240
MAANDAG 20 JUNI 1932.
Stichting r. k. lagere school aan de Potgieterlaan.
(Verweij e.a.)
leend aan een circulaire van Gedeputeerde Staten aan de ge
meentebesturen, dat de bouw van scholen moet worden be
taald uit leeningen voor 40 jaarmen heeft bezwaar tegen het
voteeren van geld daarvoor uit leeningen voor 5 jaar, dat de ge
meente op het oogenblik nog voorhanden heeft. Deze circularie
komt dus vrijwel hierop neer, dat de bouw van openbare scholen
tot na de crisis wordt uitgesteld; is men de meening toegedaan,
dat deze crisis nooit meer een einde zal nemen, en dat de
gemeenten voortaan altijd te kampen zullen hebben met
financieele moeilijkheden, dan beteekent het, dat er nooit meer
openbare scholen gebouwd zullen worden. Nu is het zelfs van
iemand, die het beginsel der pacificatie in zijn goede op
vatting aanvaardt, te veel gevergd om in deze omstandig
heden maar vrijelijk te stemmen voor den bouw van bij
zondere scholen, waar op het gebied van het openbaar on
derwijs in deze gemeente nog wel een achterstand valt in
te halen. Op grond van deze overwegingen gevoelt spreker
er vooralsnog het meeste voor om, al moet dit verzoek vol
gens de wet ingewilligd worden, tegen dit voorstel te
stemmen.
De heer Groeneveld is evenmin overtuigd van de dringende
noodzakelijkheid van deze roomsch-katholieke school. Waar
er zoo bezuinigd wordt op het openbaar onderwijs, valt het
spreker zeer tegen, dat het schoolbestuur in dezen tijd aan
den Eaad verzoekt 132.000.toe te staan voor den bouw
van een bijzondere school, maar spreker zal toch zijn stem
aan dit voorstel geven, omdat tegenstemmen is een gebaar
en niets meer; wanneer voldaan is aan de wettelijke eischen,
moet de Eaad ziju medewerking verleenen; anders zullen
Gedeputeerde Staten dat wel doen, tenzij zij aanleiding vin
den om het toestaan der benoodigde gelden niet goed te
keuren.
Spreker heeft als lid der onderwijscommissie ook gekregen
de lijst met de namen der leerlingen, waarvoor geteekend
was; hij heeft toen gevraagd, of men hem ook de adressen
daarvan kon verstrekken, die niet op die lijst stonden;
spreker wilde persoonlijk de waarde van die opgave der
leerlingen onderzoeken. Dit is hem toen ook toegezegd, maar
j.l. Zaterdag lag in de Leeskamer wel een lijst met de
namen der leerlingen, maar de adressen stonden er niet bij;
ook de afdeeling onderwijs kon die spreker niet verschaffen
er werd bij gezegd, dat vanwege de afdeeling Bevolking wel
een onderzoek was ingesteld, maar doordat de adressen er
niet bij waren, was het spreker niet mogelijk persoonlijk een
onderzoek in te stellen. Spreker heeft er toch wel bezwaar
tegen, dat, wanneer hem in de onderwijscommissie iets wordt
toegezegd, die toezegging dan niet gestand wordt gedaan.
Wanneer men iets niet wil doen, moet men het spreker
ook niet beloven te doen. Spreker protesteert er tegen, dat
het niet is gebeurd en hoopt, dat het in het vervolg wel
zal geschieden. Sprekers onderzoek zou wettelijk geen
waarde gehad hebben, omdat het er niet toe doet, welke
namen van kinderen op de lijst staan. Zijn onderzoek zou
wellicht echter een moreele waarde gehad kunnen hebben.
Het is hem echter onmogelijk gemaakt, doordat de afdeeling
onderwijs haar belofte niet is nagekomen.
De heer Bosman gelooft, dat er weinig aan te doen zal
zijn, omdat de wet de gemeente verplicht mede te werken
tot den bouw van deze school, zoodat het niet zou baten
tegen het voorstel te stemmen.
Hoe komt de gemeente echter aan de gelden voor de
financiering van den bouw. Het zal toch niet de bedoeling
zijn te putten uit een leening, die na vijf jaar weer afbetaald
moet zijn, want dan zou de gemeente hopeloos vastraken.
Zij zal een leening op langen termijn dienen te sluiten en
gezien de financieele constellatie, zal het zeer de vraag zijn,
of de gemeente er in slaagt op langen termijn de noodige
gelden te krijgen.
De heer Knuttel merkt op, dat de gemeente misschien bij
een klooster een leening zou kunnen sluiten.
De heer Bosman gelooft, dat men uit geldgebrek tenslotte
gedwongen zal worden de medewerking niet te verleenen,
tenzij het Eijk, hoe dan ook, gelden daar,voor ter beschik
king stelt.
Spreker vermoedt, dat men niet tot den bouw van de
school zal geraken, om de eenvoudige reden, dat men de
gelden daarvoor niet kan krijgen.
De heer van Eecke is het niet met den heer Bosman eens
en ziet een zekere inconsequentie in de bezuinigingspolitiek
van deze gemeente, waarom hij als protest tegen dit voorstel
zal stemmen.
Stichting r. k. lagere school aan de Potgieterlaan.
(Tepe.)
De heer Tepe meent, dat door de verschillende sprekers,
die het voorstel van Burgemeester en Wethouders hebben
bestreden, niet voldoende onderscheid wordt gemaakt tus-
schen de wettelijke voorschriften, die bestaan ten opzichte
van de stichting eener bijzondere school en de politiek van
Burgemeester en Wethouders, voor zoover die zich bezig
houdt met en zich richt op de medewerking, die door de
wet geëischt wordt bij het tot stand komen van een bij
zondere school.
De situatie is spreker beantwoordt hiermede tevens de
opmerking van den heer Knuttel, dat met de behandeling
van deze aanvrage zooveel haast gemaakt wordt dat,
indien niet binnen drie maanden, nadat de aanvrage is in
gediend, door den Eaad een beslissing is genomen omtrent
het verleenen van medewerking, de medewerking automatisch
geacht wordt verleend te zijn, zoodat wanneer in deze
raadszitting de zaak niet behandeld wordt, de Eaad auto
matisch zijn medewerking zal hebben verleend. Burge
meester en Wethouders hebben dan ook gemeend slechts
eerlijk spel te spelen, wanneer zij deze zaak in den Eaad
brengen.
Dat het er Burgemeester en Wethouders volstrekt niet
om te doen is den bouw van deze school hals over kop te
bevorderen en het er hun allerminst om te doen is voor
het bijzonder onderwijs uit de overheidskas te putten, wat
daaruit maar met mogelijkheid geput kan worden, moge
o. a. blijken uit het feit, dat spreker zich na het binnen
komen van dit verzoek onmiddellijk met het schoolbestuur
in verbinding heeft gesteld en daarmede een conferentie
heeft gehouden, waarin spreker vroeg, of het mogelijk was,
dat de Eaad in beginsel zou besluiten tot medewerking,
maar dat het schoolbestuur de verklaring zou geven, dat
het nog niet onmiddellijk tot uitvoering van dat Eaads-
besluit zou overgaan. Spreker stelde die vraag, omdat hij
ervan doordrongen is, dat men, nu men aan alle kanten
bezuinigen moet en ook bezuinigingen moest voorstellen op
het openbaar onderwijs, volmaakt in dezelfde richting moest
handelen, voorzoover dat in zijn macht ligt, ten aanzien
van het bijzonder onderwijs. Waar de Eaad nu onlangs ook
een principe-besluit genomen heeft ten aanzien van de
stichting van een nieuwe openbare school, met de bedoeling
dit voorloopig nog niet uit te voeren, achtte spreker het
volmaakt logisch, consequent en billijk om te trachten met
dit schoolbestuur een soortgelijke regeling te treffen, ten
aanzien van deze bijzondere school. Evenwel heeft het
College het niet in zijn macht om het schoolbestuur tot het
intrekken van een verzoekschrift of tot het afleggen van
een verklaring, dat het voorloopig van een Eaadsbesluit
nog geen gebruik zal maken, te dwingen; spreker heeft op
dit laatste bij dit schoolbestuur wel aangedrongen, maar
heeft er bijgevoegd, dat dit verzoek van spreker alleen be
rustte op de veronderstelling, dat er in absoluten zin ge
nomen wellicht nog geen schoolruimte tekort zou zijn. Met
andere woorden, spreker heeft de toezegging gevraagd, dat
dit schoolbestuur, wanneer het op grond van de beschikbare
ruimte in bestaande roomsch-katholieke scholen tot de
overtuiging zou komen, dat er, afgezien van den afstand,
welke daarvoor door de leerlingen uit het Haagwegkwartier
zou moeten worden afgelegd, op het oogenblik op de ver
schillende bestaande roomsch-katholieke scholen nog wel
plaats disponibel zou zijn, dan voorloopig van de mede
werking van den Eaad nog geen gebruik zou maken. Het
schoolbestuur heeft de grootst mogelijke welwillendheid be
tracht en spreker beloofd de zaak nog eens uitvoerig onder
oogen te zien; het heeft dat ook gedaan, maar in een tweede
conferentie is spreker uitdrukkelijk medegedeeld door het
schoolbestuur, en ook aan de hand der feiten duidelijk
gemaakt, dat er wel degelijk in absoluten zin aan een school
voor kinderen van roomsch-katholieke ouders behoefte
bestaat. Met andere woorden, wanneer aan dit verzoek van
het schoolbestuur niet wordt tegemoet gekomen, zullen tal
van katholieke ouders hun kinderen niet naar een katholieke
school kunnen zenden. Na die verzekering van het school
bestuur was het spreker onmogelijk nog verder daarbij aan
te dringen op een belofte als spreker gevraagd had.
Het is volkomen juist, dat eenige jaren geleden hier een
verzoek is ingekomen van een groot aantal ouders om een
openbare school in dezelfde buurt.
De Eaad heeft besloten op dat verzoek niet in te gaan,
uitsluitend om deze reden, dat er verschillende openbare
scholen zijn, ook nu nog, die de leerlingen van het Haag
wegkwartier kunnen opnemen. Ook in dat geval was er dus
geen sprake van gebrek aan schoolruimte in absoluten zin.
Het ging toen uitsluitend om de vraag, of het gewenscht
was in dat stadskwartier een openbare school te bouwen
en diezelfde vraag heeft zich nu bij spreker voorgedaan ten