112 Artikel Y. Artikel 13 wordt gelezen als volgt „Onverschillig voor welken duur de opneming is geschied, zijn, indien de verpleegde vóór of op den vijfden dag der verpleging vertrekt of komt te overlijden, in elk geval ver schuldigd de kosten van verpleging, geldende bij opneming voor korteren tijd dan 30 dagen, over 5 dagen. Bij vertrek na den vijfden dag der verpleging worden de verpleegkosten berekend tot en met den dag van vertrek, mits daarvan door den verpleegde ten minste 5 dagen te voren aan den behandelenden geneesheer mededeeling is gedaan; heeft die mededeeling niet of niet tijdig plaats gehad, dan is de Geneesheer-Directeur bevoegd de verpleeg kosten over zoovele dagen meer in rekening te brengen als aan den termijn van 5 dagen ontbreken. Bij overlijden na den vijfden dag der verpleging worden de verpleegkosten berekend tot en met den dag van het vervoer van den overledene. Indien een verpleegde met toestemming van den Geneesheer- Directeur het sanatorium met een verlof van langer dan 3 dagen verlaat, is over eiken dag van dat verlof slechts de helft van de verpleegkosten verschuldigd." Artikel VI. Deze verordening treedt in werking op 1 September 1932, evenwel met dien verstande, dat zij voor de verpleegden, die vóór dien datum in het sanatorium zijn opgenomen, voor den verderen duur hunner verpleging tot ten hoogste één jaar na dien datum slechts in zoo verre zal gelden als zij voor hen gunstigere bepalingen bevat dan de vóór dien datum geldende verordening. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. Leiden, 5 Juli 1932. In het feit, dat 2 a 3 groote kamers van de le klasse van het sanatorium „Rhijngeest" voortdurend onbezet zijn, heeft de Geneesheer-Directeur aanleiding gevonden ons voor te stellen die kamers voor de verpleging van twee patiënten in te richten en in verband daarmede een verlaagd tarief in het leven te roepen. Met dit denkbeeld heeft onze Com missie zich kunnen vereenigenook toch naar hare meening moet het voortdurend onbezet zijn van deze kamers toe geschreven worden aan de hooge kosten daarvan, welke 10. en 11.per dag bedragen. Verwacht mag dus worden, dat een verlaagd tarief, hetwelk door verpleging van 2 personen in één kamer mogelijk wordt gemaakt, op de bezetting van die kamers een gunstigen invloed zal hebben. Dit tarief ware per patiënt op 6.per dag te stellen. Daarentegen kunnen de kosten van de kleinere kamers der le klasse, welke ƒ7.en ƒ7.50 per dag bedragen en welke in vergelijking met de kosten van een afzonderlijke kamer in de tweede klasse A te laag zijn deze bedragen ook ƒ7.per dag zonder bezwaar tot ƒ8.— verhoogd worden. Als gevolg van een en ander zullen de prijzen van de kamers der le klasse, welke thans 7.7.50, 9. ƒ10.en ƒ11.per dag bedragen (wij laten hier de prijzen gedurende de eerste veertien dagen der verpleging buiten beschouwing), kunnen worden vastgesteld op resp. ƒ8. ƒ9.en ƒ10.bij gebruik van een afzonderlijke kamer en op ƒ6.per dag bij verpleging van twee patiënten in één kamer. (Zie artikel II van de hiernevensgaande concept verordening). Aangezien art. 4 der betreffende verordening alleen het gebruik van afzonderlijke kamers in de eerste klasse kent, behoeft ook dit artikel wijziging (art. I der concept-veror dening). Nu de verordening zal behooren te worden gewijzigd, achten wij het gewenscht haar op nog eenige andere punten te herzien. In de eerste plaats betreft dit een wijziging van louter redactioneelen aard. In de thans geldende verordening worden de verpleegkosten van elke klasse in een afzonderlijk artikel (resp. de artt. 6, 7 en 8) geregeld, hetgeen er toe leidt, dat bepalingen, die voor de drie klassen gelijkluidend zijn, in elk van de drie artikelen worden herhaald. Wij achten het gewenscht met dit systeem te breken en hebben daarom in één artikel, het nieuwe artikel 6 (art. II van de concept-verordening), de verpleegkosten van alle drie klassen geregeld; het nieuwe artikel 7 (art. III van de concept verordening) bevat voorts de bepalingen betreffende de verpleging door afzonderlijk verplegend personeel van buiten de inrichting, thans in de vóórlaatste leden van de artt. 6 en 7 opgenomen, terwijl ten slotte het nieuwe artikel 8 (art. IV van de concept-verordening) de wijze van betaling regelt, welke thans in de laatste leden van de artt. 6, 7 en 8 een plaats heeft gevonden. In de thans geldende verordening is voor alle klassen voor de eerste twee weken van de verpleging een afzonderlijk, hooger tarief vastgesteld, terwijl voor den verderen duur der verpleging een lager maandtarief geldt. Terwille van de duidelijkheid verdient het naar onze meening aanbeveling een tarief per dag vast te stellen. Het beginsel, dat aan de huidige tariefsregeling ten grondslag ligt, n.l. dit, dat het tarief bij langeren duur der verpleging lager kan zijn dan bij een verpleging voor korteren tijd, komt echter ook in de nieuwe door ons voorgestelde regeling tot uitdrukking, in zooverre als een lager tarief per dag geldt bij een ver pleging van ten minste 30 dagen of langer en een hooger tarief (voor de eerste klasse, tweede klasse A en B resp. 2.1.50 en 1.per dag meer) bij een verpleging voor een korter tijdvak. Art. III behoeft na het boven medegedeelde geen toe lichting meer. In art. IV wordt de wijze van betaling geregeld. In het algemeen geldt daarbij als regel, dat vooruitbetaling over 30 dagen moet plaats hebben. Nieuw is echter de bepaling, dat, indien de opneming voor een bepaald onderzoek of voor een bepaalde behandeling wordt verlangd, waarvan de duur korter dan 30 dagen zal bedragen, slechts vooruitbetaling behoeft te geschieden over dien, met den Geneesheer-Directeur over een te komen, korteren tijd der verpleging. Deze bepa ling is opgenomen ter tegemoetkoming aan in de practijk gebleken bezwaren. Het is namelijk voorgekomen, dat door den Raad van Arbeid en ook door particulieren van de verpleging van patiënten in het sanatorium werd afgezien, omdat zij verplicht waren de verpleegkosten over 14 dagen vooruit te betalen, ook indien te voorzien was, dat de ver pleging korteren tijd zou duren, en omdat bovendien op grond van het bepaalde in het eerste lid van art. 13 in zoodanig geval als regel geen restitutie kon plaats hebben. Teneinde aan een en ander tegemoet te komen, is de onder- werpelijke bepaling in het nieuwe artikel 8 opgenomen en is bovendien art. 13 in dien zin gewijzigd, dat het tijdvak, waarvoor geen restitutie plaats heeft, van 14 dagen tot 5 dagen is teruggebracht. Wij vertrouwen, dat de hier voor gestelde wijzigingen aan de bezetting van het sanatorium ten goede zullen komen. Artikel VDe wijziging van het eerste lid van art. 13 is reeds toegelicht onder artikel IVde wijzigingen van het tweede en derde lid hangen daarmede samen. Bovendien is het tweede lid in dien zin aangevuld, dat aan niet tijdige mededeeling van het vertrek een sanctie is verbonden. De wijziging van het laatste lid strekt om aan billijke klachten over de daarin vervatte bepaling tegemoet te komen. Artikel VI. Ten behoeve van de vóór de inwerkingtreding van de wijzigingsverordening opgenomen patiënten is billijk heidshalve een overgangsbepaling opgenomen, krachtens welke de bepalingen van de geldende verordening, voor zoover die voor hen gunstiger zijn dan die van de gewijzigde, nog gedurende één jaar na de inwerkingtreding zullen blijven gelden. Op grond van het bovenstaande geven wij Uw College alsnu in overweging den Raad de hierbij gevoegde concept verordening ter vaststelling aan te bieden. De Commissie van Beheer over de Gestichten Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest, A. J. Romijn, Voorzitter. J. A. v. d. Stok, Secretaris. Aan Heeren Burgemeester en Wethouders van Leiden. N°. 164. Leiden, 27 Juli 1932. Gelijk U bekend is werd in 1930, ter voorziening in het toen aan de H.B.S. voor Meisjes bestaande gebrek aan plaatsruimte, overgegaan tot inrichting van een bij het gym nastieklokaal van die school behoorende kleedkamer tot leslokaal, terwijl in het volgende jaar een leslokaal op de zolderverdieping werd bijgebouwd. Toen reeds bestond bij ons College het voornemen bij U een voorstel in te dienen tot algeheele verbouwing van die H.B.S. Inmiddels bleek, dat ook aan het Gymnasium te

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 6