108 en op de overige werkdagen vóór 5 uur v.m. en na 8 uur n.m., terwijl als uitzondering het venten met geringe eetwaren op Zon- en feestdagen na 5 uur v.m. onbeperkt geoorloofd is. Wij zijn van oordeel, dat deze regeling voor Leiden in elk geval op één punt aanvulling behoeft, n.l. voorzoover betreft het venten met bloemen. Leiden toch ligt in een streek, waar bij uitstek veel bloemen worden verkocht. Ook afgezien van den tijd der bloeiende bollenvelden, kan men onze gemeente een centrum van bloemkweekerijen noemen. Uit den aard der zaak wordt hier ter stede dan ook voort durend, ook op Zon- en feestdagen, een levendige straat handel in bloemen gedreven, hetgeen mede in de hand wordt gewerkt door het drukke bezoek aan de ziekenhuizen. Gezien haar ligging, bestaat voor de gemeente Leiden o.i. dan ook alle reden om de wettelijke regeling voor het venten met geringe eetwaren van toepassing te verklaren op het venten met bloemen. In art. 9 der ontwerp-verordening wordt zulks beoogd. Art. 10. In dit artikel wordt naar aanleiding van het in art. 5 bepaalde, voor het venten op 3 October een analoge regeling getroffen. Artt. 11, 12, 13 en 14 behoeven o. i. geen nadere toe lichting. Naar aanleiding van het praeadvies van Burgemeester en Wethouders op verschillende adressen in zake de winkel sluiting (zie Ingek. Stukken No. 74), hetwelk op 11 April 1932 door Uw Vergadering is behandeld, zijn nog enkele voorstellen en adressen ingekomen. In het hieronder in de eerste plaats afgedrukte adres verzoeken een tweetal vergunninghoudersvereenigingen te bepalen, dat slijterijen op Zondag geopend zullen mogen zijn van 10 uur v.m. tot 2 uur n.m. voor het verkoopen van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken. Ter adstructie van dit verzoek betoogen adressanten, dat de nieuwe (met 1 April 1932 in werking getreden) Drankwet de splitsing tusschen tap- en slijtvergunningen handhaaft, zoodat alleen de slijte rijen onder de Winkelsluitingswet komen te vallen en dus op Zondag gesloten moeten zijn, terwijl de houders van volledige vergunningen op dien dag, zoowel zouden mogen tappen als slijten. Daargelaten nu de vraag, of inderdaad van opheffing van de bovenbedoelde onderscheiding tusschen de verschillende vergunningen het gevolg zou zijn geweest, dat de tegen woordige slijterijen niet onder de werking van de Winkel sluitingswet zouden zijn gevallen (hetgeen immers, blijkens art. 3 lid 1 onder c dier wet, van feitelijke omstandigheden den verkoop uitsluitend of in hoofdzaak voor verbruik ter plaatse van verkoop afhangt), kunnen wij in de aan gevoerde argumenten bezwaarlijk bijzondere omstandigheden, als bedoeld in art. 9 lid 1 der wet, zien: de gevolgen, door adressanten aangewezen, zijn o. i. algemeen en zullen zich overal in den lande voordoen. De gemeente is derhalve niet bevoegd een regeling, als gewenscht, te treffen. Bovendien zij opgemerkt, dat de volledige vergunningen, waarvan adressanten in het bijzonder de concurrentie vreezen, gelei delijk uitsterven. Hetzelfde kan gezegd worden van het mede hieronder afgedrukte voorstel van het lid Uwer Vergadering E. J. Coster, hetwelk een zelfde strekking heeft als het vorenge noemde adres. Dit voorstel beoogt voor slijterijen de Zondag sluiting op te heffen en het sluitingsuur voor deze zaken op 31 December te bepalen op 10 uur. Ook hier zijn naar onze meening geen bijzondere omstandigheden aan te wijzen om een dergelijke regeling te rechtvaardigen. In de derde plaats hebben wij het eveneens hierna afge drukte adres van de Verlofhoudersvereeuiging „Hocares" overwogen, waarin verzocht wordt te bepalen, dat winkels, waarvoor een verlof A (d. i. een verlof voor den verkoop van zwak-alcoholischen drank) geldt, des Zondags geopend mogen zijn van 10 uur v.m. tot 2 uur n.m. Ook hier kunnen wij echter geen bijzondere omstandigheden zien, waarop een dergelijke bepaling, in het licht van art. 9 lid 1 der Winkel sluitingswet, zou kunnen worden gegrond. Wij moeten daarom ook te dezen aanzien afwijzend adviseeren. Ten slotte hebben wij, zulks naar aanleiding van een nader tot Burgemeester en Wethouders gericht adres, opnieuw de sluiting, krachtens art. 6 der Winkelsluitingswet, op één middag per week van de kapperszaken onder het oog gezien. Zooals Uw Vergadering zich zal herinneren, heeft zij een desbetreffend voorstel van Mr. D. A. van Eek op 11 April 1932 verworpen. Nader is ons thans uit een schrijven van de Kappersvereeniging „Ons Belang", alhier, gebleken, dat een belangrijk percentage van de te Leiden gevestigde kapperspatroons tegen het voorschrijven van verplichte sluiting hunner zaken op één middag per week ernstig bezwaar heeft. Onder deze omstandigheden meent de meer derheid van onze commissie, dat, mede gelet op het stand punt van de Begeering in zake de toepassing van art. 6 der Winkelsluitingswet waarvoor verwezen moge worden naar het reeds aangehaalde Ingekomen Stuk No. 74 van 1932 een voldoende sterke aandrang uit de kringen der belanghebbende werkgevers niet bestaat, zoodat zij geen vrijheid kan vinden een regeling als hier bedoeld te ont werpen. De minderheid van onze commissie ziet in het boven staande geen voldoende aanleiding om van het voorschrij ven van verplichte sluiting der kapperszaken op één middag per week, hetgeen zij een wenschelijken maatregel acht, af te zien. Gelet op het bovenstaande, zijn wij derhalve van oordeel, dat er aanleiding bestaat de hieronder in ontwerp opge nomen verordening vast te stellen. Het schijnt ons intusschen wenschelijk dit voorstel niet terstond op de agenda voor Uw Vergadering te plaatsen, doch eerst belanghebbenden gelegenheid te geven zich te beraden over eventueel gewenschte verdere afwijkingen of aanvullingen van de Winkelsluitingswet. Voorzoover daartoe verzoeken mochten inkomen, zullen wij dan, zoo noodig, nadere voorstellen te dezer zake doen. In afwachting daarvan geven wij, met verwijzing naar de in de Leeskamer neergelegde stukken, Uw Vergadering thans in overweging: I. het voorstel-Coster niet aan te nemen; II. vast te stellen de volgende VERORDENING oy de winkelsluiting. Artikel 1. Met afwijking van het bepaalde in de artikelen 2 en 4 lid 1 onder c, lid 2 onder a en lid 3 van de Winkelslui tingswet is het verboden een winkel, waar melk of melk producten worden verkocht, des Zondags, op Hemelvaarts dag, alsmede, voorzoover deze dagen niet op een Zondag vallen, op 1 Januari en 25 December voor het publiek geopend te hebben op andere uren dan van 7| tot 10 uur des voormiddags en van 6 tot 8 uur des namiddags. Echter zal de verkoop van melk of melkproducten, uit sluitend voor gebruik ter plaatse van verkoop, op de in het vorige lid genoemde dagen ook geoorloofd zijn van 10 uur des voormiddags tot 6 uur des namiddags. Burgemeester en Wethouders kunnen op grond van bijzon dere omstandigheden van het verbod in het eerste lid alge- meene of bijzondere ontheffing verleenen. Art. 2. Met afwijking van het bepaalde in de artikelen 2 en 4 lid 2 onder a en lid 3 van de Winkelsluitingswet is het aan een bier- en limonadehandelaar en mineraalwaterfabrikant verboden des Zondags, op Hemelvaartsdag, alsmede, voor zoover deze dagen niet op een Zondag vallen, op 1 Januari en 25 December zijn bedrijfslocaliteiten voor het publiek geopend te hebben op andere uren dan van 7 tot 10 uur des voormiddags. Echter zal de verkoop van koolzuur ook geoorloofd zijn op de in het vorige lid genoemde dagen van 10 uur des voormiddags tot 8 uur des namiddags. Burgemeester en Wethouders kunnen op grond van bijzondere omstandigheden van het verbod in het eerste lid algemeene of bijzondere ontheffing verleenen. Art. 3. Met afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 1 onder d van de Winkelsluitingswet is het verboden een winkel, waar uitsluitend of in hoofdzaak brood, banket, suikerwerk en chocolade wordt verkocht, des Zondags voor het publiek geopend te hebben op andere uren dan van 10 uur des voormiddags tot 2 uur des namiddags. Art. 4. Met afwijking van het bepaalde in artikel 4 lid 1 onder c van de Winkelsluitingswet is het verboden een fruitwinkel voor den verkoop van fruit des Zondags voor het publiek geopend te hebben op andere uren dan van 11| uur des voormiddags tot 2|- uur des namiddags. Art. 5. Met afwijking van het bepaalde in de artikelen 2 onder b en 4 lid 2 onder a, lid 3 en lid 4 van de Winkelsluitings wet is het geoorloofd een winkel op den door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen dag, waarop het 3-October- feest wordt gevierd, voor het publiek geopend te hebben tot een door Burgemeester en Wethouders te bepalen slui-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 2