288
DINSDAG 5 JULI 1932.
Verkoop bouwterrein Lammenschansweg.
(Kooistra e.a.)
plaatst om dit terrein teverkoopen; spreker gelooft niet,
dat dit erg gelukt is; er zijn niet veel gegadigden op gekomen
en wanneer er gekomen zijn, hebben zij volgens het College
niet genoeg geboden. Volgens spreker ligt dit allereerst
hieraan, dat de gemeente ten aanzien van dit deel van het
terrein te hooge eischen stelt en daar woningen wil hebben,
met te hooge huren, op welke woningen men niet zoo heel
veel prijs stelt, omdat er geen gebrek aan is. Bovendien is
de koopkracht der menschen verminderd, waardoor er naar
deze woningen, die de bouwers meestal weer direct trachten
te verkoopen, niet al te veel vraag is. Door een andere wijze
van grondexploitatie zal men moeten trachten dit en andere
deelen van de stad bebouwd te krijgen. Allereerst wijst
spreker op uitgifte aan de bouwvereenigingen. De particuliere
bouwnijverheid heeft geen geld over voor dezen grond, die
haar nu wordt gepresenteerd. Waar er dus zoowel aan
woningen als aan werkgelegenheid gebrek is, moet de gemeente
een andere grondpolitiek gaan voeren.
De Voorzitter zegt, dat op dit punt toch al een beslissing
door den Baad genomen is, n.l. om dien grond te verkoopen;
het gaat nu alleen om de gunning.
De heer Kooistra begrijpt, waarom de Voorzitter dit zaakje
nu gauw af wil hebben.
De Voorzitter zegt alleen, dat op dit punt al een beslissing
genomen is.
De heer Kooistra zegt, dat de Raad besloten heeft dien
grond te verkoopen door middel van een advertentie; nu
is nog maar één kavel verkochtop de 6 andere is wel een
bod gedaan, dat volgens het College echter te laag was en
daarom acht spreker een andere wijze van exploitatie, ook
voor dezen grond beter; hij acht het daarom wenschelijker
den grond in erfpacht uit te geven.
De heer Goslinga vraagt, of men dan wel liefhebbers krijgt.
De heer Kooistra zegt, dat men dan zeker liefhebbers
krijgt. Uitgifte in erfpacht geeft juist ook den bouwers, al
zijn zij er op het oogenblik absoluut niet op ingeschoten,
veel meer gelegenheid om in de gemeente te bouwen.
Spreker hoopt, dat vele bouwvereenigingen gebruik zullen
maken van de toezegging van den Wethouder, dat het erf
pachtstelsel zal worden toegepast in de gevallen, waarin men
er om vraagt. De vereenigingen zullen daardoor in staat zijn
de huizen tegen een lageren prijs te verhuren. Hierbij moet
natuurlijk niet voorop staan het effect van de erfpacht te
niet te doen door het vragen van een hoogeren grondprijs,
want 14.zal in deze wel wat veel zijn. De canon zou
in dat geval 0.84 bedragen. Het zou wenschelijk zijn den
grond aan te bieden tegen denzelfden prijs, waarvoor hij
indertijd aan de L. E. M. V. O. G. is gegeven, n.l. f 7.24
(canon f 0.22). Die prijs kan voor de gemeente niet schadelijk
zijn, omdat zij bij het einde van de erfpacht wederom over
den grond kan beschikken. Door veel grond te hebben, die
tegen boekwaarde op de balans staat, zou de balanspositie
sterker worden.
De gemeente kan dan een behoorlijke rente berekenen.
In het algemeen wordt de rente bepaald op 5%, terwijl 1%
wordt berekend voor administratiekosten en de eventueele
overneming van den opstal.
Met deze prijzen komen de particuliere bouwers nog goed-
kooper uit dan de vereenigingen, want die moeten den grond
en de opstallen, zooals de Begeering onlangs heeft besloten,
afgeven; voor die is het dus niet zoo voordeelig als voor
particuliere bouwers, en ook voor de gemeente, want die grond
is dan over 75 jaar weer over te dragen en de canon weer
vast te stellen. Op het oogenblik moet de bouwer 13.181.
contant betalen voor dien grond; daarna kan hij pas beginnen
en, zooals gebruikelijk, bij gedeelten weer leeningen sluiten
door uitgifte in erfpacht is hij hiertoe beter in staat, hoewel
hij minder kapitaalkrachtig behoeft te zijn, om woningen te
bouwen. Hoewel spreker meer is voor vereenigingsbouw, meent
hij, omdat er noodzakelijk werkgelegenheid moet geschapen
worden, deze wijziging in de grondexploitatie door de gemeente
te moeten aanbevelen, waardoor ook de particuliere bouwers
in de gelegenheid gesteld zullen worden om meer en goed-
kooper woningen te bouwen. Uit de wijze, waarop de Wet
houder van Financiën dit opneemt, hoort spreker wel, dat
erfpacht niet in diens kraam te pas komt, maar spreker
geeft het gemeentebestuur ernstig in overweging om dit nog
eens goed na te zienbij doorvoering van de erfpacht, men
ziet dit in Den Haag, wordt veel meer gebouwddan zullen
in Leiden zeer zeker de woningen verrijzen, waaraan gebrek
Verkoop bouwterrein Lammenschansweg; e.a.
(Kooistra e.a.)
bestaat; aan de woningen, die nu aan den Lammenschans
weg worden gebouwd, is niet onmiddellijk gebrek.
De heer Splinter zou een zeer lang betoog kunnen houden
over de quaestie van de erfpacht, door den heer Kooistra
naar voren gebracht, hetgeen eigenlijk buiten de orde was,
daar het hier alleen gaat om de gunning van deze 2 per
ceel en.
De heer Kooistra wil den grond ook aan particulieren
gunnen, maar eigenlijk moeten volgens hem de bouwver
eenigingen den grond hebben, ook dien aan den Lammen
schansweg; daartegen moet spreker zich echter ten sterkste
verzetten. De Baad heeft destijds tot verkoop van dezen
grond besloten; de woningen, die aan den Lammenschans
weg moeten komen, leenen zich niet voor bouw door ver
eenigingen. Spreker betwist, dat er geen gebrek aan derge
lijke woningen zou zijn; alle daar gebouwde woningen zijn
bewoond; zoodra er nieuwe bijkomen, worden zij ook weer
direct betrokken. Spreker staat er ten sterkste afwijzend
tegenover om dien grond aan de bouwvereenigingen in erf
pacht te geven.
Spreker zal nu, waar dit niet aan de orde is, niet dieper
ingaan op de vraag, waarom de overige stukken grond nog
niet verkocht zijn, maar stelt den Baad alleen voor, om
deze twee perceelen te gunnen voor resp. 14.03 en 9.15
per M2.
De heer Kooistra zal bij deze gelegenheid geen voorstel
indienen, maar hoopt er later op terug te komen, indien
Burgemeester en Wethouders niet bereid zijn de vraag
in studie te nemen, of het niet mogelijk is, dat ook door
particulieren goedkooper wordt gebouwd.
Wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het
voorstel van Burgemeester en Wethouders besloten.
De Voorzitter stelt thans aan de orde de bespreking over
de inlichtingen, die gevraagd zijn over het optreden der
politie op 16 Juni 1932.
Over dit punt hebben de heeren van Stralen en Knuttel
het woord gevraagd.
Spreker vraagt, of de Raad met het oog op het zeer ver
gevorderd uur de behandeling van deze zaak wenscht uit
te stellen.
De heer Knuttel meent, dat de omstandigheden den vol
genden keer precies zoo zullen zijn.
De heer van Stralen zegt, dat deze zaak in de laatste
Raadsvergaderingen wel wat in het gedrang is geraakt en
dat, indien de Voorzitter zulks had gewild, hij wel een half
uur voor de behandeling er van had kunnen vrijmaken.
Spreker wil niet toestaan, dat de behandeling op dit late
uur (12 uur) plaats heeft.
De Voorzitter vraagt, wanneer hij dan een half uur had
kunnen vrijmaken. Gisterenavond is de Baad om 12 uur
naar huis gegaan.
De heer van Stralen zegt, dat de Voorzitter wel de beraad
slaging over het adres van de commissie voor Maatschappelijk
Hulpbetoon heeft kunnen onderbreken. Het zou ook gekund
hebben, dat deze zaak eerst aan de orde was gesteld.
De Voorzitter herinnert er aan, dat de beraadslaging over
het adres van de commissie onderbroken is, omdat enkele
punten van de agenda dringend afgedaan moesten worden.
De heer van Stralen zegt, dat het voor hem vaststond,
dat deze zaak van avond niet meer in behandeling zou
komen. Spreker verzoekt den Voorzitter deze zaak op de
agenda voor de volgende vergadering een zoodanige plaats
te geven, dat het zeker is, dat zij dan behandeld zal worden.
Welk bezwaar is er tegen, dat deze zaak wordt afgehandeld
vóór de behandeling van het stadhuisvraagstuk.
De Voorzitter kan onmogelijk aan dit verzoek voldoen.
Deze zaak staat niet als een punt op de agenda vermeld.
Het gaat hierbij om het vragen van inlichtingen, die spreker
bereid is te geven. De volgende vergadering begint met de
behandeling van het raadhuisvraagstuk en het ligt eenvoudig
aan de Raadsleden zeiven, of die behandeling zoo tijdig tot
een einde komt, dat de punten, die thans worden aan
gehouden in bespreking kunnen komen.
De heer Kooistra is er ook voor deze zaak thans af te
handelen, ofschoon het met het vergaderen nu welletjes is.