119
grondslagen te wijzigen. Wij achten deze tarieven in 't
algemeen juist gesteld en een aanzienlijk hoogere opbrengst
zou alleen te verkrijgen zijn door deze tarieven zeer ingrij
pend te verhoogen, waardoor wellicht het omgekeerde bereikt
wordt van hetgeen men beoogt. Blijft over de plaatsing van de
gemeente Leiden in een numeriek hoogere klasse, in casu
derhalve overbrenging van de gemeente van de 3e naar
de 4e klasse. Daarmee wordt bereikt een aanzienlijke ver
hooging van de opbrengst door verzwaring van de aanslagen
van allen die nu reeds zijn aangeslagen en het betrekken in
de belasting van perceelen, die onder de huidige regeling
vrij zijn, terwijl nochtans de verhooging van de belasting
over de geheele lijn slechts gering is.. Van de verwachte
meerdere opbrengst ad ƒ63000(hoofdsom -f opcenten)
komt ongeveer 58000.— ten laste van de oude aanslagen
en ongeveer 5000.ten laste van de nieuwe aanslagen
(zie staat IV). Een overzicht van de werking dezer gewij
zigde klasse-indeeling moge hier volgen:
Door de klasse-indeeling van de gemeente wordt geregeld
1°. de aanvang van den belastingplicht voor de grondslagen
huurwaarde en mobilair; 2°. het bedrag, waarmede de
belastbare huurwaarde van elk perceel voor de berekening
van de belasting naar den grondslag huurwaarde wordt ver
minderd; 3°. het percentage, waarmede de belasting naar
de grondslagen huurwaarde en mobilair voor elk daartoe in
de termen vallend kind wordt verminderd.
De belasting naar den grondslag huurwaarde wordt niet
geheven, wanneer de belastbare huurwaarde van het perceel
in gemeenten, behoorende tot de 3e klasse, niet meer dan
ƒ200.en in gemeenten, behoorende tot de 4e klasse, niet
meer dan ƒ175.bedraagt. Bij indeeling van de gemeente
in de 4 e klasse worden dus in de heffing ook betrokken de
perceelen met een huurprijs van meer dan 3.50, doch niet
meer dan 4.per week. Het te heffen bedrag wegens die
perceelen is evenwel gering (indien geen vermindering wegens
kinderen wordt genoten bij een weekhuur van 3.60 en
ƒ4.respectievelijk slechts ƒ1.en ƒ3.per jaar in
hoofdsom).
In gemeenten, behoorende tot de 3e klasse, wordt de
belastbare huurwaarde voor elk perceel voor de berekening
van de belasting verminderd met 195.en in gemeenten,
behoorende tot de 4e klasse, met 170.waardoor de
belasting, afgezien van de vermindering wegens kinderen,
voor de bestaande aanslagen 2.50 in hoofdsom hooger is,
dan in de 3e klasse.
De belasting naar den grondslag mobilair (waarde der
stoffeering) wordt niet geheven, wanneer de belastbare huur
waarde van het perceel in gemeenten, behoorende tot de
3e klasse, niet meer dan 230.— en in gemeenten, behoo
rende tot de 4e klasse, niet meer dan 205.bedraagt.
Ook bij indeeling der gemeente in de 4e klasse zal wegens
het gebruik van de perceelen met een huurwaarde van
205.tot 230.evenwel als regel geen of slechts eene
lage belasting naar den grondslag mobilair worden geheven
In gemeenten der 4e klasse is de vermindering van de
belasting naar den eersten en tweeden grondslag wegens
kinderen iets kleiner dan in gemeenten der 3e klasse, voor
namelijk ten aanzien van perceelen met een huurwaarde
van meer dan ƒ700.—, doch minder dan 1600.niettemin
is de kinderaftrek ook in gemeenten der 4e klasse belangrijk.
De Wet op de Personeele Belasting 1896, werd ingaande
1 Januari 1928 ingrijpend gewijzigd, welke wijziging vooral
voor de minder draagkrachtige belastingplichtigen van groot
belang was, gelijk kan blijken uit den in de Leeskamer ter
visie gelegden staat (bijlage I). Ook blijkt echter uit dezen
staat, dat de belastingverlaging, die toen werd verkregen,
bij een indeeling in de 4e klasse nog voor het grootste gedeelte
behouden blijft. In de gemeenten der 4e klasse onder de
huidige wet, is toch zoowel de aanvang van den belasting
plicht voor de grondslagen huurwaarde en mobilair als de
vermindering voor de berekening van de belasting naar den
eersten grondslag en de vermindering wegens kinderen, nog
belangrijk gunstiger dan in de gemeenten der 3e klasse vóór
1 Januari 1928. Bovendien zal Leiden ook bij indeeling in de
4e klasse in vergelijking met andere gemeenten nog gunstig
zijn geclassificeerd.
Voorts wordt de aandacht gevestigd op de mede in de Lees
kamer ter visie gelegde staten (bijlage II en III), blijkens welke
Leiden slechts een gering aantal perceelen met een hooge
huurwaarde heeft. Het gevolg hiervan is, dat een hoogere
opbrengst van de personeele belasting mede moet worden
verkregen door verzwaring van de heffing voor alle aan ge-
slagenen.
In overeenstemming met het advies van de Commissie
van Financiën en onder verwijzing naar de in de Leeskamer
ter visie liggende stukken, geven wij U alsnu in over
weging de gemeente met ingang van 1 Januari 1933 voor
de heffing der personeele belasting naar de eerste twee
grondslagen in te deelen in de 4e klasse en daartoe vast te
stellen de navolgende verordening:
VERORDENING,
regelende de classificatie der gemeente Leiden voor de heffing
der personeele belasting naar de eerste twee grondslagen.
Artikel 1.
De gemeente wordt voor de heffing der personeele belasting
naar de eerste twee grondslagen ingedeeld in de vierde
klasse.
Art. 2.
Deze verordening treedt in werking op 1 Januari 1933.
Alsdan vervalt de verordening van 25 Augustus 1930
(Gemeenteblad Ho. 2), met dien verstande, dat zij van
kracht blijft voor aanslagen betreffende de belastingjaren,
welke vóór 1 Januari 1933 zijn geëindigd.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Te Leiden ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.