MAANDAG 15
AUGUSTUS 1932.
343
Classificatie personeele belasting.
(Goslinga.)
Al dat grijpen naar die enkele hooger aangeslagenen is bet
grijpen naar Sodomsappelsdie zien er van buiten mooi uit,
maar zijn van binnen verrot. Dat is de schijn-demo era tie
waaraan de S.D.A.P. zich vergaapt. Er zijn inderdaad ge
meenten met een progressie-regeling en die ook in een hoogere
klasse geplaatst zijn, bijv. Groningen, waar de belastingdruk
haast ondraaglijk zwaar is. De heer Verweij zegt, dat de
personeele belasting er gunstiger is dan in Leiden, maar zij
gaat toch tot 170 opcenten en voor degenen, die er in vallen
is dat een zware druk. Het is mogelijk hier over opcenten
te praten en een progressieve regeling daarvoor vast te
stellen, maar dat is geen surrogaat voor dit voorstel, dat niet
alleen de bedoeling heeft een meerdere opbrengst te krijgen
maar ook om den grondslag van heffing te verbreeden.
Theoretisch is een progressieve opcentenheffing meer ver
dedigbaar in de vierde dan in de derde klasse, en Burge
meester en Wethouders hebben dit debat hierbij willen uit
schakelen, al begrepen zij, dat het moeilijk zou gaan, maar
om tot de opbrengst van dit voorstel te komen, zou men
moeten gaan tot 185 opcenten en dit is buitengewoon hoog.
Bovendien wordt de bedoeling van dit voorstel dan niet
bereikt. Inderdaad was er vroeger in Leiden ook progressie,
maar de heffing eindigde toen bij 100 opcenten. Als dit nu
mogelijk was, zou spreker er voor te vinden zijn, maar de
opbrengst zou daardoor ƒ70.000.— minder worden en daar
aan is thans niet te denken. Leiden staat al op een hoog
niveau en daar bovenop nog progressie is in een stad als
van haar structuur niet mogelijk.
Spreker is overtuigd met dit voorstel de belangen van de
geheele burgerij te dienen, anders zou hij er zoo niet over
spreken, en hij onderstelt dit ook van zijn tegenstanders,
en met het oog juist op dat belang moet hij hier een pro
gressieve regeling ontraden.
De heer van Stralen zeide, dat er in 1928 een verbetering
is gekomen, maar dat deze door verhooging van het aantal
opcenten teniet is gedaan. Er zijn toen echter 4300 per-
ceelen geheel buiten de belasting gevallen. De heer van
Stralen noemt dit „eenige" verbetering, maar als er van de
16000 perceelen 4300 afvallen, beteekent dat nogal iets.
Gedeeltelijk moet hierop nu worden teruggekomen, want
ongeveer 1600 perceelen zullen weer in de belasting betrokken
worden.
Een argument als de heer van Stralen bezigde, dat de
druk nu weer wordt opgelegd aan de minst draagkrachtigen,
moet toch niet worden gebruikt. Die 1600 aanslagen zullen
vermoedelijk opbrengen ƒ5.000.terwijl de rest ƒ58.000.
geeft, welke dus moeten worden opgebracht door degenen,
die al belastingbetalers zijn.
Als de menschen het niet betalen kunnen, is de belasting
administratie er om ontheffing te verleenen. Tal van arbeiders
wonen in zeer behoorlijke huizen met een huurwaarde beneden
de 4.bijv. de woningen van de Leidsche Bouwvereeniging.
De armste arbeiders wonen niet altijd in huizen met de
laagste huren. Vooral in de oudere straten wonen tal van
menschen, die niet worden aangeslagen. Wel zijn er thans
tal van menschen, minimümlijders, die een veel te hooge
huur betalen.
Spreker is dat met den heer van Stralen eens, maar men
moet het niet voorstellen alsof de menschen, die wonen in
een huis met een huurwaarde van 4.per week, paupers
zijn. Onder hen vindt men verscheidene binnenvetters.
De heer Knuttel hecht geen waarde aan het argument,
dat een uittocht van de rijken te vreezen is, want, zoo zegt
hij, het eene oogenblik zijn de gegoeden er en het andere
oogenblik zijn zij er niet meer. Meermalen heeft spreker
cijfers gegeven, ook over de aanslagen in de personeele be
lasting en over de huurwaarden der belaste perceelen, zoodat
men weet, hoe het ten deze te Leiden is gesteld, maar men moet
niet vergeten, dat die uittocht reeds sterk is bevorderd door de
maatregelen, welke men heeft moeten nemen, en dat meu
hem niet nog meer mag bevorderen en de vestiging van
gegoeden binnen de grenzen der gemeente tegenhouden
door extra maatregelen. De heer Kuttel zal dus verstandig
doen door dit argument te aanvaarden.
Van de redeneering van den heer Knuttel, dat de arbeiders
klasse geen belang heeft bij een sluitende begrooting, vóórdat
zij de macht in handen heeft, heeft spreker niet veel begrepen,
want hij vreest, dat de arbeiders, als zij daarop moeten wachten,
in dien tijd verhongerd zullen zijn. Daarvoor wil spreker
hen bewaren. Juist de groote zorgen, welke Burgemeester
en Wethouders hebben om de enorme posten voor steun en
Maatschappelijk Hulpbetoon te krijgen, dwingen hen tot
het voorstellen van dezen maatregel.
Als de heer van Stralen zegt, dat de minder draagkrachtigen
moeten worden ontzien, dan ga hij eens na hetgeen zijn
partijgenooten, die wethouder zijn in andere gemeenten,
Classificatie personeele belasting.
(Goslinga e.a.)
hebben gedaan. De heer Polak, wethouder van Amsterdam,
heeft de assurantie-belasting ingevoerd en een verhooging
voorgesteld van de straatbelastingen van andere belastingen,
welke op de mindergegoeden doordruppelen, maar hij is niet
begonnen met voor te stellen een verhooging van de opcenten
op de gemeentefondsbelasting, integendeel, tot het allerlaatst
heeft hij zich daartegen verzet; alleen door den drang der
omstandigheden is hij tot de indiening van een dergelijk
voorstel gekomen.
De heer de Zeeuw, wethouder te Rotterdam, heeft die
zelfde gedragslijn gevolgd. Hij heeft tenslotte zijn nek ge
broken over de korting op de salarissen van het gemeente-
personeel, niet over zijn belastingvoorstellen.
Indien de heeren van Stralen en Verweij wethouder waren
in een gemeente als Bloemend aal of Bilthoven, waar men
bijna alleen villa's vindt, konden zij hun theoriën verwezen
lijken, maar in Leiden niet. Het is allerminst sprekers be
doeling om de minst draagkrachtigen niet te ontzien,
integendeel, zijn politiek is geweest hen zooveel mogelijk te
ontzien, maar spreker is met dit voorstel moeten komen in
het welbegrepen belang van die arbeiders. Een andere voor
stelling van de zaak lijkt heel mooi, maar is het niet.
Volgens den heer van Stralen zullen de werkloozen moeten
meebetalen, maar dat is een kwestie van de belasting
administratie. Deze heeft uit te maken wie kan betalen en
wie niet. Het spreekt van zelf, dat de oninbare posten
zullen toenemen. Van alle kanten verminderen de inkomsten
en nemen de uitgaven toe, maar gelukkig staat Leiden er
nog betrekkelijk goed voorhet zit niet onder den druk van
de Regeering en niet onder dien van de bankenmen heeft
nog verschillende werken kunnen aanbesteden en men heeft
de werkloozen kunnen steunen. Dat alles moet toch worden
betaald. Men kan wel zeggen, dat men vóór verschillende
dingen is, welke geld kosten, maar, als het op betalen aan
komt, zijn de sociaal-democraten altijd voor iets, dat niet
wordt voorgesteld.
Spreker hoopt, dat de Raad dit voorstel nu eens met al-
gemeene stemmen zal aannemen als een demonstratie tegen
over de geheele burgerij, als een bewijs, dat men den ernst
van den toestand inziet en dat iemand, die nog iets heeft,
verplicht is bij te dragen in hetgeen de gemeente noodig
heeft ter voldoening aan haar financieele verplichtingen.
Laat men hier eens tot die groote gemeenschapsdaad komen
en dit voorstel met algemeene stemmen aannemen. Laat
men zich niet verschuilen achter anderen en zeggendie zullen
het wel aannemen en wij zijn lekker blij, dat het geld er komt.
De heer Koole zegt, dat dit een insinuatie is. Het geldt
hier een principe-kwestie. Wanneer de sociaal-democraten
hier tegen stemmen, behoeft men niet te zeggen: zij ver
schuilen zich achter anderen, die er voor stemmen.
De heer Goslinga zegt, dat men dan den belastingdruk
moet verhoogen; het geld halen, waar het is, zooals van
die zijde zoo vaak gezegd wordt.
Iemand, die 200.verwoont en 7 kinderen heeft, betaalt
12 cent; met 6 kinderen 96 cent. Uit interrupties van den
heer van Stralen maakt spreker op, dat deze blijkbaar meer
belang stelt in menschen zonder kinderen. Dezen betalen
6.In alle klassen van aanslag van 200.tot en met
1600.is de verhooging 5.voor menschen zonder
kinderen. Bij 800.en 9 of 10 kinderen betaalt men
25.meer. Iemand met 6 kinderen betaalt ten hoogste
38.72 en iemand met 10 kinderen betaalt in de hoogste
klasse 61.20 meer. Voor de meer gegoeden met kinderen
wordt de druk zwaarder maar het is niet anders mogelijk.
Spreker doet nogmaals een beroep op den Raad om het
voorstel met algemeene stemmen aan te nemen.
De heer Verweij wenscht zich even te verdedigen tegen
den aanval van den Wethouder die zeide: de heeren zijn
altijd voor iets wat niet wordt voorgesteld, waarbij hij de
minder aangename stelling poneerde, dat de sociaal-demo
craten er tegen zijn met de wetenschap en de hoop, dat
anderen wel voor de aanneming zullen zorgen. Spreker zal
op dit laatste argument niet ingaan, omdat hij gedurende de
geheele discussie gepleit heeft voor zijn denkbeeld, dat aller
minst een dergelijke onderstelling wettigt, maar ten aanzien
van de eerste stelling van den Wethouder brengt spreker in
herinnering het voorstel bij de laatste begrootingsbehandeling
door hem ingediend, hetwelk z. i. best in dit voorstel van
Burgemeester en Wethouders had kunnen worden verwerkt.
Uit het feit, dat dit is nagelaten, concludeert spreker, dat
Burgemeester en Wethouders in het algemeen niets voor
progressie voelen, waarvoor ook getuigt hetgeen door den
Wethouder is gezegd. Spreker heeft dus niet gepleit voor