MAANDAG 11 JULI 1932. 321 Schoolkindervoeding tijdens groote vacantie. (Braggaarde Does e.a.) anders. De behoeften zullen dus niet minder, maar grooter zijn. Spreekster begrijpt, dat er bezwaren zijn; die heeft zij ook wel degelijk onder oogen gezien; volgens den Wethouder was het zoo moeilijk op 4 plaatsen in de stad tegelijk voedsel te verstrekken. Spreekster heeft advies gevraagd aan het bureau van kinderbescherming, aan den bond van onderwij zers en ook aan een schoolhoofd hier ter stede; die achtten het mogelijk het te doen in 4 gedeelten van de stad; het toezicht zal moeilijk door de onderwijzers gehouden kunnen worden, omdat die vacantie hebben, maar wellicht zou dit kunnen gebeuren door de werksters, die tot nu toe met het opscheppen van het eten belast waren. Misschien zal de ver- eenigirig Schoolkindervoeding, die nu van goeden wil blijkt, hulp willen verleenen om te trachten de vacantie voor de kinderen in plaats van ontbering ontspanning Ie doen zijn. Spreekster beveelt haar voorstel ten sterkste aan. De Voorzitter zegt, dat mevr. Braggaar bedoelt het voor stel vin bet College. Mevrouw Braggaarde Does bedoelt haar eigen voorstel. De Wethouder stelt voor, dit verzoek tot die vereeniging te richten, maar spreekster zou willen, dat de Raad besloot om de schoolkindervoeding ook tijdens de vacantie te verstrekken. De Voorzitter zegt, dat de Raad toch niet kan besluiten, schoolkindervoeding te verstrekken; dat moet geschieden door die vereeniging, die zich daartoe reeds bereid verklaard heeft, maar men zal het haar toch moeten vragen. De heer Tepe zegt, dat de Vereeniging voor Schoolkinder voeding zich uog niet officieel hiertoe bereid heeft verklaard, maar verschillende leden hebben spreker op zijn verzoek hun medewerking toegezegd; het is dus evenwel niet absoluut zeker, dat die vereeniging in haar geheel zich bereid ver klaren zal om de schoolkindervoeding tijdens de vacantie voort te zetten; dat kan en mag spreker op het oogenblik niet garandeeren. Spreker is er wel van overtuigd, dat de secretaresse haar medewerking zal verleenen en de vereeniging zal trachten met alle haar ten dienste staande middelen de moeilijkheden te overwinnen, maar kan niet mededeelen, dat het absoluut zal gebeuren. De heer van Eecke wenscht niet, dat de kinderen tijdens de vacantie geen voeding zouden krijgen, maar wijst er op, dat het doel van de Vereeniging voor Schoolkindervoeding is, uitsluitend voedsel aan de kinderen te verstrekken gedurende de periode, dat zij naar school gaan. Wanneer zij het ook in de vacantie zou willen doen, zou haar grondstelling ver anderd moeten worden. De Raad zou daarvan de wenschelijkheid kunnen uitspreken, doch de beslissing is aan de vereeniging zelf. Aangezien spreker heeft vernomen, dat er vermoedelijk moeilijkheden met het bestuur der vereeniging zullen ontstaan, stelt hij de vraag, of de Wethouder met meer personen dan alleen met de secretaresse heeft gesproken. De heer van Rosmalen zal zich met het oog op de slechte economische omstandigheden niet tegen het prae-advies van Burgemeester en Wethouders verklaren, maar acht het ge- wenscht, dat het voedsel op een andere plaats dan in de schoollokalen wordt verstrekt. Is het b.v. niet mogelijk kaarten uit te reiken, op vertoon waarvan de kinderen het eten aan de coöperatieve keuken in ontvangst kunnen nemen. Het bezwaar tegen de uitreiking in de vacantie is daarmede op geheven en het eten kan, indien de kinderen het niet ge bruiken, door de huisgenooten worden genuttigd. De heer Bergers kan zich niet vereenigen met het betoog van den heer van Eecke. Wanneer de kinderen het geheele jaar gewend zijn dagelijks een warmen maaltijd te krijgen en zij ontvangen dien in de vacantie, die toch eenige weken duurt, niet, bestaat de mogelijkheid, dat zij ondervoed worden. Het is in het belang van het onderwijs, dat zij in goeden welstand de school bezoeken. Aan het verstrekken van de voeding in de groote vacantie zijn zeer veel practische bezwaren verbonden. In de eerste plaats moeten er personen zijn, die toezicht op de kinderen houden. In de tweede plaats bestaat de mogelijkheid, dat het bidden en danken der kinderen eenigszins versloft, wanneer het eten op vier punten van de stad wordt verstrekt. Spreker verklaart zich ook tegen het denkbeeld van den heer van Rosmalen, om het eter. op eenige plaatsen of aan de coöperatieve keuken te laten afhalen. De tijd is voorbij, dat men de menschen naar het soephuis stuurt. Wanneer het gaat om het belang van de kinderen en men wil den ouders geen Schoolkindervoeding tijdens groote vacantie. (Bergers e.a.) leed bezoigen, is het het beste, dat het eten in de school lokalen wordt verstrekt. Spreker vreest wel, dat vele kinderen van deze gelegenheid geen gebruik zullen maken, zoodat de ouders van te voren hebben mede te deelen, welke kinderen er wel gebruik van zullen maken. Vele kinderen zullen met vader en moeder een uitstapje maken of met elkaar uitgaan, en daardoor niet komen eten, dat toch door de gemeente betaald moet worden. Spreker twijfelt geen oogenblik aan den goeden wil van het bestuur vari de Vereeniging voor Schoolkindervoeding. De eenige moeilijkheid is het beschikbaar stellen van lokalen en de bereidheid van verschillende personen om toezicht te houden op de kinderen. Met eenigen goeden wil zal die moeilijkheid wel op te lossen zijn. Spreker feliciteert mevrouw Braggaarde Does met het feit, dat zij thans haar voorstel heeft ingediend. Zou zij het niet hebben gedaan, dan zou het bij de behandeling van de be grooting van christelijke zijde zijn ingediend. Men zegt wel: »de sociaal-democraten gevoelen veel voor het kind", maar de christelijken doen dat ook. Van christelijke zijde wil men niet achter staan bij de sociaal-democraten, maar het is de gewoonte dergelijke voorstellen bij de begrooting te doen. Wanneer de sociaal-democraten in verband met de tijds omstandigheden thans het voorstel hebben gedaan en daarmede succes hebben, moet men dit niet alleen op rekening van de sociaal-democraten schrijven. Anderen gevoelen evenveel voor die kinderen als de sociaal democraten. Mevrouw Braggaar—de Does zegt, gezien het praeadvies van het College, en in vertrouwen op den gunstigen afloop hiervan, haar voorstel te willen intrekken. De Voorzitter verzoekt mevr. Braggaar dat niet te doen, want dan heelt men een praeadvies van het College op een voorstel, dat ingetrokken is. Laat mevr. Braggaar het prae advies van het College aanvaarden, dan krijgt haar voorstel een behoorlijke uitvoering. De heer Wilbrink staat niet zoo sympathiek tegenover dit praeadvies. Spreker zou kunnen sympathiseeren met de ge dachten van den heer van Rosmalen, dat voorkomen moet worden, dat de kinderen gebrek zouden lijden, doordat geen voedsel werd verstrekt. Volgens den heer Bergers is men den tijd ontworsteld, dat de menschen met hun keteltje naar het soephuis gingen om daar eten te ontvangen, maar wat de heer Bergers wil, steekt daar toch niet zoo bijzonder bij af; nu kunnen de kinderen op een bepaalde plaats samenkomen en dan wordt hun door de overheid het noodige voedsel ver schaft; aan spreker ontgaat het verschil, of men het eten ergens moet halen dan wel of men het ergens ontvangt; het zal den heer Bergers moeilijk vallen, spreker dat verschil duidelijk te maken; spreker ziet daarin geen verschil. Ook zal waarschijnlijk bij het nuttigen van het voedsel het noodige toezicht ontbreken; dit zal dan gehouden worden in elke school door de werkvrouwen, die anders het eten opscheppen; dan zullen twee werkvrouwen de orde moeten handhaven onder 50 kinderen; zij zijn daarvoor niet in het bijzonder opgeleid en het moet daar dus wel een janboel worden. De Voorzitter zegt, dat er meer menschen bij zullen moe ten zijn. De heer Wilbrink zegt, dat erkend wordt dat degenen, die met de kinderen omgaan, daarbij tegenwoordig moeten zijn. In verschillende scholen zal het moeilijkheden geven, de kin deren te ontvangen; daarom zou in elk geval nog meer te zeggen zijn voor de nevengedachte van den heer van Ros malen, om de gelegenheid open te stellen voor de kinderen, om dat eten te ontvangen en het thuis te nuttigen. Volgens den heer Bergers zouden toch van christelijke zijde voorstellen zijn gekomen om ook tijdens de vacantie school kindervoeding te verstrekken; het is best mogelijk, dat door den heer Bergers dit zou gedaan zijn, maar spreker zou dat nog niet gedaan hebben, ook niet bij de begrooting, want hij stelt toch nog altijd te hoogen prijs op de opvoeding van de kinderen door de ouders zelf, de natuurlijke opvoeders, dan dat hij zonder meer zou kunnen aanvaarden, dat kinderen uit eenzelfde gezin naar een plaats worden gebracht om gevoed te worden. Aan de ouders kan en moet de eisch worden gesteld, dat zij voor de opvoeding van de kinderen zorg dragen. Spreker erkent, dat dit in de tegenwoordige tijdsomstandigheden moeilijkheden oplevert, maar welk bezwaar bestaat er dan tegen om, als de overheid op welke wijze ook steun verleent, dien steun te geven over het gezin, zoodat het voedsel in

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 29