344 MAANDAG 15 AUGUSTUS 1932. Classificatie personeele belasting; e.a (Verweij e.a.) iets, wat niet is voorgesteld, maar voor hetgeen hij bij de vorige begrooting in het kort als het denkbeeld van de S.D.A.P. heeft.geformuleerd. Naar aanleiding ran de verwijzing van den Wethouder naar sprekers partijgenooten in Amsterdam en Botterdam voert spreker aan, dat er in Amsterdam een progressie is van 60 tot 120 en in Botterdam van 65 tot 170, zoodat zijn partijgenooten zich daar volkomen houden aan de lijn, welke spreker ook hier heeft uitgestippeld. De heer Goslinga zegt, dat Burgemeester en Wethouders hadden besloten, omdat de heer Verweij niet aanwezig kon zijn in de Commissie van Financiën en hij er dus zijn voor stel niet kon verdedigen, om dat voorstel niet uitvoerig in de stukken te behandelen, maar daarop in de commissie terug te komen bij de vaststelling van het heffingspercentage voor de personeele belasting, hetgeen gebeuren moet vóór 1 Januari 1933. Er is alle gelegenheid om er op terug te komen, maar bij zijn algemeene bestrijding van het idee van den heer Verweij heeft spreker gezegd, dat dit idee geen equivalent kan vormen voor dit voorstel van Burgemeester en Wet houders, maar dat het plaatsen van de gemeente in de vierde klasse aan het progressie-idee van den heer Verweij meer kans van slagen geeft. De heer Verweij heeft dat toegegeven en de heer de Beede heeft het ook beaamd. Er is geen voorstel tot invoering van progressie ingediend. Het gaat dus alleen over de verzwaring der belasting en deze kan naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders alleen maar plaats hebben op de voor de gemeente 't minst schadelijke wijze door aanneming van hun voorstel. De algemeene beschouwingen worden gesloten. Artikel 1 wordt in stemming gebracht en met 20 tegen 11 stemmen aangenomen. Vóór stemmen de heeren van Eecke, Meijnen, Wilmer, van Tol, Eikerbout, Wilbrink, de Beede, Simonis, van Es, Goslinga, Tepe, Coster, Beekenkamp, Bomijn, Donders, Bos man, Bergers, Huurman, Manders en de Voorzitter. Tegen stemmen: de heeren Verweij, Vos, mevrouw de Clerde Bruijn, de heeren Koole, Knuttel, Kuipers, Kooistra, Schüller, Mevrouw Braggaarde Does en de heeren Vallent- goed en van Stralen. Artikel 2 wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stem ming aangenomen. De verordening in haar geheel wordt zonder hoofdelijke stemming vastgessteld. (Tijdens de beraadslaging over dit agendapunt zijn ook de heeren Knuttel en Manders ter vergadering gekomen). XXIX. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve van de verbouwing van het gebouw der Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Zie Ing. St. No. 164.) De heer Schüller zegt, dat oogenschijnlijk dit voorstel van Burgemeester en Wethouders het openbaar onderwijs speciaal de H.B.S. voor meisjes reusachtig dient, maar dat voor iemand, die dit voorstel nader leest en deze zaak van nabij heeft meegemaakt, duidelijk naar voren komt, dat het College aan dit onderwijs en speciaal aan deze inrichting stelselmatig het haar rechtmatig toekomend schoolgebouw heeft onthouden en niet heeft gezorgd, dat dit onderwijs zich behoorlijk kon ontwikkelen. Burgemeester en Wethouders hebben dat zelf wel aangevoeld, want zij zeggen, dat zij reeds in 1930 hebben gewezen op het gebrek aan plaats ruimte in deze H.B.S. en dat zij al dien tijd onderhande lingen hebben gevoerd, doch zonder succes, maar zij laten dan volgen, dat zij, ook al waren zij geslaagd, mogelijk met het oog op de tijdsomstandigheden toch geen uitvoering zouden hebben gegeven aan het z.g. groote plan. Burgemeester en Wethouders laten doorschemeren, want zij zeggen het niet positief, dat, als zij er iets aan konden doen, ze zelf wel den groei van die school zouden kunnen beperken, maar op grond van de wettelijke verplichtingen kunnen zij daaraan geen gevolg geven. Spreker vreest, dat de 78.000.welke worden aange vraagd voor de verbouwing van deze school, weggegooid geld zal zijn. Wordt het voorstel aangenomen, dan zal, om het onderwijs niet te schaden, aan de uitbreiding niet eerder Verbouwing Hoogere Burgerschool voor Meisjes. (Schüller e.a.) gevolg kunnen worden gegeven dan in de groote vacantie van het volgend jaar. Verbouwing tijdens het onderwijs zou, zelfs al zouden de leerlingen tijdelijk hier en daar elders worden ondergebracht al bezit Leiden niet zooveel loka liteiten voor dergelijke onderwijsdoeleinden ongetwijfeld de belangen van het onderwijs schaden. Aanneming van dit voorstel beteekent, dat ookpractisch gesproken het eerste groote plan van de baan is. Nu toch niet direct aan de verbouwing kan worden begonnen, geeft spreker in overweging om den tijd te benutten tot het doen van de noodige stappen, teneinde nog te kunnen komen tot uitvoering van het z.g. groote plan. Spreker acht dit voorstel eigenlijk een roekeloos omspringen met het geld, want er wordt maar een zeer betrekkelijke verbetering mee ver kregen. Het gymnasium moet hoog noodig de beschikking krijgen over andere lokaliteiten. In het park heeft men al een houten schuur moeten plaatsen en dit kan toch ook geen afdoende verbetering worden genoemd. Het zal zoowel in het belang van de gemeentefin ancien, als van het onderwijs zijn om dit voorstel niet aan te nemen. Spreker ziet hierin weer een bewijs hoe de afdeeling Onderwijs ten achter is in de verzorging van het openbaar onderwijs. Sprekers partij genoot, de heer Groeneveld, heeft er al meermalen op ge wezen, en hier treedt weer duidelijk aan het licht, dat dit onderwijs bij het College niet veilig is, omdat het niet zorgt, dat op tijd de noodige lokaliteiten klaar staan. Er wordt steeds gechicaneerd, als men de kans krijgt het niet uit te voeren. Misschien van hooger hand gedwongen om in te grijpen, is het College eindelijk gekomen met dit voor stel, waarmede sprekers fractie zich niet kan vereenigen. De heer van Es zegt, bij de behandeling van deze zaak in de Commissie voor het Onderwijs, toen de plannen en begrooting van deze verbouwing werden bezien, waarbij natuurlijk ook het z.g. groote plan ter sprake kwam, een oogenblik voor deze verbouwing van de meisjes H.B.S. te zijn teruggeschrok ken, maar spreker kan thans met volkomen voldoening zijn stem aan dit voorstel geven. In de eerste plaats omdat het aantal leerlingen van die school noodzaakt tot deze verbouwing over te gaan. Wil men de leerlingen, welke tegen September zijn aangenomen, behoorlijk huisvesten, dan kan met de tegenwoordige plaatsruimte niet worden volstaan. Dit voor stel van Burgemeester en Wethouders moet düs worden toegejuicht. Dat het College niet voorstelt het z.g. groote plan uit te voeren, daarvoor moet, naar spreker meent, juist in de tegen woordige tijdsomstandigheden aan het College een woord van hulde worden gebracht, waar de veranderingen, in dat groote plan vervat, zeer veel kosten met zich zouden bren gen, moet men thans het hoogst noodzakelijke doen en dan komt de H.B.S. voor meisjes het eerst aan de beurt. Er komt bij, dat, waar in het groote plan is gerekend op de overbrenging van de H.B.S. voor meisjes naar het tegen woordige gymnasium, spreker met de directrice van die H.B.S. van oordeel is, dat de plaats waar het gymnasium staat, voor een H.B.S. voor meisjes veel ongeschikter is dan die, waar die school thans staat. Vooreerst is deze plek veel rustiger en in de tweede plaats zullen de leerlingen hier veel minder hinder onder vinden dan op de plaats, waar het gymnasium staat, ook in verband met het passeeren van de studenten, die naar de universiteit gaan voor het volgen van de colleges. De heer Schüller: Ook geen compliment voor de studenten De heer van Es wil dat compliment niet brengen aan alle studenten; er zijn goede ook. De verbouwing tijdens het onderwijs zal, naar spreker meent, geen moeilijkheden geven, omdat er waarschijnlijk wel ge schikte lokaliteiten zijn te vinden, waar men de school tijdelijk kan onderbrengen. Hetzelfde is gebeurd met de school van den heer Bloemink en toen zijn er geen klachten vernomen. Wat betreft de „houten schuur", waarvan de heer Schül ler sprak, spreker meent, dat de semi-permanente gebouw tjes, welke bij het gymnasim zijn gebouwd, een beteren en mooieren naam verdienen. Spreker vindt dit wat klein •v an den heer Schüller. Het gymnasium heeft zich uitstekend kunnen redden en misschien zal het wat moeilijker worden, als de toevloed van leerlingen toeneemt, maar met een weinig goeden wil zal het wel gaan. De heer Vos heeft in de vergadering van de Onderwijs commissie, waarin deze zaak is besproken, daarover geen oordeel kunnen geven, omdat hij geen gelegenheid had gehad haar te bestudeeren. Het liefst zou hij zich scharen aan de zijde van den heer Schüller, omdat hij gevoelt, dat men met deze verbouwing van de H. B. S. voor meisjes er niet af is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 14