MAANDAG 11 JULI 1932. 323 (de Reede e.a.) de bijzondere bewaarscholen nog steeds in onzekerheid ver- keeren omtrent de gevolgen van die gelijkstelling. Spreker heeft over die gelijkstelling zijn eigen ideëen. Hij is er nooit een voorstander van geweest, maar vindt het toch wel zeer bedenkelijk, dat het anderhalf jaar moet duren voor eindelijk de voorstellen, die door den Raad zijn aanvaard en vrijwel zijn omschreven, in een verordening worden uitgewerkt. Spreker vraagt, of de mogelijkheid bestaat, dat de ver ordening er komt en zoo ja, wanneer het wellicht zou geschieden. De Voorzitter zegt, dat deze verordening op het oogenblik in onderzoek is bij de Commissie voor het Onderwijs. De heer Tepe zegt, dat de verordening reeds geruimen tijd in concept gereed is, doch verschillende instanties moet pas- seeren, waarmede tijd gemoeid is. Zij is gezonden aan de Commissie voor het Onderwijs. Eenige weken geleden moest de vergadering dezer commissie wegens verhindering van ver schillende leden worden uitgesteld. De verordening wordt echter a.s. Vrijdag in de Commissie voor het Onderwijs behandeld en komt dan met het advies dier commissie in behandeling in het College van Burgemeester en Wethouders, waarna zij in den Raad gebracht wordt. De heer de Reede veronderstelt, dat er bij de discussies over de verordening wel gelegenheid zal zijn om op den gang van zaken nader terug te komen. De heer Knuttel herinnert er aan, dat de Voorzitter in de vorige vergadering bij de beantwoording van de vragen die spreker stelde over het optreden van de politie, gezegd heeft, dat in Leiden de betoogingen altijd werden toegestaan. Da delijk daarna heeft spreker echter bemerkt, dat aan het werk- loozencomité de vergunning is geweigerd om op de Kaasmarkt een vergadering te houden. Voor die weigering werd geen andere grond aangegeven dan dat er zooveel betoogingen plaats hadden. Alle maatregelen voor het houden van die vergadering waren reeds genomen en op den dag van de vergadering kwam de weigering af. De Voorzitter zegt, dat men ook te veel van die zaken kan vragen. Men kan wel eiken dag een betooging organiseeren. De heer Knuttel merkt op, dat dit comité het zeker in geen vier weken had gedaan. De Voorzitter zegt, dat blijkens de hem verstrekte inlich tingen, wekelijks het verzoek wordt gedaan. De heer Knuttel weet, dat het niet van de door hem be doelde zijde geschiedt. De Voorzitter meent, dat de verzoeken van dezelfde zijde komen. De heer Knuttel zegt, dat de Voorzitter dan onjuist is ingelicht. De Voorzitter zegt, dat men niet ieder oogenblik vergunning voor het houden van een betooging kan vragen. Het verlof is nooit geweigerd, maar het zal geweigerd worden, wanneer er te veel verzoeken binnenkomen. Men moet een beetje trachten hierin maat te houden. Men kan niet hebben, dat ieder oogenblik van dezelfde zijde vergunning wordt gevraagd. De heer Knuttel vermoedt, dat een misverstand bestaat en dat wanneer het verlof van een andere zijde wordt gevraagd, gedacht wordt, dat het van dezelfde zijde komt. De Onafhanke lijke Socialistische Partij heeft vergunning gevraagd tegen het einde van deze week, maar dat is niet te beschouwen als een verzoek van dezelfde zijde. (Voorzitter e.a.) De Voorzitter zal de zaak nog eens nagaan. Men kan echter niet ieder oogenblik vergunning voor het houden van een betooging vragen, want dan wordt het voor de politie te veel. De heer Knuttel meent, dat de gang van zaken bij de op heffing van de school aan de Boommarkt niet is geweest, zooals men het had mogen verwachten. Op den laatsten dag hebben Burgemeester en Wethouders noch de Inspectie van het Onderwijs van hun belangstelling doen blijken; er is geen enkele toespraak gehouden en er is niets gebeurd van hetgeen bij dergelijke gelegenheden gewoonlijk geschiedt. Spreker noemt dit een eigenaardige manier van handelen. De heer Tepe heeft in den tijd, dat hij Wethouder van Onderwijs is, nooit gehoord, dat er iets gebeurde van wat de heer Knuttel bedoelde, wanneer een school werd opgeheven. In den regel bracht de opheffing een noodzakelijke overplaatsing vari personeel, doch voor zooveer spreker weet, werd de op heffing van een school nooit gevierd of werd daarvoor bij zondere belangstelling getoond. Spreker vindt het ook geen bijzonder feit. De heer Knuttel denkt ook niet zoozeer aan de opheffing van de school, als wel aan het werk, dat aan die school ge presteerd is. De heer Tepe zegt, dat het personeel overgaat naar een andere school. Twee dames zijn op wachtgeld gesteld, maar spreker houdt geen speeches bij op-wachtgeld-stellingen. De heer Groeneveld wijst er op dat het officieele verslag der vergaderingen van den Raad tegenwoordig zeer laat ver schijnt, n.l. telkens ongeveer drie maanden na de zitting. Dat is vervelend. Er is nu een bepaalde reden, waarom het buiten gewoon onaangenaam is. In een der laatste vergaderingen heeft de Raad n.l. eenige be sluiten genomen en Burgemeester en Wethouders zullen trachten die besluiten vernietigd te krijgen. Spreker veronder stelt, dat de instanties, die er over te oordeelen zullen hebben, gaarne eerst het officieele verslag van die zitting zullen af wachten. Dat is ook verklaarbaar. Het zal echter ook weer een maand of drie moeten duren, eer een beslissing kan vallen. Spreker begrijpt wel, dat Burgemeester en Wethouders in dit geval geen haast hebben. De Voorzitter: Jawel! De heer Groeneveld zegt, dat Burgemeester en Wethouders n.l. voorloopige voorzieningen hebben uitgevoerd, die geheel overeenkomen met hun meening, zoodat zij geen haast hebben om in den bestaanden toestand verandering te brengen. Spreker acht dit verkeerd en dringt aan op de invoering van een andere regeling, waardoor het verslag spoediger na de zitting verschijnt. Spreker noemt den termijn van drie maanden buitensporig lang en meent, dat deze met eenige medewerking belangrijk kan worden verkort. De Voorzitter weet, dat degenen, die met dit werk zijn belast, hun uiterste best doen, maar ook nog anderen arbeid hebben te verrichten. Spreker geeft dadelijk toe, dat hij er zich niet dagelijks van op de hoogte stelt, wanneer de verslagen verschijnen. De heer Coster herinnert er aan, dat de Raad twee maanden geleden heeft besloten aan iemand buiten de gemeente op te dragen reclame in orde te maken en vraagt, hoe het thans met deze zaak gesteld is. De Voorzitter deelt mede, de uitvoering van deze aan gelegenheid in voorbereiding is. Niemand meer het woord verlangende, sluit de Voorzitter de vergadering. Te Leiden, ter Boekdrukkerij van J. J. GROEN ZOON.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 31