334
MAANDAG 15 AUGUSTUS 1932.
Straatnamen.
(Wilbrink e.a.)
te geven, merkt spreker op, dat hij bij deze temperatuur
meer gevoelt voor een paar frissche vruchten dan voor
historische namen. Hij geeft toe, dat de tomaten in vroeger
eeuwen niet zoo bekend waren, maar er zijn toch wel
vruchten te noemen, welke meer bekend zijn dan Albert
van Beijeren en Bartholomeus Baaphorst. Inzooverre is
het voorstel van Burgemeester en Wethouders niet zoo
verkeerd. Bij het geven van namen aan straten moet men
met het oog op de uitbreiding van de stad practisch zijn,
in dien zin, dat, als iemand een naam van een straat
noemt, welke de meeste Leidenaars niet direct weten te
liggen, er toch gezegd kan worden: als gij in die buurt of
in die omgeving zijt, komt gij gemakkelijk terecht. Dit is
een groot voordeel van het systeem van Burgemeester en Wet
houders, dat, waar de groenteveiling aan den Zoeterwoudsche-
weg is gelegen, zeker 80% van de Leidenaars bij het hooren
van een straat met een vruchtennaam onmiddellijk zal
kunnen zeggen: ga naar de Heerenstraat, dan zijt gij terecht
bij de groenteveiling!
Er komt bij, dat in die omgeving het aantal vruchten
namen niet behoeft te worden uitgeput, omdat, wanneer
er terplaatse een tien- of twaalftal straten zal zijn aan
gelegd, alles wel zal zijn volgebouwd.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders heeft voor
spreker de noodige aantrekkelijkheid. De bewoners van de
woningen in die nieuwe straten, die bezwaar hebben tegen
vruchtennamen, zullen in de practijk ondervinden, dat
personendie hen moeten opzoeken en ter plaatse niet bekend
zijn, gemakkelijk terecht kunnen worden gebracht. Spreker
zou geen bezwaar hebben tegen andere namen, maar dan
moeten deze gemakkelijker uit te spreken en te onthouden
zijn dan die door de andere leden genoemd.
De Voorzitter doet opmerken, dat de kwestie van het geven
van namen aan straten altijd een zeer moeilijke puzzle is,
zoowel voor Burgemeester en Wethouders als voor den Baad.
Het College heeft advies gevraagd aan den Directeur van
Gemeentewerken en aan den Archivaris. Laatstgenoemde
ging in de geschiedenis terug tot het jaar 1574, terwijl de
adressant Jansen begint bij het jaar 1380.
Burgemeester en Wethouders zijn van de gedachte uit
gegaan, dat, waar aan den Zoeterwoudschen weg een nieuwe
groenteveiling is verrezen, het dienstig kon wezen de straten
in die omgeving met de namen van vruchten te betitelen.
De heer Wilmer sprak wel van „armzalige namen van
vruchten", maar spreker wijst er op, dat men vóór de spoor
baan de bloemen wijk heeft; ook daar is men bij het kiezen
van namen voor de straten van de historie afgeweken.
Burgemeester en Wethouders meenden, dat het verstandig
was ook ditmaal niet te blijven bij de historie, maar in
overeenstemming met den modernen tijd, welke hier een
groeteveiling heeft gebracht, vruchtennamen te kiezen.
Naar aanleiding van het bezwaar van den heer Wilbrink
tegen het vermelden van de voorletters bij den naam „P. J.
Blokstraat" antwoordt spreker, dat het weglaten van die
voorletters verwarring zou kunnen stichten, omdat de tegen
woordige Leidenaars wel weten, wie met den naam „Blok" wordt
bedoeld, maar dit met het toekomstige geslacht waarschijnlijk
niet het geval zal zijn. Onlangs is aan een straat nabij den
Morschweg toch ook den naam van „P. C. Hooftstraat"
gegeven. Bovendien was speciaal in dit geval het vermelden
der voorletters noodig, omdat te Leiden nog een Prof. Blok
en een smid Blok wonen.
Aan den heer Vallentgoed zegt spreker toe, dat Burge
meester en Wethouders bij volgende gelegenheden indachtig
zullen zijn aan namen als die van Prof. Drucker en Prof.
Lorentz. Er zijn nog meer dergelijke bekende persoonlijkheden
in de historie van Leiden, maar men moet ook in aan
merking nemen, wat voor straten men naar die mannen
noemt.
Wat aangaat den naam „Van den Brandelerlaan", welken
de heer Vallentgoed gewijzigd wenscht te zien in „Van den
Brandelerstraat" en de heer de Beede in „Van den Brande-
lerkade", Burgemeester en Wethouders hebben gesproken
van een laan, omdat de Molensloot daar blijft, welk is be
grensd door een plantsoen, terwijl bij eventueele uitbreiding
een laan zal worden aangelegd. Tusschen „straat" en „laan"
is in dit geval echter niet zoo groot verschil.
De heer Coster kan geen genoegen nemen met het ant
woord van den Wethouder. Hij blijft bezwaar houden tegen
vruchtennamen en dient een voorstel in, dat hij op het
bureau van den Voorzitter deponeert.
De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Coster het
volgende amendement is ingediend:
Straatnamen.
(Voorzitter e.a.)
„Ondergeteekende heeft de eer voor te stellen in het
voorstel Ingekomen Stuk No. 171 de namen „Tomatenstraat"
en „Meloenstraat" te wijzigen in „Bartholomeus Baaphorst-
straat" en „Albert van Beijerenstraat"."
Het amendement van den heer Coster wordt voldoende
ondersteund en maakt derhalve een onderwerp van beraad
slaging uit.
De heer Schiiller wijst er op, dat in de stukken, welke in de
Leeskamer hebben gelegen, wordt gesproken, niet van de „Van
den Brandelerlaan", maar van den „Van den Brandelerweg".
N u zegt de Voorzitter wel, dat de Molensloot daar blijft en er bij
eventueele uitbreiding een laan zal worden aangelegd, maar
spreker vestigt er de aandacht op, dat Burgemeester en
Wethouders indertijd bij een soortgelijk geval niet van een
laan, maar van een weg hebben gesproken, n.l. van den
Lammenschansweg. Men heeft daar een talud en daarnaast
ligt ook een sloot, al is die iets smaller dan de Molensloot.
Spreker gevoelt er daarom veel voor hier te spreken van
den „Van den Brandelerweg" of van de „Van den Brandeler
straat".
De heer Vallentgoed kan zich wel vereenigen met het denk
beeld van den heer de Beede om den naam „Van den Bran
delerlaan" te wijzigen in „Van den Brandelerkade" en dient
in dien zin een voorstel in, dat hij op het bureau van den
Voorzitter deponeert.
De Voorzitter deelt mede, dat door den heer Vallentgoed
een amendement is ingediend, luidende:
„Ondergeteekende stelt voor de naam „Van den Brandeler
laan" te veranderen in „Van den Brandelerkade."
Het amendement van den heer Vallentgoed wordt vol
doende ondersteunt en maakt derhalve een onderwerp van
beraadslaging uit.
De Voorzitter deelt den heer Schiiller mede, dat hij een
advies heeft gekregen, waarin wordt gezegd, dat het beter
is te spreken van een laan dan van een weg, omdat het
idee „weg" altijd wordt gekoppeld aan de plaats, waar de
weg heen leidt, b v. de Haagweg, de Wassenaarsche weg,
de Voorschoterweg enz.
De heer Vallentgoed merkt naar aanleiding van het ge
sprokene door den heer Wilmer op, dat het z. i. nog niet
zoo gek is om een vruchtenbuurt te scheppen. Ook in den
Haag heeft men zulk een buurt. Neemt men namen als
Bartholomeus Baaphorststraat en Albert van Beijerenstraat,
dan is de kans, dat een Leidenaar, als een onbekende
hem vraagt naar een van die beide straten, niet weet waar
die te vinden is, tien tegen één, terwijl, als men namen als
Meloenstraat en Tomatenstraat kiest, de kans, dat zulk een
vreemdeling wèl terecht gebracht wordt, ook tien tegen één
is. Op grond van practische overwegingen is spreker dus
voor de punten II en III van het voorstel van Burgemeester
en Wethouders.
Punt I van het voorstel van Burgemeester en Wethouders
wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
Het amendement van den heer Coster wordt in stemming
gebracht en met 18 tegen 10 stemmen verworpen.
Tegen stemmen: de heeren Verweij, Vos, Wilbrink, mevrouw
de Cler—de Bruijn, de heeren van Es, Goslinga, Tepe,
Beekenkamp, Bomijn, Koole, Bosman, Kuipers, Kooistra,
Schiiller, mevrouw Braggaarde Does, en de heeren Vallent
goed, van Stralen en de Voorzitter.
Vóór stemmen: de heeren van Eecke, Meijnen, Wilmer,
van Tol, Eikerbout, de Beede, Simonis, Coster, Donders,
en Bergers.
De punten II en III van het voorstel van Burgemeester
en Wethouders worden daarna achtereenvolgens zonder
hoofdelijke stemming aangenomen.
De Voorzitter deelt mede, dat Burgemeester en Wethouders
het amendement van den heer Vallentgoed hebben over
genomen en hun voorstel dienovereenkomstig hebben ge
wijzigd.
Het gewijzigd punt IV van het voorstel van Burgemeester