DINSDAG 5 JULI 1932. 285 Beschuldigingen a. h. adres van Maatschappelijk Hulpbetoon. (Romijn e.a.) nadere inlichtingen tot een andere voorstelling van zaken moeten komen. Spreker wijst er op, dat de rapporten spon taan worden uitgebracht en van te voren weinig overleg plaats heeft tusschen de ambtenaren. Van overleg tusschen de ambtenaren en de secretaresse is geen sprake en ook wordt niet gevraagd: welken indruk zullen wij vestigen? De rapporten worden direct neergeschreven en de commis sie krijgt het verslag van de versche indrukken van de armbezoekers voor zich. Ook voor het werk van de secretaresse, die hersteld is en thans weer haar werkzaamheden kan verrichten, heeft spreker zeer veel respect. Spreker heeft, juist door haar ziekte, haar werkzaamheden gedurende een kortere periode kunnen gadeslaan, maar hij geeft de verzekering, dat van die zijde in geen enkel opzicht eenige algemeene invloed ten nadeele uitgaat; door haar langdurige ambtsvervulling, haar in aanraking komen met alle kringen en menschen, die zich tot Maatschappelijk Hulpbetoon wenden, heeft zij een ervaring gekregen, die van zeer groote beteekenis is en die zij stelt ten dienste van Maatschappelijk Hulpbetoon, evenwel niet in dien zin, dat zij daar een heerscheres is; spreker verzekert den heer Eikerbout, dat de leiding inzake het nemen der beslissingen in geen enkel opzicht bij de secretaresse is; de organisatie van den dienst is uiteraard wel bij haar, maar op het nemen der beslissingen heeft zij geen anderen invloed dan dat zij in de vergadering adviseerende stem heeft, waarvan zij evenwel zelden of nooit gebruik maakt, alleen in die gevallen, waarin de commissie twijfelt en absoluut niet weet welke richting men uit moet sturen; dan krijgen de leden echter niet uitsluitend advies van de secretaresse, maar ook van den armmeester; zij gaan dus allerminst af op wat de secretaresse zou beweren. Maar afgezien daarvan zijn haar adviezen niet in den geest als de heer Eikerbout meende te moeten veronderstellen. Van de discussie van vanavond is min of meer deze suggestie uitgegaan, alsof half Leiden bij Maatschappelijk Hulpbetoon is. Tijdens het debat tusschen den heer Wilbrink en mevr. Braggaar over de christelijke naastenliefde, inter rumpeerde de heer Knuttel: ik dacht, dat wij het over de werkloozen hadden. Dat is juist het verkeerde Dat is het standpunt, van waaruit de Baad deze zaak bekijkt, maar dat is onjuist; wanneer men spreekt over de werkloozen, moet men niet allereerst denken aan Maatschappelijk Hulp betoon, maar aan den dienst van sociale zaken, waarvan men juist vele jaren terug een aparten dienst heeft gemaakt, omdat mén meende, dat de werkloozen niet in massa onder gebracht moesten worden bij Maatschappelijk Hulpbetoon en daar niet thuis hoordendat standpunt wordt door de S. D. A. P. altijd met kracht en klem verdedigd op alle mogelijke manieren; een georganiseerde arbeider behoort in de oogen der sociaal-democraten oogenblikkelijk niet bij Maatschappelijk Hulpbetoon, maar bij den dienst van sociale zaken; zij erkennen, en spreker onderschrijft dat, dat onderscheid moet gemaakt worden tusschen georganiseerden en ongeorganiseerden; de georganiseerden hebben zich tijdig verzekerd tegen werkloosheid en daardoor komen zij niet bij Maatschappelijk Hulpbetoon, maar bij den dienst van sociale zaken. Men moet de taak van Maatschappelijk Hulpbetoon niet bezien vanuit het standpunt der werkloo zen; dat heeft er niets mee te maken; spreker erkent, dat er op het oogenbl'ik bij Maatschappelijk Hulpbetoon vele werkloozen zijn, maar dat is hun eigen schuld; zij hadden zich tijdig kunnen organiseeren en tegen werkloosheid ver zekeren. De heer Knuttel: En dus alle kosten van de gemeente overnemen! Daarin zit principieel al een fout! De heer Romijn zegt, dat dit van het standpunt van den heer Knuttel fout is, maar dat standpunt is absoluut ver keerd, gezien de huidige instellingen. Het is een standpunt, dat men nooit ofte nimmer in welke maatschappij ook zal kunnen handhaven. Er komen bij Maatschappelijk Hulpbetoon inderdaad aan vragers, wien men geen ander verwijt zou kunnen maken dan dat zij zich vroeger hadden moeten organiseeren, maar ook melden zich personen aan, die niet waardig zijn door den dienst te worden geholpen, die zich zoodanig hebben misdragen, dat zij geen uitkeering van den dienst voor sociale zaken kunnen ontvangen. Spreker meent, dat het goed is, dit even vast te stellen, omdat anders iemand als de heer Eikerbont, die juist in het werkloozen vraagstuk goed thuis is, ten opzichte van Maatschappelijk Hulpbetoon geen juiste visie op de zaak geeft. Spreker kan de motie van den heer Eikerbout niet aan- Beschuldigingcn a. h. adres van Maatschappelijk Hulpbetoon. (Romijn e.a.) vaarden. Al zal men aan deze opmerking allicht weinig waarde hechten, toch wenscht spreker er op te wijzen, dat de aanneming van de motie tot een onwettig resultaat zou leiden. De klachten, welke in den Baad over speciale gevallen zijn geuit, zouden door de commissie worden onderzocht en uit den aard der zaak worden beoordeeld. Daaromtrent zou worden geadviseerd en een besluit worden genomen. Het zou er toe leiden, dat er een beroepsinstantie komt boven het armbestuur. De Armenwet verbiedt dit en zegt uitdrukkelijk: er wordt beslist zonder beroep. Meermalen is uitgemaakt, dat hetgeen zou geschieden in gevolge de motie van den heer Eikerbout wel degelijk een beroep is, dus in strijd met de Armenwet. Dit is een zuiver formeel standpunt en spreker begrijpt, dat men er weinig waarde aan hecht. Er bestaan meer bezwaren tegen de motie. Zij beoogt de commissie uitsluitend samen te stellen uit Baadsleden. Spreker geeft den Baad in overweging op dat denkbeeld niet in te gaan. Spreker erkent volkomen de juistheid van hetgeen de heer Wilmer heeft opgemerkt, in wiens motie Burgemeester en Wethouders de vrijheid wordt gelaten in de commissie Baadsleden en niet-Baadsleden te benoemen, zoodat de mogelijkheid bestaat, dat in de commissie geen enkel Baads- lid wordt benoemd of enkele Baadsleden worden opgenomen. Spreker geeft den Baad in overweging, Burgemeester en Wethouders inderdaad die vrijheid te geven. De commissie moet ook geen politieke commissie zijn, voor welker samenstelling van te voren de leiders van de fracties worden geraadpleegd. Daarmede schiet men niet op. Wil men de werkwijze van de Commissie voor Maatschappe lijk Hulpbetoon herzien, dan dient men een commissie van deskundigen te hebben, die het vak kennen en meer met dit bijltje hebben gehakt. Er zijn Baadsleden, die op dit gebied deskundig zijn, maar ook buiten den Baad vindt men per sonen, op wier deskundigheid spreker gaarne een beroep zou willen doen en die hij gaarne in de commissie zou willen benoemen. Wanneer men deze zaak zal bekijken, moet zij niet bezien worden alleen uit het oogpunt van hetgeen bij een commissie, die samengesteld zou worden op grond van de bezwaren, die in deze discussie zijn geuit, zou voorzitten. Er bestaan meer problemen: de verhouding van den dienst van Maat schappelijk Hulpbetoon tot de particuliere liefdadigheid, de kerkelijke armbesturen. Het probleem is b.v. altijd, dat de steun, die door de kerkelijke armbesturen wordt verleend, in mindering komt van den steun van Maatschappelijk Hulp betoon, waartegenover de kerkbesturen zeggen: wij steunen niet, want wij betalen belasting en doen het nog eens extra door de ondersteuning Aan de werkwijze van Maatschappelijk Hulpbetoon zijn problemen verbonden, die in den Baad niet in discussie zijn gebracht en ook niet in discussie kunnen gebracht worden, omdat zij onvoorbereid zouden moeten worden behandeld, maar die waard zijn onderzocht te worden en ook bekeken moeten worden en waarvan spreker in de korte periode, gedurende welke hij voorzitter van Maatschappelijk Hulp betoon is, bemerkt heeft, dat zij vragen om een oplossing, waarbij hij ook zelf zoekt naar een oplossing en waarbij hij het op prijs stelt van deskundigen, die in deze zaken meer thuis zijn dan spreker en andere Baadsleden, een advies te krijgen om daarvan gebruik te maken. Bovendien heeft spreker tegen de motie-Elkerbout bezwaar, omdat die sanctionneert de informeele wijze van optreden van mevrouw Braggaar, om die gevallen niet ter sprake te brengen in Maatschappelijk Hulpbetoon, maar in het open baar, in den Baad, zooals de heer Knuttel zegt: die methode moet men volgen; daarvan heeft men profijt. Die methode van behandeling is niet juist en voor de betrokkenen, be halve de enkelen, die absoluut geen schaamtegevoel meer hebben, grievend, omdat van elk hier genoemd geval de publieke opinie zal veronderstellen, dat het deze of gene wel zal zijn, en daaruit conclusies worden getrokken, terwijl men er dan de verkeerde personen op aan zal zien, die dan aldus over de tong zullen gaan. Dat wordt bereikt met de wijze, waarop mevrouw Braggaar hier deze zaken behandelt, die door den heer Knuttel goedgekeurd wordt. Om deze drie redenen verklaart spreker zich namens het College tegen de motie- Elkerbout. De Voorzitter verzoekt den heer Bomijn om zich met het oog op het vergevorderd uur zooveel mogelijk te beperken; anders zou spreker moeten voorstellen om over te gaan tot behandeling van eenige punten, die bepaaldelijk afgedaan moeten worden. De heer Romijn zegt, dat volgens den heer Manders door

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 13