226
MAANDAG 20 JUNI 1932.
Overplaatsingen enz. personeel o. 1. onderwijs.
(Knuttel e.a.)
berg en Broeze; als men kent de betrekking van den
inspecteur met de Yereeniging van Hoofden van Scholen en
met de heeren, over wie het hier speciaal gaat, en als men
in aanmerking neemt, dat het advies van den inspecteur
ongewijzigd door Burgemeester en Wethouders wordt over
genomen, kan men den Eaad er geen verwijt van maken,
wanneer hij van het zelfstandig oordeel van Burgemeester
en Wethouders niet bepaald een hoogen dunk krijgt.
Wanneer er in tweede instantie een advies van den Inspec
teur komt, waarbij deze eigenlijk geheel op den stoel van
den Wethouder gaat zitten spreker zegt niet, dat de heer
Baak een heel aardig Wethouder zou zijn dan bewijst
hij daardoor, dat het zijn zaak is, die hij bepleit, en abso
luut niet die van den heer Tepe. Spreker kan niet zeggen,
dat hij een gunstigen indruk heeft van de houding van het
College. Wat heeft de Baad sinds de eerste oppositie hier
tegen in dien tusschentijd gehoord, waardoor hij beter inge
licht zou zijn door het College De gebezigde argumenten
zijn ook van weinig beteekenis. Er is mede gewerkt, dat de
heer Broeze de kinderen zou meekrijgen naar de school
Haverstraat; de Wethouder heeft echter iets gezegd, dat
niet precies hetzelfde was, n.l. dat een paar onderwijzeressen,
die dien overgang met de kinderen besproken hebben,
gunstige resultaten hadden bereikt. Dat de heer Broeze er
met de ouders over gesproken heeft, is niet gezegd en ook
onwaarschijnlijk, want dan zou dit een groote uitzondering
zijn; de heer Broeze n.l. houdt geen oudervergaderingen en
heeft ook geen oudercommissie; naar veler meening is dit
ook niet geheel vreemd aan de weinige belangstelling voor
die school. Tal van ouders in die omgeving, zenden hun
kinderen naar een christelijke school, hoewel zij volgens hun
beginselen daar niet thuishooren, wegens de geringe acti
viteit, het geringe overleg met de ouders, de geringe soe
pelheid en het weinige contact juist met die school van den
heer Broeze. In de school Duivenbodestraat is het contact
met de ouders juist buitengewoon sterkdaar is een muziek
vereniging opgericht in overleg met de ouders; daar zijn
de oudervergaderingen juist zeer goed bezocht; er is daar
een nauw contact met de oudercommissie. Door plaatsing
van een hoofd aan deze school, dat voor al die dingen
niet veel gevoelt, zullen misschien veel meer leerlingen
verloren gaan dan de enkelen, die misschien alleen met
overgeplaatst wordende onderwijskrachten zullen meegaan.
Bovendien heeft de heer Broeze zelf waarschijnlijk de hoog
ste klasse; die kinderen gaan dus toch met September van
school. Spreker deelt dat argument dus geheel niet.
Wat betreft de school-Schuttersveld, volgens den Wet
houder zou de heer Zeelenberg nog geheel fit zijn, maar
het is een feit, dat van de school van den heer Hüner
veel meer leven uitgaat dan van die van den heer Zeelen
berg en het is toch zeker in het belang van de school,
daar het actiefste hoofd, dat het meeste contact met leer
lingen en oudercommissie heeft, te plaatsen.
Ook voor de school Paul Krugerstraat acht spreker het
geen gunstige omstandigheid, wanneer daar een hoofd van
dien leeftijd wordt geplaatst, maar daarbij heeft men ten
minste niet de kans, dat tot stand gebrachte dingen weer
op den achtergrond komen; o i dat in den bestaanden
toestand er was al een oud hoofd geen groote ver
andering komt, is de storende invloed hier kleiner dan in
de andere gevallen. Benoeming van twee jonge, frissche krach
ten zou echter veel meer in het belang van het onderwijs
zijn dan een benoeming van deze twee heeren op leeftijd, maar
dat belang wordt niet geteld.
De heer Wilmer trachtte spreker een vlieg af te vangeu,
hetgeen echter niet gelukken zal.
Spreker had namelijk aan de hoofden van scholen ver
weten, dat zij de belangen van het onderwijs niet op den
voorgrond stelden, terwijl hij dat zelf ook niet zou hebben
gedaan. Hij heeft dit inderdaad niet gedaan, maar hij heeft
zich gerefereerd aan vorige sprekers, die het wel hadden
gedaan. De heeren Meijnen en Yos waren daarover uitvoerig
aan het woord geweest en waar spreker geen nieuwe gezichts
punten kon openen, is hij overeenkomstig zijn gewoonte
niet in herhalingen getreden. Dit staat niet gelijk met het
geen de hoofden van scholen hebben gedaan, die nieuwe
gezichtspunten moesten aanvoeren, omdat zij zich niet aan
anderen konden refereeren.
De heer Groeneveld wijst er op, dat de Wethouder heeft
herhaald, dat hij wel overleg heeft gepleegd met de onder
wijzers, maar dat dit hierin heeft bestaan, dat de onder
wijzers gelegenheid kregen met hem over een bepaald voorstel
te gaan spreken.
De heer Tepe: en overleg te plegen.
Overplaatsingen enz. personeel o. 1. onderwijs.
(Groeneveld e.a.)
De heer Groeneveld zal geen poging doen om den Wet
houder duidelijk te maken wat in wezen overleg is. Het
valt hem tegen, dat de heer Tepe zoo weinig begrip daarvan
heeft, en hij hoopt dat, als er weer eens overplaatsingen en
benoemingen van onderwijzers moeten plaats hebben,'de
Wethouder er achter zal zijn gekomen hoe een behoorlijk
overleg moet plaats hebben. Dat is stellig niet op de wijze
als het thans is geschied.
Spreker zal niet verder in een verdediging van de amende
menten treden. Het is voldoende van alle kanten gebeurd
en de voor- en tegenstanders overtuigen elkander toch
niet. De Wethouder ziet de belangen van het openbaar
onderwijs anders dan de voorstellers der amendementen;
dat is zijn recht en spreker eischt van hem geenszins,
dat hij een voorstel aan den Baad zal doen tegen zijn over
tuiging in, maar spreker verlangt wel van hem, dat hij zijn
voorstel niet in een zoodanigen vorm giet, dat de meerder
heid van den Baad het tegen haar eigen overtuiging in zal
moeten accepteeren. Daarvoor bedankt spreker ook.
De Wethouder zegt wel, dat hij het niet in een anderen
vorm kon doen, maar dat ontkent spreker, want bij de
Schuttersveldscholen staat de zaak zoo, dat de scholen
A en B worden opgeheven, terwijl er dan iets anders volgt,
maar dit is een tweede geval. n.l. dat in hetzelfde gebouw
een volkomen nieuwe school wordt gesticht. Het komt hierop
neer, dat beide scholen worden opgeheven en dus ook aan
beide hoofden wegens opheffing van hun betrekking eervol
ontslag had moeten worden verleend.
De heer Tepe zegt, dat dit niet behoeft.
De heer Groeneveld doet opmerken, dat de Wethouder
een zoodanigen vorm kiest, dat aan den Baad wordt belet
te besluiten zooals deze het nuttig oordeelt. De Wethouder had
dezen vorm kunnen kiezen, dat beide hoofden wegens op
heffing van hun betrekking werden ontslagen en dan voor
hoofd van de nieuwe school een voordracht werd gemaakt,
waarop die beide heeren voorkwamen want beiden zijn
bereid het hoofdschap van die school te aanvaarden
desnoods aangevuld met een derden bevoegde. De Baad had
dan een keuze kunnen doen en het had geen voordracht
behoeven te zijn, welke tegen de overtuiging van den Wet
houder inging. De Wethouder had den heer Zeelenberg No. 1
kunnen plaatsen en de Baad had No. 2 kunnen benoemen.
De Wethouder heeft echter dezen vorm gekozen om den
Baad te beletten een keuze te doen.
De heer Tepe zegt, dat de heer Groeneveld dus bedoelt,
dat het College beiden moet voordragen voor ontslag.
De heer Groeneveld. Natuurlijk. Wanneer de een wordt
voorgedragen voor ontslag wegens opheffing der school en
van zijn betrekking, dan geldt dat ook voor het andere
hoofddiens school wordt ook opgeheven. In dien vorm had
de Wethouder, met handhaving van eigen meening, den
Baad gelegenheid tot kiezen kunnen geven, maar de Wet
houder heeft dat niet gewild; hij wil zijn zin doordrijven
en den wil der Baadsmeerderheid ondergeschikt maken aan
zijn wil.
De heer Tepe zegt, dat het College, toen het overtuigd
was, dat twee scholen werden opgeheveD, ook overtuigd was,
dat een van die twee hoofden zou moeten worden over
geplaatst naar de nieuw te stichten school; daarom heeft
het College dit zoo voorgesteld. Dat is toch heel logisch;
dit is niet om den Baad te binden.
De heer Groeneveld zegt van wel. Als het mogelijk is den
heer Zeelenberg over te plaatsen, dan is het ook mogelijk
den heer Hüner over te plaatsen; die vorm was ook te
vinden geweest voor den Wethouder, maar deze wilde het
niet zoo, om zijn wil tegen dien van de Baadsmeerderheid
in door te drijven; anders is hier niet aan de hand.
Spreker hoopt, dat de Baad zich niet door den Wet
houder zal laten in timideeren, maar zal besluiten naar zijn
eigen meening.
De heer Vos zegt, dat de heer Wilmer heeft opgemerkt,
dat overplaatsing van den heer Broeze en het verdere
personeel zou meebrengen het meegaan van 66 leerlingen
naar de andere school. Wanneer echter, overeenkomstig het
voorstel van het College, de beide onderwijzeressen overgaan,
dan gaau dus mede de leerlingen van het 3de, 4de en 5de
leerjaar, dat zijn er stellig 50. Maar die leerlingen zullen
na verloop van tijd de school verlaten en dan zullen de
ouders, die in de omgeving van de Haverstraat wonen,