346 MAANDAG 15 AUGUSTUS 1932. Verbouwing Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Schiiller) tegenover elkander uitgespeeld, welke niet tegenover elkander waren uit te spelen. Dat was zijn handigheid. Had de Wethouder goed geluisterd naar sprekers betoog, dan zou hij zijn voorlaatste opmerking achterwege hebben gelaten en anders had hij hoogstens kunnen zeggen het met spreker niet eens te zijn. Het gaat niet over de vraag, of dat groote plan afkomstig is van den heer Tepe. Spreker wil aannemen, dat het een gevolg is van een denkbeeld van den Wethouder, maar dan constateert hij, dat deze, waar zijn denkbeeld tot heden niet tot uil voering is gebracht, hij er niets anders tegenover heeft gesteld. De Wethouder gaat zelfs verder en zegt: al was dat plan voor uitvoering vatbaar, dan nog zouden financieele bezwaren zich tegen die uitvoering verzetten. Spreker begrijpt niet, waarom daaraan financieele bezwaren verbonden zouden zijn. Als b.v. over 14 dagen twee bijzondere schoolbesturen elk een school van 100.000.vragen, dan moet de gemeente dokken, maar voor het openbaar onderwijs is er geen geld aanwezig. Dit gaat niet aanook voor het openbaar onder wijs zullen de middelen gezocht moeten worden. Als de leden van een bijzonder schoolbestuur onderling ruzie krijgen, gaan zij uit elkander en vormen zij twee besturen, met het gevolg, dat de gemeente twee scholen moet betalen. De heer van Es voegt spreker toe, dat dit te Leiden nog niet is gebeurd. Spreker zegt, dat de heer van Es niet op de hoogte is of niet op de hoogte wil zijn. Hij moet eens goed informeeren, want de gemeente heeft wel degelijk moeten dokken tengevolge van een strijd in het Oegstgeester school bestuur. Spreker behoort niet tot die kringen, maar toch worden hem die dingen wel medegedeeld. Hij zegt of schrijft niets zonder bewijs te kunnen leveren. De heer Wilmer doet dat weieens. De Wethouder had óf spreker een duidelijk antwoord moeten geven óf moeten zeggen: ik antwoord den heer Schiiller niet. Dat was ridderlijker geweest dan het gebruiken van handigheidjes. Men zit hier nu eenmaal niet om elkaar liefelijkheden te verkoopen, maar om de gemeentezaken te behandelen en spreker is evengoed verplicht om zijn meening te zeggen als anderen. Als zijn opmerkingen den Wethouder niet aangenaam waren, kan hij het niet helpen; spreker ziet het zoo en meent het zoo te moeten zeggen, maar de Wethouder, die de belangen van het onderwijs heeft te behartigen, moet ook de raadsleden beantwoorden en kan er zich niet van afmaken, zooals hij meer heeft gedaan, met te zeggen: ik antwoord niet. Volgens den heer van Es zou spreker zich op minderwaardige wijze hebben uitgelaten over de bijgebouwen van het gym nasium, maar spreker houdt vol, dat men er niet behoorlijke lokalen heeft bijgebouwd maar dat het niet meer is dan een schuurtje. Voor het onderwijs en het gemeentebestuur van Leiden is het een schandaal, dat het onderwijs in een derge lijke lokaliteit noodgedwongen moet worden gegeven, omdat het College tot heden nalatig is gebleven om vroegtijdig voor dat onderwijs de noodige lokaliteiten ter beschikking te stellen. Dat men met plannen rondloopt, zegt niets; van het College wordt verwacht, dat het zich zijn taak bewust is. maarten aanzien van het openbaar onderwijs weet men bij ervaring, dat het College zoo mogelijk met de zaak traineert. De Wethouder zeide niet te begrijpen, hoe spreker daaraan komt, maar dan wijst spreker toch op de zinsnede uit het voorstel van Burgemeester en Wethouders: „Volledigheidshalve merken wij nog op, dat, afgescheiden van de vraag of het gemotiveerd zou zijn maatregelen te beramen tot beperking van den belangrijken aanwas van de bevolking van deze school, zulks op grond van de wettelijke voorschriften niet mogelijk is", waaruit blijkt, dat deze kwestie toch in het College is ter sprake geweest. Als Burgemeester en Wethouders er niet aan gedacht zouden hebben, zou deze zin overbodig zijn geweest in het voorstel. De Wethouder kan er zich tegenover spreker toch niet met een handigheidje van afmaken en kan zulke dingen in het vervolg dus gerust achterwege laten. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt in stemming gebracht en met 18 tegen 9 stemmen aangenomen. Vóór stemmen de heeren: van Eecke, Meijnen. Wilmer, van Tol, Vos, Eikerbout, Wilbrink, van Es, Goslinga, Tepe, Coster, Bomijn, Bosman, Bergers, Huurman, Knuttel, Manders en de Voorzitter. Tegen stemmen de heer Verweij, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Koole, Kuipers, Kooistra, Schiiller, mevrouw Braggaarde Does, de heeren Vallentgoed en van Stralen. (De heeren Simonis, Beekenkamp en Donders hadden de Verbouwing Hoogere Burgerschool voor Meisjes; e.a. (van Stralen e.a.) vergadering inmiddels verlaten, terwijl de heer de Reede bij deze stemming tijdelijk afwezig was.) XXX. Interpellatie van den heer van Stralen, in zake de toepassing van het Reglement op de steunverleening. De heer van Stralen wijst er op, dat deze interpellatie opnieuw is geplaatst aan het einde van de gedrukte agenda. Herhaaldelijk gebeurt dat met interpellaties en waar deze als regel komen van de zijde van de sociaaldemocraten, treft het spreker, dat dergelijke zaken altijd naar achteren worden geduwd, met het gevolg, dat, gezien de overladen agenda's, de behandeling ervan moet worden uitgesteld. Deze inter pellatie is aangevraagd op 30 Juni, thans is het 15 Augustus en nu is er weer geen tijd om haar te behandelen. Wel bestaat de mogelijkheid van het houden van een avond zitting, maar spreker onderstelt, aat de meeste Raadsleden niet voor dit agenda-punt willen terugkomen. Er komt bij, dat door dat herhaalde uitstellen de inter pellatie haar urgentie heeft verloren. De gevallen, waar over het indertijd ging, zijn niet meer zoo urgent, al is de bespreking van deze kwestie er even belangrijk om. Dit is de schuld van Burgemeester en Wethouders, die als regel een dergelijke interpellatie aan het einde der gedrukte agenda plaatsen. De leden van sprekers fractie nemen niet langer genoegen met een dergelijken gang van zaken. Doet zich weer zulk een geval voor, dan zal er van hun zijde een orde-voorstel komen, strekkende om de interpellatie een zoo danige plaats op de agenda te geven, dat zij nog in diezelfde vergadering kan worden behandeld. Achteraf heeft spreker gemeend deze interpellatie te moeten intrekken en vervangen door een voorstel, dat door den heer Wilbrink en hem is ingediend en dat op deze zaak betrekking heeft, maar een betere behandeling daarvan waarborgt, omdat de interpellatie was gericht tegen het niet opvolgen van een advies van de Commissie voor de Steun verleening door Burgemeester en Wethouder, nadat dezen reeds een beslissing hadden genomen, terwijl de bedoeling van het ingediende voorstel is om de betreffende verordening zoodanig te wijzigen, dat Burgemeester en Wethouders der gelijke beslissingen niet mogen nemen, alvorens de genoemde Commissie te hebben gehoord. Het komt spreker voor, dat de redelijkheid en de billijkheid voor het voorstel pleiten. Waar er Commissies zijn, is het gewenscht, dat Burgemeester en Wethouders zich door deze laten voorlichten. Spreker trekt zijn interpellatie in. Aangezien de heer van Stralen van het houden van zijn interpellatie heeft afgezien, maakt deze interpellatie geen onderwerp van beraadslaging meer uit. XXXI. Voorstel om a. in tc trekken het besluit van den 20cn Juni 1932, hou dende benoeming van den heer J. C. B. Hüner tot hoofd van dc school aan de Paul Krugerstraat A; b. den heer F. W. Zcelenberg, wegens opheffing van zijne betrekking alsnog met ingang van 27 Juni 1932 eervol ontslag te verleenen als hoofd van dc school aan het Schuttersveld B. De Voorzitter kan ter toelichting van dit voorstel het volgende mededeelen. Van den Minister van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen is bericht ontvangen, dat er geen termen aanwezig worden geacht tot vernietiging van het Raadsbesluit van den 20en Juni j.l., in zake reorganisatie van het openbaar lager onderwijs in deze gemeente, voor zooveel betreft: a. punt IVc, luidende: „den Heer F. W. Zeelenberg, thans hoofd van de o.l. school op het Schuttersveld B, te stellen aan het hoofd van de o. 1. school aan de Paul Krugerstraat A, met ingang van een nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen datum"; b. punt IVe, luidende: „den Heer J. 0. B. Hüner, thans hoofd van de o. 1. school aan het Schuttersveld A, te stellen aan het hoofd van de nieuwe o. 1. school aan het Schut tersveld". In verband daarmede is door Burgemeester en Wethouders ingetrokken het op 20 Juni 1932 genomen besluit tot ontslag van den heer Hüner voornoemd als hoofd van de o. 1. school op het Schuttersveld A en geven Burgemeester en Wethouders Uwe Vergadering in overweging te besluiten: 1°. in te trekken het besluit van den 20en Juni 1932, houdende benoeming van den heer J. C. B. Hüner tot hoofd van de o. 1. school aan de Paul Krugerstraat A; 2°. den Heer F. W. Zeelenberg, wegens opheffing van zijne betrekking, alsnog met ingang van 27 Juni 1932 eervol

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 16