234
MAANDAG 20 JUNI 1932.
Beschuldigingen a. h. adres van Maatschappelijk Hulpbetoon.
(Braggaarde Does e.a.)
Bij de behandeling van de begrooting zeiden de heeren
Goslinga en Komijn tot spreekster, toen zij een bepaald geval
aanduidde: „Hoe is het mogelijk, dat u dat hier durft zeggen!"
(Handelingen bl. 522,10 December 1931). Spreekster zal thans
dat geval precies herhalen. Zij heeft naam en adres vóór
zich, die, zoo noodig, zullen genoemd worden.
De man, ziek zijnde, kreeg 5.steun. De ouderdoms
rente bedroeg 3.Ben dochter verdiende ƒ10.—De man
is op het oogenblik nog ziek en zal het zeker niet zoo lang
meer maken. Men beweerde, dat een zoon met negotie er
op uit ging, waarom de steun van 5.door Maatschap
pelijk Hulpbetoon werd ingetrokken, niettegenstaande de
ouders (de man is 70 en de vrouw 69 jaar) beweerden, dat
de zoon in Rotterdam verblijf hield, omdat hij niet langer
thuis de armoede wilde vergrooten en het ouderlijk huis
had verlaten. Toch werd de steun ingehouden; spreekster
heeft een onderzoek ingesteld in de omgeving, waarbij haar
werd medegedeeld, dat die zoon daar allang niet meer is,
maar in Rotterdam; van de benedenburen heeft spreekster
hetzelfde antwoord gekregen; de Wethouder weet zeer goed
wien spreekster op het oog heeft. Omdat spreekster van een
der leden van Maatschappelijk Hulpbetoon had gehoord, dat
die man veel beter in het St. Elisabethsgesticht zou zijn,
heeft zij hem gevraagd, of het niet beter was, dat hij naar
een inrichting ging, waarop hij haar antwoordde, dat hij aan
den dokter gevraagd had, of deze dat noodig achtte en daar
van beterschap verwachtte, doch deze heeft daarop uitdruk
kelijk ontkennend geantwoord; omdat hij wist, dat de dood
er mee gemoeid was, bleef hij liever thuis, in eigen omgeving.
Toen spreekster in Maatschappelijk Hulpbetoon kon mede-
deeleu, dat die zoon weg was, is door spreekster voor
gesteld hem 5.te geven, maar toen werd gezegdzullen
wij hem niet wat minder geven, anders gaat hij nooit naar
die inrichting. Spreekster heeft toen gezegddus U wilt hem
met de hongerzweep daarheen drijven. Spreekster begrijpt
niet hoe men hier durft te zeggen, dat dit in flagranten
strijd met de waarheid is.
Pertinent onjuist zou ook zijn spreeksters opmerking, dat
de Commissie zelfstandig de waarde van doktersattesten zou
beoordeelen en in haar beslissingen zou afwijken van het
daarin voorgeschrevene. Spreekster heeft hier weer een geval
bij zich van een heelen tijd terug: hoewel alles wat spreek
ster zeide pertinent onjuist was, is sindsdien in Maatschap
pelijk Hulpbetoon wel iets ten goede veranderd. Spreekster
noemt het geval van een gezin, waarvan vader en dochter
melk en eieren moesten gebruikenhet werd om de beurt
voorgeschreven door Maatschappelijk Hulpbetoon en het
St. Elisabethsgesticht; doordat het steeds weer aangevraagd
moest worden, verliep er soms een heele week, gedurende
welke de menschen het van hun steun van ƒ10.moesten
bekostigen, wat zeer bezwaarlijk was. Het vorige jaar is tot
tweemaal toe geweigerd deze menschen melk te verstrekken,
zooals voorgeschreven was door dr. Timmermans.
De heer Komijn vraagt in welke maand dat was.
Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat dit in het vorige
jaar was; spreekster is bereid om ook naam en adres te
geven als de Wethouder die wil weten.
De heer Komijn: Hier niet.
Mevrouw Braggaarde Does zegt dat deze menschen eenigen
tijd melk en eieren gehad hebben; de dochter lijdt aan toe
vallen, de vader aan een hartkwaal.
De heer Romijn vraagt in welke maanden dit dan ge
beurde; ook na September?
Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat dit eigenlijk het
geheele jaar door gebeurd is, maar na de begrooting hier
werd het anders.
De heer Romijn zegt, dat dat in December was, maar hoe
was het met September
Mevrouw Braggaarde Does zegt, dat het wel September
geweest kan zijn.
De heer Romijn vraagt dit, omdat hij pas met September
voorzitter van Maatschappelijk Hulpbetoon is geworden.
Mevrouw Braggaarde Does kan de verzekeriog geven,
dat het geval zich heeft voorgedaan niet lang nadat de
Wethouder voorzitter werd.
Tot tweemaal toe werd dit gezin, trots het recept van
Beschuldigingen a. li. adres van Maatschappelijk Hulpbetoon.
(Braggaarde Does.)
dr. Timmermans, de melk geweigerd. De Wethouder kan
weten, dat door dr. Horst niet langer dan voorloopig acht
dagen versterkende middelen worden verstrekt. Door dr.
Horst is echter aan dit gezin twee maal tien dagen melk
gegeven. Nadat dr. Horst mej. de Vries er over opgebeld
heeft, is door Maatschappelijk Hulpbetoon de melk verstrekt.
Na de behandeling van de begrooting heeft zich bijna, voor
zoover spreekster er over oordeelen kan, geen moeilijkheid
bij deze verstrekking van melk voorgedaanzij is voorbeeldig
doorgegaan.
Spreekster kan mededeeling doen van zeer vele gevallen,
maar zal zich tot enkele bepalen, omdat in het adres van
Maatschappelijk Hulpbetoon wordt gezegd, dat al haar mede-
deelingen onjuist zijn, welke bewering dus reeds weerlegd
zou zijn, indien zij slechts een geval zou noemen, dat juist
bleek te wezen.
Volgens het adres zou nooit ofte nimmer aan de waarde
van doktersattesten worden getwijfeld. In dit verband doet
spreekster mededeeling van het volgende geval.
Een vrouw, moeder van zes kinderen, gevoelde zich ziek
en ging naar de afdeeling „inwendige ziekten" van het
Ziekenhuis (hoofddokter dr. de Jong, behandelende arts
dr. Verbrugge). Bij de vrouw werd een nierbekkenont-
steking geconstateerd. Zij moest daarom zooveel melk drinken
als mogelijk was en ook eieren gebruiken. Aangezien zij
zich de uitgaven daarvoor niet kon getroosten, omdat het
gezin van acht personen 7.50 steun ontving, schreef de
arts slechts twee liter melk en 1 of 2 eieren daags voor.
Maatschappelijk Hulpbetoon de Wethouder was er toen
wel bij meende echter te kunnen volstaan met 1 liter
melk per dag voor veertien dagen, zonder eieren. Toen na
veertien dagen weer om melk en eieren gevraagd werd,
meende Maatschappelijk Hulpbetoon, dat dit verzoek moest
worden afgewezen, omdat naar het oordeel van een der
leden, de jonge artsen zoo vlug iets voorschrijven.
Op spreeksters aandringen werd een onderzoek ingesteld,
dat hierin bestond, dat men zich wendde tot den hoofd
dokter, die echter naar dr. Verbrugge verwees, daar deze
haar behandeld had. Het lid van Maatschappelijk Hulpbe
toon vroeg toen aan dr. Verbrugge, of de melk voor altijd
moest gegeven worden, waarop de dokter verklaarde, dat
dit niet altijd, doch wel een geruimen tijd moest geschieden.
De vrouw heeft gedurende korten tijd de melk nog gekregen,
daarna ontving zij gedurende een week van dr. Horst liter
per dag, waarna de verstrekking van de melk was geëindigd.
Mag men nu nog in het adres van „pertinent onjuist"
spreken
Wie thans in de vergaderingen van Maatschappelijk Hulp
betoon zou kunnen komen en zooals vermoedelijk de
heer Vallentgoed de verandering ten goede zou waar
nemen, zou daarover verbaasd zijn.
Werd voorheen over het verstrekken van versterkende
middelen gesproken, dan moest eerst een onderzoek worden
ingesteld. Spreekster heeft geen bezwaar tegen een onder
zoek, integendeel, maar wel tegen het onderzoek, zooals het
vroeger werd ingesteld.
Op het oogenblik worden de versterkende middelen op
voorschrift van den dokter verstrekt, zonder dat de leden
van Maatschappelijk Hulpbetoon er iets over zeggen. Spreek
ster verzuimt geen enkele vergadering van Maatschappelijk
Hulpbetoon, doch woont alleen de kleine vergaderingen bij,
wanneer zij daarvoor is aangewezen. In geen enkele ver
gadering wordt echter over de verstrekking van versterkende
middelen gesproken. Het is nu vanzelf sprekend, dat zij
gegeven worden, mits op voorschrift van hun dokter.
Om haar argumenten kracht bij te zetten, heeft spreekster
7 weken geleden aan de waarnemende secretaresse gevraagd
een berekening van het bedrag, uitgetrokken voor verster
kende middelen eenige maanden vóór de behandeling der
begrooting en dat, uitgetrokken eenige maanden daarna; de
waarnemende secretaresse zou er moeite voor doen, maar
vandaag heeft spreekster deze berekening nog niet. Spreek
ster wil daarmede niets aan het adres der waarnemende
secretaresse zeggen, want zij heeft voor haar werkzaamheden
niets dan lof; spreekster heeft tijdens de ziekte van mej.
de Vries zeer prettig met haar samengewerkt; spreekster
wilde echter alleen aantoonen, dat zij in haar recht staat.
Verder verwijt de meerderheid in Maatschappelijk Hulp
betoon spreekster onbehoorlijk optreden in den Raad; die
leden stonden boven een dergelijk optreden en uitten dat
met de volgende waardige woordenlasterlijke aantijgingen,
politieke partijpropaganda van het laagste allooi. Kunnen
deze leden zich het recht aanmatigen om zich op deze
wijze verontwaardigd te toonen, wanneer zij dergelijke uit
drukkingen gebruiken En waarom Omdat spreekster de
I waarheid gesproken heeft. Men spreekt van lasterlijke