322 MAANDAG 11 JULI 1932.
Schoolkindervoeding tijdens groote vacantie; e.a.
(Wilbrink e.a.)
het gezin komt en de ouders, met de hulp van de overheid,
de kinderen kunnen voeden? Of is het strikt noodzakelijk,
dat vreemden daarmede worden belast?
Volgens spreker gaat dat in tegen de natuurwetten en de
maatschappelijke orde, die op deze wijze door de overheid
wordt verbroken.
Het is de groote taak van de overheid, niet alleen om den
gezinsband intact te laten, maar ook om er toe mede te
werken, dat de gezinsband hechter wordt, vooral waar men
langzamerhand kan gaan spreken van verwording, nu tal van
kinderen hun verantwoordelijkheid ten opzichte van de ouders
niet meer gevoelen en de overheid zoo gemakkelijk de taak
van de ouders overneemt, dat dezen hun verantwoordelijk
heid ten opzichte van de kinderen niet meer aanvaarden of
willen dragen. -
Het is daarom de taak van de overheid de goedwillende
ouders te steunen en dan is het gewenscht, dat in den tijd,
dat de school gesloten is en de ouders moeten worden
gesteund en de kinderen moeten worden gevoed, de overheid
maatregelen treft, waardoor de steun over het gezin kan
worden verleend.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aan
genomen met 23 tegen 5 stemmen.
Vóór stemmen: de heeren Kooistra, Schüller, mevrouw
de Clerde Bruijn, de heeren Vallentgoed, van Tol, Tepe,
Coster, Wilmer, de Reede, van Stralen, Bergers, Knuttel,
Koole, Groeneveld, Simonis, van Rosmalen, Manders, van der
Reijden, van Eek, Verweij, Kuipers, mevrouw Braggaar—
de Does en de heer Vos.
Tegen stemmen: de heeren van Eecke, Splinter, Goslinga,
Romijn en Wilbrink.
Wordt zonder hoofdelijke stemming besloten het voorstel
van mevrouw Braggaarde Does. luidende:
»Ondergeteekende stelt voor, tijdens de a.s. groote vacantie
schoolkindervoeding te verstrekken"
als afgedaan te beschouwen.
(Ook de heeren Eikerbout, Huurman en Beekenkamp
hadden inmiddels de vergadering verlaten.)
XIV. Interpellatie van den heer van Stralen, in zake de
toepassing van het Reglement op de steunverleening.
De heer van Stralen vindt het, in verband met het late uur,
beter dat de interpellatie hedenavond niet wordt gehouden
en stelt daarom voor haar uit te stellen tot de volgende
vergadering.
De Voorzitter neemt namens het College van Burgemeester
en Wethouders het voorstel van orde van den heer van Stralen
gaarne over.
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming tot
uitstel der interpellatie-van Stralen besloten.
De Voorzitter doet thans de deuren sluiten.
Na eenigen tijd wordt de openbare vergadering hervat
De Voorzitter deelt mede, in antwoord op vragen, welke
door den heer Knuttel met betrekking tot de Stedelijke Werk
inrichting zijn gesteld, dat het College van Burgemeester en
Wethouders zich in verband met die vragen met het bestuur der
inrichting in verbinding heeft gesteld, dat aan het College
het volgende heeft geschreven
»Het is juist, dat éénmaal het eten snijboonen in het
zout te zout is geweest en dat sedert 1 October 1931
geen gort of capucijners op het menu zijn voorgekomen. De
snijboonen waren van den gewonen leverancier en waren op
dezelfde manier behandeld als vroeger, totn er niet overviel
te klagen. Vermoedelijk moet de oorzaak gezocht worden
in het vergevoiderd seizoen (22 April) en de omstandigheid,
dat het zout zich heeft opgehoopt in het onderste gedeelte
van het vat. Wij betreuren het, dat dit niet is opgemerkt
tijdens het bereiden, maar meenen er tevens op te mogen
wijzen, dat ook in kleiner omgeving een soortgelijke fout niet
tot de onmogelijkheden behoort en dat daaruit niet de conclusie
mag worden getrokken, dat het voedsel in het algemeen niet
aan redelijke eischen zou voldoen. Dit zouden wij met groote
stelligheid moeten betwisten.
Dat gort en capucijners niet zijn verstrekt vindt zijn oorzaak
in de tegenzin, die bij de meeste verpleegden tegen deze
artikelen bestaan.
(Voorzitter e.a.)
De sanitaire inrichting van het gebouw der Werkinrichting
zou, beoordeeld naar de eischen van de Arbeidswet niet
voldoen. Het is echter niet juist, dat de gelegenheid tot het
wasschen van de handen zou ontbreken. Wel is deze gelegen
heid uiterst primitief. Wij geven Uw College in overweging
te bevorderen, dat onverwijld de inrichting van urinoirs,
privaten en waschgelegenheid wordt veranderd in overeen
stemming met de voorschriften, die voor fabrieken en werk
plaatsen gelden.
De betaling van loon en emolumenten ondervindt bezwaren
in de verordening en in den steun, die de verpleegden ge
nieten. Dit punt heeft de volle aandacht van het Bestuur
en zal bij de reorganisatie moeten geregeld worden. Een
weekloon van 84 cents echter kan slechts het gevolg zijn van
de onwilligheid van den arbeider om regelmatig bezig te zijn.
Het is onjuist, dat voorstellen met betrekking tot de Werk
inrichting zouden afstuiten op den persoon van den Direc
teur. Er zijn geen voorstellen en de thans in studie zijnde
plannen tot reorganisatie zullen door het bestuur zoodanig
worden opgesteld, dat naar zijne meening een afdoende ver
betering wordt verkregen.
In de wijze, waarop de directeur zijn taak opvat en zijn
werk doet kunnen naar onze meening thans geen motieven
worden gevonden om hem voor ontslag voor te dragen."
De heer Knuttel zegt, dat de klachten over de minder hygië
nische toestanden blijkbaar niet geheel juist zijn begrepen.
Zij betroffen niet alleen den gebrekkigen toestand van ver
schillende inrichtingen, maar ook het niet voldoende geven
van gelegenheid aan de verpleegden om de handen te wasschen,
het in oude, smerige couranten verstrekken van brood, het
feit, dat slechts enkele malen in het jaar water komt op den
vloer van de eetzaal, het niet voldoende schoonmaken van
de tafels, waarvan het brood gegeten wordt. De klachten
strekken zich verder uit dan tot datgene, waartoe het bestuur
zich in zijn schrijven bepaalt.
De Voorzitter merkt op, dat Burgemeester en Wethouders
het stenogram van de rede van den heer Knuttel aan de
commissie hebben gezonden.
De heer Knuttel vermoedt, dat het niet juist begrepen is
geworden.
De Voorzitter vraagt, of de heer Knuttel zijn stenogram
zelf nagezien heeft.
De heer Knuttel beantwoordt die vraag ontkennend.
De Voorzitter vreest, dat daarin de fout zit.
De Voorzitter vraagt, of thans een der leden nog iets in
het belang der gemeente in het midden heeft te brengen.
De heer Schüller vraagt, wanneer de Raad het nieuwe
werkliedenreglement zal behandelen en wanneer de beraad
slagingen zullen worden voortgezet, die bij de behandeling
van de begrooting zijn geschorst, over de kwestie van het
ll5 loon aan losse arbeiders.
De heer Tepe kan geen vasten datum noemen, maar wel
mededeelen, dat hij van den secretaris van de ambtenaren-
commissie bericht heeft ontvangen, dat het concept-reglement
spoedig gereed zal zijn. Dit concept moet in het College van
Burgemeester en Wethouders behandeld worden en komt
daarna in de Commissie voor georganiseerd overleg ter sprake.
Inmiddels hebben de vertegenwoordigers van de organisaties,
die aan het georganiseerd overleg deelnemen, het verzoek
ingediend om niet tijdens de vacantie te vergaderen. Spreker
zelf neemt in den regel in September vacantie en vermoedt,
dat indien Burgemeester en Wethouders tusschenfijds gelegen
heid hebben het concept te behandelen, het in October in
behandeling zal kunnen komen in de Commissie voor geor
ganiseerd overleg.
De andere door den heer Schüller aangehaalde kwestie is
op het oogenblik bij spreker in behandeling en zal in de vol
gende of daarop volgende vergadering waarschijnlijk aan de
orde komen.
De heer de Reede herinnert er aan, dat in de maand Maart
van het vorige jaar door den Raad tot de financiëele gelijk
stelling van het openbaar en bijzonder bewaarschoolonderwijs
is besloten! lntusschen is het Juli 1932 geworden en zal de
Raad, naar spreker hoopt, thans zes weken vacantie krijgen,
terwijl de nieuwe verordening op het bewaarschoolonderwijs
er nog niet is. Het gevolg daarvan is, dat de besturen van