236
MAANDAG 20 JUNI 1932.
Beschuldigingen a. h. adres van Maatschappelijk Hulpbetoon.
(Braggaarde Does.)
hoewel hij daar niet behoefde te zijn, aangezien hij niet
direct en alleen betrekking had op de steuntrekkenden.
Deze brief was wel onderteekend. Het heeft spreekster echter
verwonderd, dat dezelfde brief door den heer Kersten in de
Tweede Kamer is behandeld.
Het ging over het weggooien van brood: dit was geen
anonieme brief, maar het was toch eigenaardig, dat diezelfde
brief, die hier voor de stad opgeld moest doen, ook in de
Tweede Kamer gebruikt werd, dus ook voor het land.
Het herhaaldelijk afwijzen komt nog steeds voor: de
menschen hebben daar dikwijls met den voorzitter over
gesproken; dat afwijzen gaat niet zoo eenvoudigsommigen
geven den moed niet oper gaat altijd weer 3 weken over
heen, voordat een nieuwe aanvrage in behandeling komt.
Laat men zich den nood eens denken van die menschen,
die niets hebben. Het is te begrijpen, dat de menschen voor
allerlei zaken komen, waaraan men werkelijk niet kan voldoen.
Huurschuld wordt niet betaalddat kan goed zijn en spreekster
is er ook beslist tegen, dat achterstallige huurschuld wordt
betaald voor hen, die, hoewel zij in hun gewone doen een
inkomen hadden, niet aan hun verplichtingen voldeden, toen
zij er toe in staat waren. Menschen met geringen steun, die
niet in staat zijn hun huur te betalen, zou men, indien men
hen in de huur niet steunt, dwingen naar het menschenpakhuis
te gaan; uit een onderzoek zou blijken, dat velen met woning
uitzetting wegens huurschuld bedreigd worden. Huurschulden
van 30.tot 50.zijn geen zeldzaamheid. In Den Haag
wordt het meerdere boven 3.50 aan steun bijgepast, tot
een huur van ƒ6van het meerdere dan 6.tot ƒ8.
wordt 2/3 bijbetaald. In Rotterdam krijgt men toeslag voor
hetgeen men boven f 3.50 verwoont, tot een huur van 7.
Br is dus alle reden om dit niet zonder meer te passeeren,
maar om hiervan nota te nemen. De menschen, die in het
menschenpakhuis wonen, moeten olie stoken voor ver
warming en voor het koken, hetgeen hun wel ƒ2.25 a ƒ3.
per week kost; dat bedrag moesten zij dus eigenlijk vergoed
krijgen; zij kregen evenwel 0.80, wat verminderd werd
tot 0.75, omdat de olie wat goedkooper was geworden.
Dat is niet weersproken; alles wat spreekster zeide, was
echter onjuist en dit dus ook. De heer de Roo heeft in
Maatschappelijk Hulpbetoon van dit menschenpakhuis gezegd,
dat het was een huis, de gemeente onwaardig; spreekster
heeft daarbij de schouders opgehaald en ironisch gelachen,
waarbij zij tot den Wethouder, toen deze daarover een op
merking maakte, zeide: ik lach er wel om, maar ik ben er
niet blij om. Spreekster vindt het verschrikkelijk wanneer
de menschen, dikwijls met goeden wil bezield, maar door
onmacht gedwongen zijn daarheen te gaan; daarom is ver
andering van woonplaats voor deze menschen meer dan
vereischt.
Ook de quaestie der kooplui is niet gemakkelijk; voor
dezen is het een buitengewoon moeilijke tijd. Toen die
quaestie op 10 Mei werd behandeld, is gezegd, dat de groente-,
kooplui wel konden worden afgevoerd, omdat die tamelijk
groote verteringen maakten. Spreekster heeft toen gezegd,
dat vele varkens de spoeling dun maken, dat zij de groentekar
maar opvatten om te trachten in hun onderhoud te voorzien,
maar dat hun dat niet altijd lukt, omdat niet iedereen,
zooals de vaste handelaren, op de veiling kan koopen.
De zoogenaamde handelaars en scharrelaars, die den wagen
oppakken om te probeeren in hun onderhoud te voorzien,
moeten koopen uit de tweede hand.
Spreekster heeft er op gewezen, dat vooral die groente-
kooplui het moeilijk hadden, omdat zij het vooral moesten
hebben uit de arbeiderswijken, terwijl de arbeiders dikwijls
niet in staat zijn eten te koopen. Dat was op 10 Mei. Een
der leden van Maatschappelijk Hulpbetoon merkte toen op,
dat de huisvrouwen nu een grooten pot groente koken en
geen vleesch eten. Spreekster antwoordde daarop, dat daar
voor het geld in vele gevallen zelfs ontbrak. Het bedoelde
lid van Maatschappelijk Hulpbetoon zei toen: zij zijn dikwijls
te lui om eten te koken.
Wie van luiheid durft spreken, moet eerst het leven van
arbeidersvrouwen kennen. Spreekster begrijpt dikwijls niet,
hoe men met dergelijke argumenten durft aankomen.
In het rapport over de groentekooplui stond, dat dezen
groote verteringen maken. Daartegenover kwam echter een
ander rapport te liggen, waarin werd gezegd, dat zelfs voor
de groothandelaren in den lompenhandel op het oogenblik
niets te verdienen is, waarom dezen beter hun zaken konden
sluiten. Reden dat nu zeker de kleine lompenkooplieden het
slecht hebbentoch werden de voddenkooplui met 2 weken
uitkeering van den steun buitengesloten en op het oogenblik
zijn zij nog buitengesloten.
Hoewel men spreekster verweten heeft, dat zij onjuiste
mededeelingen heeft gedaan, tracht zij zich altijd van alle
Beschuldigingen a. li. adres van Maatschappelijk Hulpbetoon.
(Braggaarde Does.)
onjuistheden te onthouden en deelt zij alleen de feiten mede,
zooals zij zijn voorgekomen. Zij hoopt, dat wanneer een
commissie van onderzoek wordt benoemd, deze alle door
spreekster besproken zaken zal onderzoeken; zij is er zeker
van, dat dan zal blijken, dat het recht aan haar zijde is.
Spreekster wenscht thans eenige staaltjes te geven van
afvoeren van den steun zonder redelijke zekerheid, dat de
betrokkenen in staat zijn zelf in hun onderhoud te voorzien.
Spreekster stelt hierbij voorop, dat Maatschappelijk Hulp
betoon het kunstje verstaat kooplieden te maken. Deze
personen zijn dikwijls bouwvakarbeiders, metaalbewerkers
of andere vaklieden. Zij probeeren, als zij van den steun
worden afgevoerd, het een en ander te krijgen, of men
presenteert hun handelsgeld. Terwijl men in Den Haag eerst
dan door Maatschappelijk Hulpbetoon als koopman wordt
beschouwd, wanneer men gedurende drie jaren als zoodanig
te boek heeft gestaan, is men bij Maatschappelijk Hulpbe
toon in Leiden reeds koopman, wanneer men 15 handels-
geld krijgt.
Bedenkt men, dat van dit bedrag betaald moeten worden
de huur, het ziekenfonds, enz., dan begrijpt men, dat de
betrokkenen, ook al hebben zij nog zooveel handelsgeest,
met dit bedrag weinig kunnen uitrichten. Het gevolg is dan
ook, dat zij spoedig bij Maatschappelijk Hulpbetoon terug
komen. Zij zijn dan echter koopman geworden en worden
afgevoerd.
Spreekster kwam in een r.-k. gezin, bestaande uit man,
vrouw en drie kinderen. Het gezin was uitgesloten van de
steunverleening. De man behoorde tot de zoogenaamde koop
lieden; sinds Pinksteren zitten zij zonder iets; toen spreek
ster daar kwam, kon het kind van 6 maanden geenfleschje
meer krijgen; de electriciteit was afgesneden; in den munt
meter deden zij centen in plaats van kwartjes; de man had
geen kleeren meer aan zijn lijf. Dit gezin had wat aan het
Crisiscomité gevraagd, omdat het van steun uitgesloten was
bij hooge uitzondering werden 2 bonnetjes ter waarde van
1.gegeven. De vrouw heeft een verlamming in de spieren
en kan niet uit den weg. Dit geval is door spreekster ge
controleerd. Dit gezin is roomsch-katholiekde godsdienstige
richting maakt voor spreekster niets geen verschil; men
heeft spreekster wel eens verweten, dat haar werk alleen
geldt modern georganiseerdendat is onjuist; zoo mogelijk
helpt zij allen, hoewel het haar soms niet lukt, al wil zij
het gaarne.
Spreekster noemt verder het geval van een landarbeider;
toen hij zonder werk kwam, heeft hij geld geleend en ge
tracht als poelier iets te verdienen; dat geld is erbij inge
schoten; hij moet daarvan per week 3.18 terugbetalen;
fonds f 0.89; huur 2.50. Voorheen had hij 10.— steun;
hij is nu afgevoerd, hoewel hij nog steeds afbetalen moet.
Spreekster noemt het geval van een weduwe, koopvrouw
met 4 kinderen, die met handel in hun onderhoud moest
voorzien. Zij moest er met haar handel op uittrekken en
haar zoon onder haar toezicht houden; deze was al eensin
een inrichting geweest. De steun is verlaagd van 7.50
tot 3.50.
Een bewijs, hoe de menschen tot wanhoop worden ge
dreven, is het volgende geval. Gezin van 11 personen
weer zoo'n gezegend groot gezin huur 1.90; fonds 0.65;
10 Mei voor het laatst steun gehad; de huurschuld was
40.op de voorlaatste vergadering is besloten hem
20.te geven, dus een bewijs, dat de nood hoog is
opdat die man kon gaan visschen. Het bleek dat het voor
hem niet geschikt was; men heeft toen dat gezin aan zijn
lot overgelaten en die 20.— niet verstrekt.
Spreekster noemt het geval van een lompenkoopman,
gezin van 7 personen, althans op dit oogenblik; de 8ste
wordt verwacht. Fonds 0.65; huur 2.40; dat gezin heeft
7.50 steun en brood gehad; de huurschuld bedraagt op
het oogenblik 35.uit ziekenfonds en begrafenisfonds
zijn zij allang weg. Laat men eens bedenken, wat een angst
dit voor die menschen is; als zij er over spreken, wordt
gezegd: jullie worden wel van de armen begraven; dat
vinden zij echter verre van aangenaam; zoolang zij ge
trouwd zijn, hebben zij getracht dat te betalen, maar zij
waren genoodzaakt zich te laten schrappen. Dit geval is
den Voorzitter ook bekend; die menschen zijn ook bij den
Wethouder geweest; van 10 Mei af tot nu hebben zij geen
steun gehad.
Toen spreekster deze zaak opnieuw besprak en er op wees,
dat deze menschen niet langer konden wachten, werd er
iets op gevonden en stelde men n.l. de vraag: hebben de
kinderen van deze menschen schoolvoeding
Toen werd gezegd: dan moet hij niet naar de bioscoop
gaan. Toen spreekster den man daarover wilde onderhouden
en tot hem zei: u moet uw geld aan uw gezin besteden en