromtrent zijn vele
gevallen aan te geven. In het bedrijf van den heer Bosman
is dit misschien niet het geval, maar dan zou het overweging
verdienen, dat hij de zaak eens nader bekeek om zoo mogelijk
ook voor zijn werklieden premievrije ziekteverzekering toe
te passen. In vele gevallen wordt door de werkgevers ook
over de Karenz-dagen het volle bedrag uitbetaald, zoodat,
wanneer in verschillende bedrijven zoo wordt gehandeld, er
ook voor de gemeente aanleiding bestaat aldus te doen. Te
eerder zal hier in dezen geest moeten worden gehandeld,
omdat men, naar spreker meent, ook voorheen onder dezelfde
voorwaarde heeft gearbeid. Het zou z. i. niet gewenscht zijn
hier een verslechtering te gaan invoeren. Spreker geeft den
Raad ernstig in overweging dit voorstel te aanvaarden.
De heer Romijn zegt, dat de heer Bosman de toelichting
tot dit voorstel eenigszins verkeerd heeft gelezen. De be
doeling van die toelichting is allerminst geweest aan te
prijzen de mooie houding, welke de gemeente op sociaal
gebied ten aanzien van haar personeel aanneemt, integendeel,
die toelichting was zuiver een mededeeling aan den Raad
van den bestaan den toestand. Het was geenszins de bedoeling
dit voorstel aan te dienen bij den Raad met een extra aan
beveling om het aan te nemen om bepaalde redenen. Uit
de zinsnede, volgende op die, waarop de heer Bosman wees
en waarin wordt gezegd, dat de gemeente 100 van het
loon bij ziekte uitkeert, terwijl volgens de wet op slechts
80% van het loon aanspraak kan worden gemaakt, en aldus
aanvangende: „Voorts brengen wij in herinnering", blijkt,
dat de bedoeling is geweest aan te geven hoe de positie was.
Spreker behoeft niet in te gaan op hetgeen door den
heer Bosman is gezegd omtrent de wenschelijkheid voor de
gemeente om verder te gaan dan de Ziektewet voorschrijft. De
gemeente neemt eenmaal het standpunt in, dat het wen-
schelijk is dat te doen. In de Raadsvergadering van 16 Juni
1930 is principieel beslist over de vraag, of de gemeente
zich zou houden aan de Ziektewet dan wel bij ziekte 100
van het loon zou uitkeeren en de uitspraak is gevallen in
laatstgenoemden zin. Bij de bespreking van die vraag waren
beschouwingen over de verplichtingen van de gemeente in
socialen zin, voorzoover de Ziektewet daarop betrekking
heeft, op haar plaats, thans niet, omdat men eenmaal staat
voor de positie, dat de gemeente bij ziekte 100 van het
loon uitkeert.
Er was voor het Ooilege in geen enkel opzicht aanleiding
om speciaal ten aanzien van het personeel van „Endegeest",
„Voorgeest" en „Rhijngeest" op dien regel een uitzondering
te maken. Burgemeester en Wethouders behoefden zich
daaromtrent niet te beraden, want het ging alleen over de
vraag, of de gemeente zou blijven bij den Raad van Arbeid,
dan wel eigen risico zou gaan dragen. Uit de berekeningen
is gebleken, dat het laatste voordeeliger was.
Bij de herziening van het werkliedenreglement zal er ge
legenheid zijn de opmerkingen van den heer Bosman onder
de loupe te nemen en opnieuw de vraag te bespreken, of het
al dan niet wenschelijk is verder te gaan dan de Ziektewet
eischt. Op dit oogenblik is die vraag niet aan de orde en
uit de onderteekening door spreker van dit Ingekomen Stuk
mag niet geconcludeerd worden, zooals de heer Bosman
doet, dat spreker zich bindt in den geest als de heer Bosman
veronderstelt, dat hij heeft gedaan.
Ten aanzien van artikel 4 is door den heer Bosman de
opmerking gemaakt, dat de uitkeering anders is, wanneer
de ziekte een gevolg is van een ongeval, aan den betrokkene
overkomen. Inderdaad heeft de Commissie van Beheer voor
de Gestichten het gewenscht geacht Burgemeester en
Wethouders hebben zich daarbij aangesloten om iemand,
die door den dienst een ongeval heeft gekregen en daardoor
langer dan zes maanden invalide blijft, wat de uitkeering
betreft op den voet van de Ongevallenwet te behandelen,
omdat hij, indien de gewone regeling bij ziekte werd gevolgd,
onbillijk zou worden behandeld en minder uitkeering zou
krijgen dan hem op grond van de Ongevallenwet toekwam.
In artikel 6 is bepaald, dat, wanneer iemand zich indivi
dueel tegen ziekte heeft verzekerd en een uitkeering krijgt
uit die particuliere verzekering, deze in mindering wordt