304 MAANDAG 11 JULI 1932. Stadhuisvraagstuk. (Splinter.) en Wethouders hebben zich echter ten slotte bepaald tot het genoemde drietal. Spreker mag echter niet verhelen, dat hij er een voorstander van was om vijf architecten uit te noodigen, waarbij hij op het standpunt stond, dat na de drie in het praeadvies genoemde architecten de overigen zoozeer gelijk waardig zijn, dat, waar iedereen overtuigd is van de bekwaam heid der Leidsche architecten Buurman en van der Laan, dezen verder voor een uitnoodiging in aanmerking zouden moeten komen. In de Commissie van Fabricage kon deze zaak niet tot een einde gebracht worden, waarom men zei: laten Burgemeester en Wethouders het nog maar eens behandelen. Het College was van oordeel, dat het voldoende was een drietal architecten uit te noodigen. Spreker wil niets afdoen aan de capaciteiten van den ar chitect van der Vlugt. De heer Knuttel, die zegt iets voor het werk van de architecten Mertens en Blaauw die in de richting van de moderne bouwkunst gaan te gevoelen, zal toch ook wel weten, hoever de heer van der Vlugt gaat. Waar de Raad het plan-Dudok juist om den gevel aan de Vischmarkt ter zijde heeft geschoven, omdat deze niet in overeenstemming was met de omgeving, begrijpt spreker niet, dat de heer Knuttel thans den architect van der Vlugt noemt, die den kubus van van Nelle aan de Aalmarkt heeft gebouwd. Spreker moet dan ook de aanneming van het voorstel van den heer Knuttel ontraden. De heer Knuttel heeft verder voorgesteld om, indien de heer van der Vlugt bedankte, omdat hij zich niet zou kunnen aanpassen aan den eisch van het behoud van den ouden gevel, den heer Friedhoff, den bouwmeester van het raadhuis te Enschede uit te noodigen. Het plan voor dat raadhuis is na veel wikken en wegen tot stand gekomen en over datgene, wat spreker er van gezien heeft, kan hij niets anders dan zijn voldoening uitspreken. Er zijn echter veel meer goede architecten en spreker heeft zelfs plannen gezien van bekwame architecten, die reeds een ontwerp voor het Leidsche stadhuis gereed hadden. Ten slotte moet men zich tot de keuze van eenigen bepalen en aangezien de heer Blaauw als nummer 2 door den Bond van Nederlandsche Architecten was aanbevolen, meenden Burgemeester en Wethouders, dat hij het allermeest in aan merking kwam. Hoewel in het College en in de Commissie van Fabricage nu eenmaal besloten is zich tot het voorgestelde drietal architecten te bepalen, zal hij stemmen vóór het amendement- Huurman, om ook de heeren Buurman en van der Laan uit te noodigen, juist omdat hij dit ook in de Commissie van Fabricage en in het College heeft verdedigd. De voorgestelde winkelgalerij is door vele leden bestreden; de Commissie van Fabricage wilde deze facultatief stellen; dat standpunt heeft spreker ook in het College verdedigd, maar dit wilde de winkelgalerij liever bindend voorschrijven. Bij het plan-Dudok, waarin ook een winkelgalerij was opgenomen, heeft spreker de bezwaren daartegen echter niet zoo erg gehoord als thans. Spreker is vour een winkelgalerij daar, allereerst om de middenstandsbelangenhet is daar nu een maal een winkelbuurt; de Botermarkt gaat vooruit; op het verlengde daarvan, de Vischmarkt, zou men dan een stuk zonder winkels krijgen en verderop zouden er weer wel winkels zijn. Bovendien ligt de Vischmarkt ruim 2 M. lager dan de Breestraat; door de verdieping aan de Vischmarkt met 1 M. te verhoogen, wordt een ruimte verkregen, die voor winkels benut kan worden en ook daarom gevoelt het College veel voor een winkelgalerij daar. Spreker moet bestrijden de bewering van den heerGroeneveld, dat het nieuwe stadhuis riu al te klein zou zijn. Het is nooit de bedoeling geweest den Geneeskundigen Dienst in het stadhuis onder te brengen. Voldoende reserveruimte zal aanwezig zijn. Wanneer dit in de verre toekomst noodig zou zijn, zou boven dien een groote ruimte beschikbaar komen door den dienst van Gemeentewerken elders onder te brengen. Spreker gelooft niet, dat de winkelgalerij veel kans van slagen heeft, waar men vrij algemeen daarop om verschillende redenen niet wil ingaan. Er is gevraagd, waarom het College nu een commissie van advies voorstelt. Toen de heer Dudok een enkelvoudige opdracht had, was het niet noodig. Hier ligt juist het groote verschil tusschen een meervoudige en een enkelvoudige opdracht. Bij een enkelvoudige opdracht kan men wel met iemand een program van eischen bespreken, maar bij een meervoudige opdracht is dat natuurlijk verbazend moeilijk. De B. N. A. heeft destijds ook die moeilijkheid gevoeld, want in het advies, dat de bond daarover heeft uitgebracht, schreef hij Stadhuisvraagstuk. (Splinter e.a.) »Ten slotte zij het ons vergund Uw College er op te wijzen dat het voor het welslagen van het hoogste belang is, ook al wordt zooveel mogelijk vrijheid gegeven, dat de architecten werken volgens een zelfde programma, dat met de meeste zorg wordt opgesteld. In den laatsten tijd is het meer en meer gebruikelijk ge worden dat bij dergelijke meervoudige opdrachten gelijktijdig een commissie wordt benoemd, welke het programma opstelt en later ook advies uitbrengt over de ingekomen projecten, waarbij de opdrachtgever, in casu het Gemeentebestuur, van zelfsprekend zijn volle vrijheid behoudt voor het verleenen van de definitieve opdracht." Ook nu heeft het College gevoeld, welke bezwaren er bestaan om thans niet tot de instelling van een commissie van advies over te gaan. Wel is waar is destijds met den heer Dudok overleg gepleegd, maar thans is één program van eischen noodig en het is mogelijk, dat in het reeds bestaande program van eischen door de verbreeding van de Koornbrugsteeg en andere omstandigheden wijzigingen moeten worden aange bracht. Burgemeester en Wethouders vonden het beter thans reeds tot de instelling van een commissie van advies over te gaan. Zij herinnerden zich, hoe bij het vragen van een crediet van ƒ3000.voor een commissie, die zich over het plan-Dudok zou uitspreken, gezegd werd: het is een commissie, die geheel en al aan de zijde van den heer Dudok staat. Zoo zou het thans weer gaan, indien de commissie werd ingesteld, nadat de architecten hun plannen hadden ingeleverd. Hoe objectief men de zaak ook bekijkt, toch zal er gezegd worden: die is vóór Kropholler, die is vóór Blaauw en die is vóór Mertens. Burgemeester en Wethouders vonden daarom, dat zij zoo onpartijdig mogelijk handelden, wanneer zij tegelijk met de voordracht van de architecten voorstelden de commissie in te stellen. Over de benoeming van den heer Driessen tot lid van de commissie heeft spreker niet met de Commissie van Fabricage gesproken, maar spreker meende, dat dit van ondergeschikt belang was en men wel aan het College van Burgemeester en Wethouders mocht overlaten een persoon meer of minder als lid van de commissie voor te dragen. Burgemeester en Wethouders waren zeer in hun schik, toen de heer Driessen zich bereid verklaarde in de commissie zitting te willen nemen. Hij kan veel beter dan ieder ander inlichtingen geven omtrent de noodige inrichting van het stadhuis. Spreker vond het een gelukkig moment, toen een der andere leden van het College voorstelde ook den heer Driessen uit te noodigen. Deze combinatie is zoo zuiver en zoo objectief mogelijk samengesteld en spreker ontraadt het amendement-Knuttel om in plaats van den heer Driessen den heer Plantenga te benoemen; dat zou uitermate moeilijk zijn. Tegen een voorstel om naast den heer Driessen den heer Plantenga te benoemen, zal spreker zich echter niet ver zetten daarmede wil hij alleen toonen, hoe eerlijk hij tegen over de zaak staat. Het plan-Dudok, dit in antwoord aan den heer Groeneveld, blijft voorloopig rusten; men kan daarover nog den geheelen dag spreken, maar de Raad heeft indertijd het voorstel van het College, om dit plan door een commissie te doen beoor- deelen, afgestemd en aangenomen een voorstel-Wilmer om het voorloopig aan te houden en om enkele andere architecten uit te noodigen tot het maken van ontwerpen voor een nieuw raadhuis, dus om een meervoudige opdracht uit te schrijven. De heer Wilbrink vroeg in dit verband, waarom het College in de voorgestelde onteigening ook opgenomen heeft de perceelen Vischmarkt nis. 6 en 7, die deel uitmaakten van het plan-Dudok. Het College heeft dat gedaan, omdat het niet veel moeite kost. Vóórdat het geheele plan tot stand komt, zal men weten welke perceelen in aanmerking komen voor amoveering voor den bouw van het nieuwe stadhuis. Spreker is het met den heer Wilbrink eens dat, wanneer de Raad geen der plannen, die uit de meervoudige opdracht zullen voortkomen, aanvaardt, er aanleiding is zich weer tot den heer l udok te wenden en zich af te vragen, of het gewenscht is, dat de heer Dudok, in verband met de ver breeding van de Koornbrugsteeg, een nieuw plan maakt; zijn tegenwoordige plan is niet voor vergelijking met de andere vatbaar. De heer Schüller zegt, dat de heer Dudok dat geweigerd heeft. De heer Splinter geeft dat toe; de heer Dudok wenschte, desgevraagd, niet mee te doen aan meervoudige opdracht het zou evenwel wat anders worden, wanneer men hem, wanneer de plannen van de meervoudige opdracht niet bevielen, wederom verzocht een nieuw plan te maken. Men

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 12