276
DINSDAG 5 JULI 1932.
Besehuldigingen a. h. adres van Maatschappelijk Hulpbetoon.
(Braggaarde Does e.a.)
den financieelen toestand, maar aan den anderen kant houdt
men geen rekening met de crisis.
De kooplieden zijn inderdaad een maand langer dan ver
leden jaar in den steun gehouden, maar wat baat dit, als
er steeds honger blijft. Men kan niet zeggen: nu bestaat
de nood niet meer.
De heer Eomijn zei het adres van de commissie te onder
schrijven. Hij kon ook niet anders doen, want het is door
hem zelf geschreven.
Het is spreekster van de heeren Bosman en Wilmer
tegengevallen, dat zij het ook deden, maar van den heer
Eomijn had zij niets anders verwacht.
De vergaderingen van de Commissie voor Maatschappelijk
Hulpbetoon kunnen niet vergeleken worden met de geheime
vergaderingen van den Eaad, want den dag na de vergade
ring der commissie vernemen de betrokkenen, welke be
sluiten zijn genomen.
Spreekster heeft het niet gelaten bij het bespreken van
de gevallen in den Eaad, maar haar protest ook geuit in
de commissie.
De heer Eomijn sprak zeer handig, als advocaat, toen hij
zei, dat wel bleek, welk een aandacht aan de zaak werd
gewijd, aangezien in een geval, dat spreekster had behan
deld, de steun was gebracht van 5.op 12.50. Dat is
geschied na de rede, die spreekster bij de begrooting ge
houden heeft. Daarbij is spreekster echter belogen, want
toen zij in de vergadering vroeg, waarom het gezin, waar
voor zij altijd gepleit had, ineens voor een hooger steunbe
drag in aanmerking kwam, werd haar geantwoord, dat de
man zijn uniform had ingeleverd. Bij de behandeling van
het adres had spreekster echter gezegd, dat bij onderzoek
was gebleken, dat het pak nog bij den man op zolder hing.
Bij het volgende geval heeft spreekster erop gewezen, dat
het steunbedrag te laag was en dat dat gezin er onmogelijk
van kon komen en dat men er rekening mee moest houden,
dat de moeder ziek was.
Ook het derde geval, dat, waarbij de zoon op een drukkerij
werkzaam was, is door spreekster herhaaldelijk op een kleine
vergadering besproken.
Ook zijn volgens den Wethouder nog nooit de menschen
met de hongerzweep gedwongen naar een inrichting te gaan.
Spreekster heeft daartegen niet alleen hier geprotesteerd,
maar dit ook in Maatschappelijk Hulpbetoon besprokenzij
heeft eens uitdrukkelijk tegen een der leden, die met dit
geval speciaal op de hoogte was, gezegddus u wilt ze met
de hongerzweep er naar toe drijven. In dat geval werd eerst
de 5.steun ingehouden; nadat spreekster dit in Maat
schappelijk Hulpbetoon ter sprake had gebracht, is dat
bedrag verhoogd; wel een bewijs, dat spreekster niet met
onjuistheden is gekomen. Een oude man van 70 aar, on-
geneeselijk ziek, werd gedwongen naar een ziekeninrichting
te gaan. Volgens den Wethouder wordt men nooit gedwongen
naar de Werkinrichting te gaan, maar spreekster heeft hier
namen en adressen van personen, bij wie dat wel het geval
is en zij vertrouwt nog altijd, dat er een commissie van
onderzoek zal komen.
De heer Romijn heeft volledig erkend, dat zij gedwongen
worden naar de werkinrichting te gaan.
Mevrouw Braggaar(le Does zegt, dat de Wethouder het
nu erkent, maar in het adres van Maatschappelijk Hulp
betoon staat, dat in dit opzicht wel met onderscheid wordt
gehandeld. Dit is reeds door den heer Knuttel weerlegd
Hoe denkt de Wethouder b.v. over het geval van den 21-
jarigen jongen, die naar de Werkinrichting gestuurd is? Was
dat een element daarvoor?
De heer Romijn: Den keer, dat hij er geweest is, wel.
Mevrouw Braggaarde Does: Maar vóór die periode dan?
De heer Romijn: Toen niet.
Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat de Wethouder hem
toen persoonlijk niet kende.
De heer Romijn zegt, dat dat voor dit geval niet
noodig was.
Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat het voor dit geval
bijzonder noodig was. Het is werkelijk een schande. Deze
jongen kwam uit een groot gezin, waar allen werkloos waren
omdat er geen eten meer was, moest hij weg en kon men
hem niet langer houden.
Beschuldigingen a. h. adres van Maatschappelijk Hulpbetoon.
(Romijn e.a.)
De heer Romijn zegt, dat hij dat tegen mevrouw Brag
gaar gezegd heeft.
Mevrouw Braggaarde Does heeft die zaak zelf onder
zocht, omdat zij niet klakkeloos afgaat op rapporten van
ambtenaren; anders zal spreekster dit met bewijzen staven.
Volgens den Wethouder worden de menschen niet gedwongen
naar de Werkinrichting te gaan.
De heer Romijn heeft doorloopend erkend en blijft erkennen,
dat de menschen wel gedwongen worden naar de Werk
inrichting te gaan; dat is spreker roerend met mevrouw
Braggaar eens.
Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat volgens het adres
van Maatschappelijk Hulpbetoon de grootst mogelijke selectie
wordt toegepast, maar de meesten van hen, die naar de
Werkinrichting gestuurd worden, zijn den leden van Maat
schappelijk Hulpbetoon onbekend. Is de Wethouder over
tuigd, dat de leden van Maatschappelijk Hulpbetoon alle
menschen, die hier op dit lijstje van spreekster staan,
kennen?
De heer Romijn weet niet wat mevrouw Braggaar op dat
lijstje heeft staan.
Mevrouw Braggaarde Does zal het dan voorlezen.
De heer Romijn: Als U dat verantwoorden kunt!
Mevrouw Rraggaarde Does zegt, dat die personen haar
den volgenden brief geschreven hebben:
„Daar er sprake is over de sted. werkinrichting, alsdat
wij niet gedwongen zijn ons te begeven tot genoemde inrich
ting om te werken, dit moet worden tegengesproken. Wij
zijn door den heer van der Wilk wel degelijk verplicht te
werken; anders wordt geen steun uitgekeerd.
Wanneer wij 2 of meer dagen willen verzuimen, moeten
wij daarvoor verlof vragen bij den heer van der Wilk, 't welk
dikwijls wordt ingewilligd.
Verzuimt men 1 of meer dagen, zoodat men dan werkt
buiten de inrichting, dan moet daarvan worden overgelegd
een bewijs van den werkgever plus verdiensten. Boven de
ƒ5.wordt door het Armbestuur idem zooveel per gulden
ingehouden, doch niet onder de 5.Ondergeteekende heeft
dikwijls gevraagd de dwangarbeidersinrichting te mogen
vaarwel zeggen, hetwelk iederen keer werd afgewezen; ook
25.voor handelsgeld kon hij niet krijgen, sommigen
krijgen dit bedrag in handen en ook zijn er van 15.
Ten slotte komt hij tot deze ontboezeming:
„Stond het maar in de brand omdat het toch een nuttelooze
en doellooze inrichting is en blijft."
Spreekster komt thans tot de doktersattesten, waaraan
niet getornd zou worden. De Wethouder heeft nu gezegd:
het kan weieens voorgekomen zijn. Spreekster geeft direct
toe, dat na de behandeling van de begrooting het gezin,
waarover zij sprak, geen last meer er mede heeft gehad,
maar voor dien was dat wel het geval. Als er nooit aan de
doktersattesten wordt getornd, waarom werden dan de melk
en eieren, die volgens den dokter noodig waren, eerst niet
verstrekt aan het gezin met zes kinderen, en naderhand,
toen weer een onderzoek in het ziekenhuis was ingesteld,
voor korten tijd verstrekt?
Het schijnt nu alweer mis te zullen gaan, zooals kan
blijken uit een geval, dat zich de vorige week heeft voor
gedaan. Een keurig net gezin, man, vrouw en vijf kinderen,
ontving 14.steun per week, in welk bedrag begrepen
was 1.50 voor versterkende middelen. De man heeft n.l.
een zweer aan den twaalfvingerigen darm en moet dieet
houden. Dit is tamelijk kostbaar. Zonder opgave van redenen
heeft de man bericht ontvangen, dat zijn steun per 27 Juni
zal worden ingetrokken. De man heeft bij spreekster zitten
huilen als een kind. De toestand was niet verbeterd, maar
verslechterd, want zijn vrouw was in positie.
Spreekster heeft dit geval in de commissie ter sprake
gebracht, waar gezegd werd, dat de man naar den genees
kundigen dienst moest gaan. De geneeskundige dienst ver
wees den man naar zijn huisarts, die hem een briefje gaf.
De man vervoegde zich met het briefje bij van der Wilk,
die tegenwoordig was geweest bij het nemen van het besluit,
dat de man eerst naar den geneeskundigen dienst moest
gaan. Van der Wilk weigerde het briefje in ontvangst te
nemen. De man heeft zich daarop vervoegd bij spreekster,
die toen van der Wilk heeft opgebeld. Deze zeide: de man
kan gerust dat briefje brengen en ik wil hem wel opschrijven.
In de volgende vergadering der commissie is den man