116
Art. 2.
De betaling van het verlofsrecht geschiedt in één termijn,
ten kantore van den Gemeente-Ontvanger tegen uitreiking
van een kwitantie.
Art. 3.
Burgemeester en Wethouders doen vóór 1 April van elk
jaar aan de houders van een verlof A mededeeling, dat
door hen vóór 1 Mei daaraanvolgend het verlofsrecht van
vijf en twintig gulden moet worden voldaan ten kantore
van den Gemeente-Ontvanger, wien een opgave van het
verschuldigde recht wordt toegezonden.
Art. 4.
Van iedere betaling wordt door den Gemeente-Ontvanger
kennis gegeven aan Burgemeester en Wethouders.
Art. 5.
Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden
op 1 Mei 1932.
e. VERORDENING
tot intrekking van de verordening van den 16en October 1922
(Gem. blad no. 60), regelende de samenstelling en den
werkkring der Commissie, belast met het onderzoek
van de bij den Gemeenteraad ingekomen bezwaar
schriften tegen aanslagen in het gemeentelijk
vergunningsrecht voor den verkoop van
sterken drank in het klein
Bovengenoemde verordening wordt ingetrokken.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 173. Leiden, 5 Augustus 1932.
In Uwe Vergadering van 10 November 1930 (Ingek. Stuk
ken No. 232) werden de noodige gelden beschikbaar gesteld
ten behoeve van de verbreeding en verbetering van dat
gedeelte van den Haarlemmerweg, dat gelegen is tusschen
den Maresingel en de Musschenbroekstraat.
Voor de uitvoering van dat plan was het noodig den
eigendom te verkrijgen van eenige openbare stoepen, als
mede van eenige voortuinen of gedeelten daarvan.
In ons desbetreffend voorstel deelden wij U reeds mede,
dat met enkele eigenaren dier voortuinen nog geen overeen
stemming omtrent de eigendomsoverdracht was verkregen.
De volledige afwerking van het plan tot wegverbetering
stuit nu af op den onwil van een der eigenaren, den heer
M. Konings, die voor den voortuin van zijn perceel aan den
Haarlemmerweg No. 40 een vergoeding verlangt van 450.
of 15.per M2.
Afgezien nog hiervan, dat de hem geboden prijs van
10.per M2. een zeer behoorlijke prijs is, en voor de
overdracht van voortuinen ten behoeve van wegverbeterin-
gen nimmer meer wordt betaald, lijkt ons overname tegen
hoogeren prijs niet geraden met het oog op de daaruit
voortvloeiende consequenties.
Wij zouden U daarom willen voorstellen ten opzichte van
de verkrijging van den eigendom van den voortuin van het
perceel Sectie K No 1511, op de in de Leeskamer liggende
teekening in rood gearceerd, den weg van onteigening te
volgen.
Een gelijk geval als bovenbedoeld deed zich voor ten
opzichte van de verbreeding en verbetering van den Mare
singel, waartoe door Uwe Vergadering werd besloten in hare
zittingen van respectievelijk 1 October 1928 (Ingek. Stukken
No. 185), 15 Juli 1929 (Ingek. Stukken No. 110) en 19 Mei
1930 (Ingek. Stukken No. 86).
Ook hier was ten behoeve van de wegverbetering over
name noodig van stoepen en voortuinen en ook hier wordt
de volledige afwerking verijdeld door gebrek aan mede
werking van de eigenaren van den voortuin van het op
den hoek van den Maresingel en den Haarlemmerweg ge
legen perceel Sectie K No. 1451, eveneens op de ter inzage
liggende teekening in rood gearceerd.
De eigenaren van het benoodigde gedeelte van den voor
tuin blijken ten aanzien van den afstand daarvan onderling
niet tot overeenstemming te kunnen komen.
Ook hier zal dus onteigening noodzakelijk zijn.
Wij geven Uwe Vergadering derhalve in overweging ons
College te machtigen het noodige te verrichten ter ver
krijging, door middel van onteigening, van den op de
situatieteekening rood gearceerden voortuin, deel uitmakende
van het perceel kadastraal bekend gemeente Leiden, Sectie K
No. 1511. alsmede van het op de situatieteekening rood
gearceerde gedeelte van het perceel kadastraal bekend ge
meente Leiden, Sectie K No. 1451.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 174. Leiden, 5 Augustus "1932.
Bij zijn in de Leeskamer ter visie liggend adres, verzoekt
de Nederlandsche Bond van Personeel in Overheidsdienst
aan Uwe Vergadering, om te bevorderen, dat het aan den
werkman bij den Reinigingsdienst, P. J. Brocaar, met in
gang van 1 Mei j.l. verleend eervol ontslag wordt opgeschort,
totdat de Pensioenraad een beslissing zal hebben genomen
omtrent het door belanghebbende ingediende bezwaarschrift
tegen de beslissing van dien Raad d.d. 22 Maart 1932,
waarbij hij in verband met het door de geneeskundigen
uitgebrachte rapport, uit hoofde van ziekten of gebreken
voor de verdere waarneming van zijn betrekking ongeschikt
werd verklaard.
Blijkens van den Pensioenraad ontvangen mededeeling
d.d. 6 Juli j.l., heeft Brocaar echter inmiddels het bezwaar
schrift ingetrokken. Hiermede is het verzoek om opschorting
van het ontslag derhalve automatisch komen te vervallen,
zoodat wij Uwe Vergadering in overweging geven het adres
als afgedaan te beschouwen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 175. Leiden, 5 Augustus 1932.
Bij het in de Leeskamer ter visie gelegd adres verzoeken
de eigenaren van de perceelen aan den Rijnsburgerweg
Nis. 83, 85, 87, 89, en 91 de achter hunne woningen gelegen
strook giond, op de overgelegde kaart met groene kleur
aangeduid, op te hoogen en hun het recht van overgang over
die terreinstrook te verleenen naar de nieuw aangelegde
zijstraat van den Rijnsburgerweg ter plaatse.
De gevraagde ophooging heeft bereids plaats gehad. Wat
het gewenschte uitpad betreft, verklaarde ons College zich,
in overeenstemming met het advies van de Commissie van
Fabricage, bereid om Uwe Vergadering voor te stellen aan
adressanten een persoonlijk recht van uitpad te verleenen
tegen betaling door elk hunner van een jaarlijksche ver
goeding van ƒ10.en onder beding, dat op hun kosten in
de afscheiding tusschen de strook grond en de zijstraat, een
toegangsdeur zou worden aangebracht.
Bij den mede ter visie liggenden brief van 9 Maart j.l.
hebben adressanten bericht op de gestelde voorwaarden niet
te kunnen ingaan.
In verband met het vorenstaande geven wij Uwe Ver
gadering in overweging het vorenbedoelde adres als afgedaan
te beschouwen.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 176. Leiden, 5 Augustus 1932.
Ingevolge raadsbesluit van 16 Juni 1930 (Ingek. Stukken
No. 112) is de gemeente voor de arbeiders-ziekte-verzeke
ring, geregeld bij de Ziektewet, aangesloten bij de ziekenkas
van den Raad van Arbeid alhier. Onder deze verzekering
vallen, blijkens ons aangehaald voorstel, personen, die korter
dan 2 jaren in tijdelijken dienst werkzaam zijn en personen,
met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is
gesloten. Het andere personeel, met name het vaste, is
derhalve aan de werking van de wet onttrokken.
De gemeente is voor het verzekerd personeel een premie
van 2.3 over het loon verschuldigd, terwijl de verzekerden
aan de Ziektewet aanspraak ontleenen op een uitkeering
van 80% van het dagloon (ad ten hoogste 8.—), gedurende
ten hoogste zes maanden, ingaande op den derden dag na den
aanvang van de ziekte. Voorts brengen wij in herinnering, dat,,
voorzoover de bij de gemeente gebruikelijke uitkeering bij ziekte
gunstiger is, dan de regeling ingevolge de Ziektewet, de
gunstiger regeling wordt toegepast, in den vorm van een
toeslag op de ziekteuitkeering van den Raad van Arbeid.
De gemeente is echter niet verplicht zich aan te sluiten
EENIG ARTIKEL.