MAANDAG 15 AUGUSTUS 1932. 345 Verbouwing Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Vos e.a.) Ook het gymnasium eischt verbetering en vergrooting en de kweekschool voor onderwijzers eischt zeer noodig een andere plaats. De uitvoering van het groote plan zou zeker de beste maatregel zijn, welke men in dit opzicht zou kunnen nemen. Spreker zal intusschen zijn stem aan het in behandeling zijnde voorstel geven, want de nood nijpt aan de meisjes- H. B. S., waar het aantal leerlingen zoo is toegenomen, dat de school volkomen ongeschikt geworden is om er behoorlijk onderwijs te kunnen geven. De heer Tepe is geneigd, als hij eenige waarde zou hechten aan de beoordeelingen, welke de heer Schüller pleegt te geven over het beleid van het College ten opzichte van het openbaar onderwijs, om in het vervolg, wanneer hij weer eens grootsche plannen bij zich voelde opkomen, die maar voor zich te houden. Spreker is zelf de Urheber geweest van dat z.g. groote plan, maar hij acht het toch wel wat kras, wanneer men een plan in gedachten heeft geformuleerd, maar door de vele te overwinnen moeilijkheden kan aan dat plan geen of nog geen uitvoering worden gegeven, dat men dan het verwijt moet hooren, dat men eigenlijk de zaak niet goed behartigt. Ben dergelijke opvatting gaat boven sprekers bevattingsvermogen en hij zal er dus niet lang bij stilstaan. De heer Schüller heeft een zeer merkwaardige tegen strijdigheid aan den dag gelegd in de motiveering van hetgeen hij naar voren heeft gebracht en in de conclusie, welke hij trok. Hij heeft betoogd, dat van den kant van Burgemeester en Wethouders het openbaar onderwijs, hier speciaal het middelbaar- en hooger onderwijs, wordt verwaarloosd en dat Burgemeester en Wethouders het verkwijnen, misschien zelfs het verdwijnen van de meisjes-H. B.S. niet zonder genoegen zouden zien. De heer Schüller heeft beweringen gelanceerd, waaruit zou moeten worden opgemaakt, dat Burgemeester en Wethouders voor deze onderwijsinrichting ongevoelig waren en dat zij als gevolg daarvan zouden zijn tekort geschoten in hun plicht, om deze instelling naar behooren te behartigen, maar wanneer een conclusie moet worden getrokken, wat er met deze inrichting moet ge beuren en Burgemeester en Wethouders komen met een voorstel om te doen, wat in het belang van de school nood zakelijk is, zegt de heer Schüller: daar doen wij niet aan mede; Burgemeester en Wethouders verknoeien de zaak, ze hebben hun plicht niet gedaan. De sociaal-democraten zijn echter zoo vrij, wanneer Burgemeester en Wethouders komen met een voorstel in het belang van het onderwijs, om daar tegen te stemmen. Een dergelijke houding begrijpt spreker niet. Ieder, die de stukken heeft gelezen, zal overtuigd zijn van de noodzakelijkheid om deze school te verbouwen en dat te doen onder deze omstandigheden en zooals door Burgemeester en Wethouders wordt voorgesteld. Spreker wil, misschien ook ter voorlichting van den heer Schüller, hieraan toevoegen, dat juist deze school altijd buitengewoon zijn belangstelling heeft gehad. Toen hij optrad als Wethouder van Onderwijs, was deze school min of meer kwijnend en werd weieens de gedachte gelanceerd om haar maar op te heffen. Hij heeft zich daartegen verzethij heeft het altijd van groot belang voor de gemeente geacht, een speciale H. B. S. voor meisjes te behouden en sinds deze school onder de voortreffelijke leiding van de nieuwe directrice zoo aanmerkelijk is uitgegroeid, niet alleen in leerlingental, maar ook in gehalte, dat de reputatie van deze school zeer ver buiten Leiden is verspreid, zou het spreker ten zeerste spijten, indien de Baad aan deze school niet deed wat zij behoeft en deze school niet bleef in den bloei, waarin zij de laatste jaren is gekomen. Dit om de wel meer dan zotte insinuatie, als zouden Burgemeester en Wethouders tegenover deze school onwillig staan, den kop in te drukken. De heer Vos zeide aanvankelijk van meening te zijn, dat het beter zou wezen, indien het groote plan kon worden uitgevoerd. Dat groote plan is ontstaan, toen jaar in jaar uit bij Burgemeester en Wethouders berichten inkwamen, dat de ruimte aan het gymnasium te beperkt was. Toen is bij spreker de vraag gerezen, omdat er in dienzelfden tijd sprake was van overneming van het H. G. Weeshuis door de gemeente, of het, indien die overname plaats had, niet mogelijk was, dat weeshuis tot gymnasium in te richten en eventueel de H. B. S. voor meisjes over te brengen naar het tegenwoordige gymnasium. Dat denkbeeld werd aanvankelijk in de kringen, welke inzake het gymnasium het een en ander te beheeren hebben, allesbehalve enthousiast ontvangen. Eerst kort nadat Burge meester en Wethouders aan curatoren van het gymnasium hadden medegedeeld, dat zij aan den Baad zouden voor- Verbouwing Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Tepe e.a.) stellen om ter voorziening in de ontbrekende plaatsruimte semi-permanente bijgebouwen aan het gymnasium toe te voegen, kwam er voor het eerst van de zijde van het bestuur van het gymnasium een mededeeling, dat het op prijs zou worden gesteld, indien het H. G. Weeshuis tot gymnasium zou worden ingericht. Burgemeester en Wethouders zijn de zaak toen ernstig gaan onderzoeken en zij hebben voor een dergelijke verbouwing een plan laten ontwerpen, maar daarbij zijn zij steeds van de gedachte uitgegaan, dat de gemeente tegen redelijken prijs genoemd weeshuis zou kunnen overnemen. Nu moet spreker echter mededeelen, dat de met het bestuur van het weeshuis gevoerde besprekingen om tot een dergelijke transactie te komen tot deze conclusie hebben geleid, dat, wanneer er geen aanmerkelijke wijzigingen zouden komen in de eischen. welke door het bestuur van het weeshuis worden gesteld, en de gemeente dus ongeveer op de basis van de besprekingen van thans een overeenkomst met dat bestuur zou moeten sluiten voor de overname van het gebouw, en wanneer dat gebouw dan moest worden verbouwd tot een bruikbaar gymnasium, daarmede een zoo danige som zijn gemoeid, dat men daarvoor evengoed een nieuw gymnasium zou kunnen bouwen. Onder de gegeven omstandigheden had spreker het dwaas gevonden, waar noch aan een transactie met het bestuur van het H. G. Weeshuis, noch aan het bouwen van een nieuw gymnasium kan worden gedacht, de kwestie van de H. B. S. voor meisjes te blijven vastkoppelen aan het algemeene vraagstuk. Eenige maanden geleden is spreker tot de conclusie gekomen, dat deze twee kwesties van elkaar moesten worden losgemaakt, dat de zaak van de meisjes- H. B. S. op zich zelf bekeken moest worden, waardoor de uitvoering van het groote plan nog niet van de baan behoefde te geraken, al zal het in de naaste toekomst wel niet voor verwezenlijking vatbaar blijken. De toevloeiing van leerlingen voor de meisjes-H. B. S. was van dien aard, dat spoedig een voor ziening moest worden getroffen. Dit kon gebeuren door er wat aan te gaan prutsen, zooals in de laatste jaren nood gedwongen eenige keeren heeft moeten plaats hebben, doch dit zou weggegooid geld zijn geweest, maar het kon ook door een definitieve verbouwing, zooals nu wordt voorgesteld. Hierdoor moest de meisjes-H. B. S. worden losgemaakt van het geheele plan in dien zin, dat werd afgezien van den overgang van de meisjes-H. B. S. naar het oude gebouw van het gymnasium, maar hiermede is volstrekt niet de mogelijkheid, om het gymnasium nog eens over te bren gen naar het weeshuis, van de baan. Bij aanneming van dit voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt nu deze toestand geschapen, dat bij overbrenging van het gymnasium naar het weeshuis het oude gymnasiumgebouw ter beschikking wordt gehouden, waarvoor intusschen wel een of andere bestemming voor een onderwijsinrichting zal zijn te vinden, terwijl het verschil bij doorvoering van het groote plan in zijn geheel zou zijn geweest, dat men dan voor dezelfde vraag was gekomen ten opzichte van de meisjes H. B. S. Burgemeester en Wethouders zouden op het oogenblik niet kunnen en mogen komen met de uitvoering van het geheele plan, er zouden toch ook geen financiën voor zijn, maarzij moesten hierdoor de meisjes-H. B. 8. losmaken van dat groote plan, omdat het de eenige mogelijkheid was om binnen afzienbaren tijd behoorlijke toestanden voor die inrichting in het leven te kunnen roepen. Bovendien werd daarmee de uitvoering van het geheele planin groote lijnen niet onmogelijk gemaakt. Door niet aanneming van dit voorstel zouden Burgemeester en Wethouders in de grootste ongelegenheid komen. Tever geefs heeft spreker getracht uit het betoog van den heer Schüller te verstaan hoe deze op andere wijze in den moeilijken toestand zou willen voorzien. Een andere dan de voorgestelde oplossing is Burgemeester en Wethouders niet bekend. De kwestie van de tijdelijke plaatsruimte gedurende de verbouwing van de meisjes-H. B. S. kan zeer wel worden opgelost, want in het oude schoolgebouw aan de Mare, dat eenigen tijd in beslag is genomen door de centrale school voor het zevende en achtste leerjaar en dat binnenkort ontruimd zal worden, zal het grootste deel van de meisjes- H. B. 8. tijdelijk onderdak kunnen worden gebracht. De heer Schüller zegt, dat de opmerking van den Wet houder, dat spreker niet de richting heeft aangegeven, waarin hij zou willen gaan, bewijst, dat de Wethouder óf in het geheel niet heeft geluisterd naar sprekers betoog óf heeft gedacht: alles wat de heer Schüller vertelt zal ik met een handigheidje van me afschuiven. De Wethouder voegt spreker toe, dat hij geen handigheidjes noodig heeft. De Wethouder heeft beweringen van spreker

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 15