MAANDAG II JULI 1932. 317 Voorstel-Schüller aankoop terreinen Rodenburgerpolder, (van Eek e.a.) zeggen, wanneer de heer Schüller gelegenheid heeft gehad om te zeggen, waarom hij dit voorstel heeft gedaanspreker acht het in het belang van de persoonlijke verhouding hier gewenscht, dat de heer Coster zijn motie intrekt; wanneer hij zijn argumenten tegen het voorstel van den heer Schüller zoo sterk acht, kan hij die straks toch in het debat brengen; maar trachten, door een motie van orde de behandeling van een zaak onmogelijk te maken, is misbruik maken van zijn macht, teneinde een Raadslid te beletten, onwelgevallige dingen te zeggen. Spreker zou het daarom beter achten, dat de heer Coster zijn motie introk. De heer Coster zegt, dat de heer Schüller het eigenaardig acht, dat dit voorstel van spreker komt, omdat hij niet veel zegt in dezen Raad, maar spreker is niet als de heer Schüller, die zichzelf gaarne hoort spreken en zichzelf ook gaarne in de courant leest. De heer Schüller heeft hier een taak te vervullen, de heer Bergers niet. De heer Coster zegt, dat de heer Schüller hem gevraagd heeft, wie of hem daarvoor heeft opgedraaid, doch spreker behoeft om vragen te stellen niet zoo opgedraaid te worden als de heer Schüller. Terwille van de vlugge behandeling van deze agenda trekt spreker zijn voorstel inhij had dit ingediend, omdat er geen reden is om dit punt te bespreken, terwijl die grond al verkocht is. Aangezien het voorstel van orde van den heer Coster is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit. De heer Schüller heeft met zijn opmerking, dat hij hier een taak te vervullen heeft, niet bedoeld, dat de heer Coster geen taak te vervullen heeft, maar dat spreker door zijn tractie is opgedragen de afdeeling fabricage en grondbedrijf. Spreker komt nu tot de verdediging van zijn voorstel. Al zijn deze gronden in den tijd tusschen indiening en behandeling van zijn voorstel al door anderen aangekocht, dit vormt voor hen, die prijs stellen op aankoop van deze gronden door de gemeente mits niet tegen te hoogen prijs, geen bezwaar om hierover van gedachten te wisselen en om te besluiten te trachten, deze gronden alsnog aan te koopen. Sprekers fractie heeft van het begin af aan, toen deze gronden aan de gemeente te koop werden aangeboden, op het stand punt gestaan en dit ook verdedigd, dat het voor de gemeente van belang is, die in haar bezit te krijgen; alleen achtte zij den gevraagden prijs te hoog, mede omdat een aantal jaren zou verloopen, alvorens al deze gronden in exploitatie zouden zijn gebracht. Met deze gedachte staan de sociaal-democraten niet alleen; bij de behandeling van den mogelijken aankoop van deze gronden verklaarde de heer Splinter in de Raadszitting van 24 Februari 1932, dat er momenteel gebrek is aan bouwgrond en dat het in exploitatie brengen daarvan voor de bestrijding der werkloosheid van groot belang is. Vervolgens heeft de heer Goslinga verklaard, dat de aankoop er van zeer wenschelijk was in verband met het gebrek aan bouwgrond en de bestrijding der werkloosheid. Wethouder Splinter verklaarde daarna, dat hij in beginsel vóór den aankoop was, dien hij van veel belang voor de gemeente achtte. Wethouder Goslinga sloot zich aan bij het betoog van den heer Bosman en spreker en wilde de gronden tegen een lageren prijs koopen. De uitspraken van de beide Wethouders laten aan duidelijk heid niet te wenschen over. Er volgt uit: 1°. dat de gemeente gebrek heeft aan bouwgrond; 2°. dat de aankoop voor de gemeente van veel belang is; 3°. dat zij de gronden tegen een lageren dan den gevraagden prijs wilden koopen en 4*. dat het aankoopen en in exploitatie brengen van deze gronden van groot belang is voor de bestrijding van de werk loosheid. Met deze verklaringen kan spreker zich volkomen vereenigen. Spreker nam na het een en ander met verwondering kennis van den inhoud van het Ingekomen Stuk No. 87 van 31 Maart 1932, waarin door Burgemeester en Wethouders een geheel tegenover gesteld standpunt van dat der beide Wethouders wordt ingenomen. Aangezien in dat stuk niet wordt gesproken van een afwijkende meening van deze beide Wethouders, moet spreker daaruit afleiden, dat deze Wethouders al hun aan vankelijke verklaringen hebben ingetrokken en met de overige leden van het College van Burgemeester en Wethouders zijn meegegaan. Voorstcl-Scliüller aankoop terreinen Rodenburgerpolder. (Schüller e.a.) In het Ingekomen Stuk schrijven Burgemeester en Wet houders: »Het belang der gemeente bij het bezit van dit gronden- complex is naar het oordeel van het college niet zoo groot, dat het gewettigd zou zijn over de financieringsmoeilijkheden heen te stappen en aan den aankoop zelfs voorrang te geven boven alle zakeri, die op totstandkoming wachten." Vervolgens spi eken zij daarin over de meerdere of mindere geoutilleerdheid van de gemeente om op te treden als grond exploitatie in het groot. Deze vermeende bezwaren kenden de beide Wethouders ook bij de voorbespreking over den aankoop van deze gronden en toch verklaarden zij zich toen, op grond van de door spreker aangehaalde motieven, vóór den aankoop van deze gronden. Ook zonder den aankoop van deze gronden den voorrang te geven, kan men er toe overgaan. Burgemeester en Wet houders zijn voornemens den Raad voor te stellen een leening te sluiten voor de uitvoering van het zoogenaamde urgentie program. Als eerste punt op dat program zal toch zeker moeten staan: bestrijding van de werkloosheid. Het aanleggen van straten en wegen is een van de ge schiktste middelen om een groote groep van arbeiders aan werk te helpen. Door het bouwrijp maken van de gronden zal de gelegenheid worden geschapen tot den bouw van woningen over te gaan, waardoor werk wordt verschaft niet alleen aan een groot aantal bouwvakarbeiders, maar ook aan hen, die de benoodigde materialen produceeren. Die arbeiders zullen dan in de gelegenheid zijn zelf te voorzien in het onder houd van hen en hun gezin. De winkelstand, die belang heeft bij een groote koopkracht der arbeiders, zal daardoor worden gediend. Laten de neringdoenden wel begrijpen, dat zij zich zelf ten onder brengen, indien zij helpen aansturen op loons verlaging en bezuiniging door middel van het doen ophouden van productieve werken. Het is mogelijk, dat men straks het argument zal bezigen, dat de gemeente minder goed geoutilleerd is voor de exploitatie van deze gronden, waarvoor dan misschien als bewijs zal worden aangevoerd, zooals meermalen is geschiedde exploitatie van het Raamland. Spreker wenscht daartegenover te stellen 1°. dat het hem niet bekend is, dat de gemeente op deze verkochte gronden verlies heeft geleden en 2°. dat hij het exploiteeren van de gronden door de gemeente, in tegenstelling met de tegenstanders van de gemeentelijke exploitatie, juist voor de gemeente van groot belang vindt en ook de mogelijkheid van de exploitatie der gronden aan wezig acht. Ook Wethouder Splinter is overtuigd van de mogelijkheid van de exploitatie dezer gronden door de gemeente en wel op grond van de berekeningen, die hij heeft laten maken. Rekening houdende met den gevraagden prijs 611.451. zou de bouwrijpe grond de gemeente kosten resp. 7.08, 6.74 en 6.42 per M2., of volgens de tweede berekening resp. 7.19, f 6.69 en 7.18 per M2. Bij deze opgave sprak de YVethouder met geen woord over de meerdere of mindere geoutilleerd beid der gemeente als groot-grondexploitante; toen was hij voorstander van aankoop en verklaarde hij, dat de gemeente ze in exploitatie zou kunnen brengen. Indien deze grond volgens den Wethouder bij een koopprijs van 611.451.in exploitatie te brengen is, zal hij niet kunnen ontkennen, dat dit ook zeer zeker mogelijk is bij den door spreker voorgestelden prijs. Dat deze gronden reeds tegen lageren prijs dan aan de gemeente gevraagd was in andere handen zijn overgegaan, behoeft voor den Raad geen motief te zijn om van aankoop van deze gronden af te zien. De Raad heeft zich alleen de vraag te stellen, of aankoop in het belang der gemeente is of niet. Beantwoordt hij deze vraag bevestigend, dan heeft hij tevens den prijs te bepalen, dien spreker volgens zijn voorstel op 0.85 per M2. gesteld wil zien. Met tot aankoop van deze gronden te besluiten, zou de Raad een zeer goede daad verrichtenindien het College daarna zou slagen in dien aankoop, zou de weg gebaand zijn om een groot aantal werkloozen te werk te stellen. Spreker meent hiermede zijn voorstel, zonder zich op zijwegen te hebben begeven, op goede en zakelijke gronden te hebben verdedigd en het aanvankelijke standpunt van beide Wet houders te hebben vermeld. De heer Manders erkent, dat de heer Schüller inderdaad op zakelijke gronden zijn voorstel verdedigde, maar er zal toch slecht gevolg aan gegeven kunnen worden. Deze zaak is bekeken in de Commissie van Fabricage en de meerderheid gevoelde ten slotte niets voor aankoop van deze grondentoen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 25