MAANDAG 20 JUNI 1932. 225 Overplaatsingen enz. personeel o. 1. onderwijs. (Tepe e.a.) of men thans van hem kan eischen, dat hij zich zal late overtuigen. Dat gaat te ver. Men wil aan spreker voor schrijven hoe hij het moet doen, aar hij wenscht het zoo niet te doen, omdat het College niet overtuigd is, dat het juist zou wezen. Het College handhaaft zijn standpunt en de Eaad moet, voor zoover hij de zaak uit handen van het College kan nemen, dat maar doen. Het heeft geen zin hierover langer te discussieeren. De stemmingen zullen wel uitwijzen wat de Eaad wenscht en dan staat het aan Burgemeester en Wethouders zich te eraden wat hun naar aanleiding van de besluiten van den Eaad valt te doen. Het is volkomen overbodig over de juridische kwestie langer te debatteeren. Spreker heeft duidelijk trachten te maken, dat het uit gangspunt van Burgemeester en Wethouders een zuiver zakelijk uitgangspunt is geweest en dat het College slechts het belang van het openbaar onderwijs op het oog heeft gehad. Hij heeft dat met argumenten toegelicht en, wanneer hij de meerderheid van den Eaad niet heeft kunnen over tuigen en de meerderheid van den Eaad het College niet tot een ander inzicht heeft kunnen brengen, dan moet maar door stemming worden uitgemaakt wat de Eaad wenscht. De heer de Reede merkt op, dat de Wethouder in zijn verdediging van het overleg, dat in deze zaak heeft plaats gehad, heel veel dingen heeft gezegd, waarmede hij over tuigend heeft bewezen, dat hier niet het overleg is gepleegd, dat had kunnen en moeten worden gepleegd. Met name heeft hij over sprekers vTaag, om welke reden vroeger de gezamenlijke hoofden van scholen tot het geven van een advies waren uitgenoodigd en thans de Vereeniging van Hoofden van Scholen, gezwegen, omdat hij die blijkbaar te lastig vond. De heer Tepe merkt op, dat hij zich den eersten keer heeft gewend tot de Vereeniging van Hoofden van Scholen op verzoek van de Onderwijs-Commissie, welke een advies van die Vereeniging wenschte te hebben, maar dat hij zich later, omdat bij die Vereeniging niet al de hoofden zijn aangesloten, tot de hoofden heeft gewend, niet tot de Ver eeniging. In deze zaak heeft hij echter in 't geheel geen advies gevraagd van de Hoofden, noch van de Vereeniging van Hoofden. De heer de Reede zegt, dat dit advies dus zoo spontaan gekomen is. Spreker is echter niet voldaan ten aanzien van zijn vraag naar finesses van het overleg met den Inspecteur. In den regel vindt men bij ter lezing gelegde stukken den opbouw van de geheele quaestie, van het begin tot het einde, maar bij deze zaak ontbrak het bewijs, dat van de af deeling onderwijs eenige activiteit was uitgegaan en dan is het niet te bevreemden, dat de Raadsleden vragen, of op dit gebied wel eenig initiatief is genomen. Uit de stukken moet men wel afleiden, dat deze zaak is aan den gang gebracht door het z.g. advies van den Inspecteur en dat is geheel verkeerd, want daardoor wordt de indruk gevestigd dat zij, van wie het initiatief behoorde uit te gaan, eigenlijk niets gedaan hebben, maar dit hebben overgelaten aan anderen. Wat betreft de bezetting van de scholen, zegt de Wet houder, dat de kindertjes van de school Haverstraat niet zoo hard naar de school Duivenbodestraat zullen loopen, omdat zij in de couranten hadden gelezen, dat er amende menten op het voorstel van het College waren ingediend; daarop kwam het althans neer. De heer Tepe heeft daar geen woord van gezegd; hij heeft gezegd, dat dit gekomen is, nadat de voorstellen van Burgemeester en Wethouders in de couranten hadden gestaan. De heer de Reede zegt, dat zij toch die amendementen op de een of andere manier hadden gelezen. De heer Tepe heeft niet gezegd: de amendementen, maar hij heeft gezegd: Nadat de voorstellen van het College in de couranten hadden gestaan, om aan te duiden, dat het personeel niet vóór dien tijd al tot die kinderen had gezegd als wij nu eens meegaan. Toen het personeel evenwel wist, dat het volgens deze voorstellen geheel mee zou gaan, heeft het tot de kinderen, die bezwaar maakten, gezegd: als wij nu eens meegaan Deze amendementen hebben er dus niets mee te maken. De heer de Reede zal dit punt dan laten schieten, waar het hem niet zoozeer om deze quaestie te doen is. Overplaatsingen enz. personeel o. I. onderwijs, (de Reede e.a.) Dan maakt de Wethouder nog formeel bezwaar, door te stellen, dat de Eaad niet bevoegd zou zijn. Spreker heeft groot respect voor de autoriteit van den Wethouder en van zijn adviseurs, maar er zijn nog adviseurs van grooter autoriteit, die dagelijks met deze wet werken en alle gangen daarvan kennen, daarover zelfs in eerste instantie hebben te beslissen en te adviseeren. Yan 2 van die deskundigenis de uitdrukkelijke verzekering gekomen, dat men in dit geval kon volstaan met een overplaatsing; er was hier geen sprake van ontslag of benoeming, maar alleen met over plaatsing kon hier volstaan worden. Er zijn hier dus absoluut geen formeele bezwaren; de Eaad kan die met een gerust hart voorbijgaan. Het gaat uitsluitend om de overplaatsing van een functio naris naar de school Paul Krugerstraat, of die mogelijk is; over al die andere overplaatsingen behoeft men niet eens te praten. De Eaad heeft het recht over te plaatsen, den Inspecteur gehoord, hoewel het gewenscht is, dat het College voorstellen doet. De heer Tepe vraagt, hoe de heer de Eeede zich die over plaatsing naar de school Paul Krugerstraat dan voorstelt. Den heer de Reede zal de Wethouder nooit duidelijk kunnen maken, dat het niet hetzelfde is, of de Eaad vandaag beslist een hoofd over te plaatsen naar de school Paul Kruger straat dan wel of hij een hoofd aan die school benoemt, zonder dat er een vacature is. De heer Tepe zegt, dat men iemand, die geen hoofd is, niet kan overplaatsenop een gegeven oogenblik is die man geen hoofd meer en dan kan men hem niet overplaatsen, maar wel benoemen. De heer de Reede merkt op, dat, als de Wethouder wacht totdat de school is opgeheven, de man geen hoofd meer is, maar dat het zoover nog niet is. Op dit oogenblik is' hij hoofd van de school en nu kan de Eaad hem overplaatsen. De heer Tepe zegt, dat men hem wil overplaatsen naar een school, waar een hoofd is. De heer de Reede antwoordt, dat de Eaad dat kan doen met ingang van een datum, door Burgemeester en Wet houders te bepalen. Als de Wethouder blijft opponeeren, terwijl spreker der gelijke autoriteiten aan zijn zijde heeft De heer Tepe zegt, dat ook hij autoriteiten aan zijn zijde heeft. De heer Goslinga verzoekt den heer de Eeede eens in het publiek de autoriteiten te noemen, die aan zijn zijde staan. De heer de Reede zegt, deze zaak te hebben besproken met den administrateur, hoofd van de Afdeeling Lager Onder wijs aan het Departement van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen, terwijl de hoofdinspecteur van het lager onderwijs, de chef van den heer Baak, geheel zelfstandig en langs een anderen weg, dezelfde meening heeft uitgesproken. Indien die heeren het bezwaar van den Wethouder niet zien, zou spreker willen vragen waar dat dan wel zit. De heer van Eecke is tot de conclusie gekomen, dat er twee bases zijn, waarop wordt gebouwd: de formeele basis- Meijnen en de practische basis van den Wethouder. Spreker en zijn partijgenooten zijn het met laatstgenoemde basis eens, zoodat zij zich bij de stemming aan de zijde van het College zullen scharen. De heer Knuttel wijst er op, dat de Wethouder in ver band met den aanval, door spreker op hem gedaan, de zaak al te simplistisch voorstelt, als hij de vraag stelt: hoe kan men het mij zoo kwalijk nemen, dat ik een overtuiging heb, en dat ik die naarvoren breng; is het zoo ondemocratisch om bij zijn overtuiging te blijven. Zoo eenvoudig is de zaak niet. Het autocratisch karakter van het voorstel van Bur gemeester en Wethouders is hierin gelegen, dat een systeem is gevolgd, waarbij niet tusschen te komen was door deii Eaad, waarbij aan den Eaad een voorstel werd voorgelegd met onvoldoende adviezen en zonder dat overleg was ge pleegd met de betrokkenen. Het advies van den Inspecteur, dat in eerste instantie bij de stukken heeft gelegen, had niets om het lijf. Waar bekend is, dat degenen, die hun persoonlijken zin krijgen in het adres van de hoofden van scholen komt het scherp uit zijn de heeren Zeelen-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 11