238 MAANDAG 20 JUNI 1932. liesehuldigingen a. h. adres van Maatschappelijk Hulpbetoon. (Braggaar—-de Does.) een halve portie eten te gevendaarvoor moeten de moeders dagelijks maar al te dikwijls zijn juist in deze gezinnen de meeste kinderen hun kinderen, babies nog, alleen laten en naar het andere einde van de stad en bij Maat schappelijk Hulpbetoon eiken dag een uur lang op een bon netje voor hun eten wachten; dan moeten zij naar huis om een pannetje te halen; dan moeten zij eiken dag, ook Zondags naar de Rembrandtstraat om het te halen en dan kunnen zij langs 's Heeren wegen met dat hapje eten naar huis, dat onderweg natuurlijk koud wordt. Welke huisbaas neemt genoegen met wat koud eten, inplaats van geld, wanneer hij om de huur komt; wie kan met wat koud eten betalen 1 Behoeven deze dingen niet noodzakelijk verbetering? Hoe kan men zeggen, dat al wat spreekster zegt onjuist is, terwijl al die dingen gebeuren Nu zou men zeggen: als dat alles waar was, dan zouden de gesteunden zelf er toch wel wat meer ruchtbaarheid aan geven. Door hen wordt echter niets nagelaten daartoe; zij wenden zich niet alleen tot Maatschappelijk Hulpbetoon, maar ook tot de Koningin, tot de Ministers van Financiën en van Defensie, tot den Voorzitter en tot den Wethouder; bij den heer Wijkmans zijn zij steeds bezig om werk te krijgenzij laten niets na om van hun toestand kennis te geven aan het publiek, maar het neutrale Leidsche Dagblad, dat wel stuk ken tegen de sociaal-democraten opneemt, tegen het houden van 1 Mei-betoogingen op Zondag, neemt geen ingezonden stukken op, wanneer het geldt klachten tegen Maatschappe lijk Hulpbetoon over de daar bestaande wantoestanden. Van verschillende personen, die ingezonden stukken hebben gestuurd naar het Leidsch Dagblad, heeft spreekster de namen. Als bewijs, hoe neutraal deze courant is, het volgende. Op 6 December j.l. werd een advertentie aangeboden, omdat ingezonden stukken niet geplaatst werden, waarin een ondersteunde vroeg om kleeren en wat huisraad, omdat hij met zijn gezin die van 7.50 steun niet konden koopen. Die advertentie werd niet direct geplaatst, maar eerst werd goedkeuring aan Maatschappelijk Hulpbetoon gevraagd; toen die verleend was, werd de advertentie op 6 Februari geplaatst. Iemand, die ook een ingezonden stuk had ge schreven, vroeg aan het Leidsch Dagblad, waarom men het niet had geplaatst; toen werd hem gezegd: wendt U tot den Directeur van Sociale Zakende juffrouw aan het loket vroeg hem, hoe hij durfde. Toen hij steun vroeg, werd door een van de ambtenaren gevraagd, of zijn ingekomen stuk al geplaatst was. Dat zijn zaken, waarover te denken valt. Nu gaat men strijden op een andere wijze. Toen in Maatschappelijk Hulpbetoon een geval ter sprake kwam, waarin aan een gezin van vier personen 12. steun werd verleend, omdat de huishuur 6.per week bedroeg, werd de opmerking gemaakt, dat de man moest omzién naar een goedkoopere woning. Toen hem dat niet gelukte, werd voorgesteld den steun te verlagen tot 10. Spreekster heeft zich daartegen verzet en er op gewezen, dat de goedkoopere woningen niet voor het vinden waren, maar dat men van 10.in de week absoluut honger zou lijden. Men zei daarop: het kan toch ook niet bestaan, dat deze menschen van 12.er kunnen komen en daarmede bedoelde men: wij kunnen het wel niet bewijzen, doch er moet in dat gezin meer inkomen. Men is er dus van over tuigd, dat van het bedrag honger geleden moet worden, maar men is niet bereid meer te geven. In de laatstgehouden vergadering van de Kleine Commissie, die door spreekster werd bezocht, kwam het verzoek in be handeling om in een bepaald geval den steun van f 7.50 te verhoogen. Spreekster stelde voor het bedrag te brengen op 10.en schoot daarbij in haar plicht te kort, omdat zij wist, dat ook dit bedrag eigenlijk te klein is. Het andere lid, dat behalve den Voorzitter aanwezig was, zei daarop: al geven wij 10.dan nog wordt er armoede geleden. Spreekster heeft verklaard het daarmee eens te zijn, maar het voorstel tot verhooging van het bedrag met 2.50 slechts gedaan te hebben, omdat zij hoopte, dat het zou worden aangenomen en omdat zij geen kans zag van dit college meer te krijgen. Het andere lid was het eerst aan de beurt om te stemmen en stemde ondanks zijn verklaring, dat de menschen toch honger zouden lijden, ook al werd 10.gegeven, voor het bedrag van 7.50. Aangezien deze toestand niet bestendigd mag blijven, zal spreekster daarover het woord voeren, waar het maar mogelijk is. Spreekster zal het hierbij voorloopig laten. Men denke echter niet, dat hiermede alles is gezegd, want wanneer men de menschen bezoekt en vraagt, wat van hen in de Bank van Leening beleend is, kijkt men zich de oogen uit. Wanneer spreekster in Maatschappelijk Hulpbetoon zegt: al zou men het niet zoo erg vinden, Beschuldigingen a. li. adres van Maatschappelijk Hulpbetoon. (Braggaarde Does.) wanneer goud en zilver beleend was, dan toch moet men het ernstige er van inzien, dat de menschen het lijfgoed van hun kinderen moeten beleenen, wordt de opmerking gemaakt: het is een gewoonte van deze menschen ge worden. Men kan dit alleen zeggen, wanneer men het eigenlijke leven van de arbeiders niet begrijpt, want doet men dat wel, dan zal men dadelijk inzien, welk een hardvochtige uitdrukking dit is. Men zendt de menschen vaak naar het Crisis-Comité. Dit is echter de kapstok, waaraan de zaken opgehangen worden. Als Maatschappelijk Hulpbetoon meent, dat een bepaalde zaak bij dit Comité behoort, wordt ze eerst daar onderzocht. Wordt de zaak daar afgewezen, nadat eenige weken verloopen zijn, dan gaan de menschen weer naar Maatschappelijk Hulpbetoon, maar in al dien tijd doen zij niets anders dan gebrek lijden. Spreekster acht het van den Raad zeer verstandig, dat hij bij de behandeling van verschillende zaken waarde hecht aan het oordeel van deskundigen. Daarom meent spreekster zich het recht te mogen aan matigen, te zeggen, dat zij hier als deskundige spreekt. Zij is in de eerste plaats arbeidersvrouw en maakt de moeilijk heden van dezen tijd aan den lijve mee; als iemand dus tot oordeelen in staat is, is spreekster het; zij zou dus gaarne willen, dat de Raad ook in deze zijn oude gewoonte volgt en waarde hecht aan den raad van een deskundige; daarom verklaart zij, dat de toestand voor de menschen werkelijk onhoudbaar is. Door dit adres zijn niet alleen de moderne, maar ook de christelijke en katholieke arbeiders bitter gestemd; die weten immers uit eigen ondervinding, hoe waar hetgeen spreekster zeide, was. Ook is gezegd, dat spreekster moeite zou hebben zich van de op haar geworpen blaam te zuiveren; zij meent echter deze blaam, op haar en haar fractie geworpen immers, zij sprak niet voor zich alleen, maar namens haar fractie volkomen te hebben weerlegd. Waar spreekster haar rede op de meest behoorlijke wijze heeft gehouden, en geen enkele uitdrukking heeft gebruikt als in dit adres voorkomen, als: bewuste misleiding, politieke partijpropaganda van het laagste allooi, verzoekt zij den heer Romijn, die voorzitter van Maatschappelijk Hulpbetoon is en eigenlijk de schrijver van dit adres, die zich dus de eer kan toerekenen, dit adres geschreven te hebben, die dus in staat is zulk een adres tot stand te brengen, om zich niet te hoog te achten om op spreeksters rede in te gaan; zij meent zich hierbij, trots dit adres, waardig te hebben gedragen. Algeheele verbetering is dus noodzakelijk; allereerst moet te allen tijd gezorgd worden voor productief werk; dat is het eenige wat eigenlijk verbetering kan brengen. Zoolang dat echter niet mogelijk is, men kan geen ijzer met handen breken, moet men beginnen met een norm vast te stellen, zooals toch ook in andere plaatsen bestaat. Daaraan zijn moeilijkheden verbonden, zeker, maar zooals het nu in Maatschappelijk Hulpbetoon geschiedt, is er de grootst moge lijke willekeur; er bestaat wel een norm, maar een van aftrek, niet van toekenning en die is zoo gesteld, dat niemand van de leden van Maatschappelijk Hulpbetoon die kan be grijpen. Toen spreekster een tijdje lid was van Maatschappelijk Hulpbetoon, heeft zij gezegd: ik begrijp er niets van; het zal wel aan een tekort aan verstand bij mij liggen, dus geef het mij dan maar eens zwart op wit. Een van de leden zeide toen o.a., dat hij al 5 jaar lid was en het nog nooit begrepen had; bij het naar huis gaan zeide een van de vrouwelijke leden, dat zij zich daarin ook nooit verdiepte, maar dat zij het ook nog nooit begrepen had. Men moet dus in Maatschappelijk Hulpbetoon een duidelijk omlijnde norm hebben, zoodat men weet, waaraan men toe isnatuur lijk kan Maatschappelijk Hulpbetoon dan naar eigen inzicht handelen, maar er is dan toch een vaste norm. Van een bestendiging van den tegenwoordigen toestand zullen het gevolg zijn uitputting en algemeene verzwakking, hetgeen de Directeur van den Geneeskundigen Dienst zeer zeker tenvolle zal onderschrijven. Op die wijze moet men niet voortgaan. Waar deze crisis is ontstaan door het kapitalistisch wanbeheer, gaat het niet op de meest nood lijdenden daarvoor aansprakelijk te stellen. Van deze menschen, die toch nooit geprofiteerd hebben van den welstand van het kapitalisme, mogen geen offers gevraagd worden. Men zal al het mogelijke in het werk moeten stellen om voor zoover zijn macht daartoe reikt, verbetering te brengen, waar het noodig is. De sociaal-democraten meenen, dat wanneer er offers moeten gebracht worden, dit moet geschieden door degenen, die over het algemeen de winsten genieten en niet door de arbeidersklasse, die in dit geval de noodlijdende is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 24