MAANDAG
6 JUNI 1932.
197
Verzoek om ontslag als buitengewoon geneesheer.
(Voorzitter e.a
Voortzetting van de geschorste openbare vergadering
des avonds te 8 uur.
Afwezig zijn thans de heeren Huurman, Vos, van der
Reijden en Donders.
Aan de orde is alsnu:
I. Praeadvies op het verzoek van A. M. van Stipriaan
Luiscius, om eervol ontslag als buitengewoon geneesheer aan
de gestichten „Endegeest, Voorgeest en Rhijngcest".
(Zie Ing. St. No. 107.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
II. Benoeming van een buitengewoon geneesheer aan de
gestichten „Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest".
(Zie Ing. St. No. 107.)
De Voorzitter verzoekt den heeren Eikerbout, van Stralen,
Coster en Vallentgoed het stembureau te vormen.
Wordt benoemd met algemeene (27) stemmen de heer
F. G. H. Münnichs.
III. Benoeming van een lid der Gemeentelijke Commissie
voor Maatschappelijk Hulpbetoon.
(Zie Ing. St. No. 108.)
Wordt benoemd met 15 stemmen de heer Jhr. C. C. Roëll;
de heer Mr. H. R. Goudsmit verkreeg 11 stemmen en de
heer van Rosmalen 1 stem.
IV. Benoeming van twee leden van het Bestuur der Ver-
eeniging tot Bevordering van den Bouw van Werkmans
woningen.
(Zie Ing. St. No. 106.)
De heer Kooistra zegt, dat zijn fractie in dit geval niet
zal afwijken vau de aanbeveling, maar het bestuur der vereeni-
ging wel in overweging geeft bij een volgende gelegenheid
iemand op de aanbeveling te plaatsen, die in een van de
woningen der vereeniging woont, zoodat in het bestuur iemand
zitting krijgt, die de belangen van de bewoners behartigt.
Spreker heeft meermalen in dezen geest gesproken ten
aanzien van de Woningstichting.
Worden benoemd:
met 24 stemmen de heer G. P. E. Weyer; de heer
Mr. C. J. Goudsmit verkreeg 2 stemmen, terwijl 1 stem van
onwaarde was;
met 26 stemmen de heer Mr. E. A. Cosman, terwijl 1 stem
van onwaarde was.
V. Benoeming van een Stadsvroedvrouw, voor het tijdvak
1 Mei 1932—1 Mei 1935.
(Zie Ing. St. No. 109.)
Wordt benoemd met algemeene (27) stemmen mevrouw
W. van der Waals—Rolloos.
De Voorzitter dankt het stembureau voorloopig voor de
genomen moeite.
(De heer Bosman komt ter vergadering.)
VI. Praeadvies op het verzoek van A. L. Reimeringer, om
eervol ontslag als Ambtenaar van den Burgerlijken Stand,
uitsluitend belast met het sluiten van huwelijken.
(Zie Ing. St. No. 110.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
VII. Praeadvies op het verzoek van J. A. Prins, om ontslag
als Regent van het Geref. Minne- of Arme Oude Mannen-
en Vrouwenhuis.
(Zie Ing. St. No. 111.)
Wordt zonder beraadslaging of hoofdelijke stemming over
eenkomstig bet praeadvies van Burgemeester en Wethouders
besloten.
Opschorting ontslag leeraar Gymnasium.
(Knuttel e.a.)
VIII. Voorstel om het ontslag van A. L. van Beeck, als
leeraar in geschiedenis en aardrijkskunde aan het Gymnasium,
ingaande 1 September a.s., wederom voor den tijd van één
jaar op te schorten.
(Zie Ing. St. No. 112.)
De heer Knuttel kan zich in geen enkel opzicht met het voorstel
vereenigen. Op de bepaling, dat aan gemeente-ambtenaren
bij het bereiken van den 65-jarigen leeftijd ontslag wordt
verleend, mag alleen uitzondering worden gemaakt, wanneer
hiervoor speciale redenen bestaan. Als zoodanig kan niet
worden aangevoerd, dat de betrokkene nog volkomen in staat
is zijn taak goed te verrichten, aangezien anders het ontslag
voor degenen, die wel op 65-jarigen leeftijd worden ontslagen,
een kleineering beteekent.
Een speciale reden is wel, dat iemand is belast met de
uitvoering van een bepaald werk, b.v. een bouwwerk, dat niet
lang meer zal duren en waarbij het wenschelijk is, dat het
door hem wordt voltooid.
Vooral in dezen tijd, waarin zeer veel jonge menschen ver
geefs naar een betrekking zoeken en zelfs vervroegde pen-
sionneering plaats heeft, omdat er ruimte moet worden ge
maakt voor jongere personen, en ook overigens uit den aard
der zaak de ouderen het eerst ontslagen worden, kan het
feit, dat iemand nog een goede kracht is, niet als speciale
reden worden aangevoerd, maar moeten er voor zijn hand
having dringender argumenten bestaan.
De door curatoren van het gymnasium aangevoerde argu
menten zijn bijzonder ongelukkig.
Spreker betwijfelt het ten zeerste, of er op het oogenblik
weinig keuze van jonge leerkrachten is.
Als men zegt, dat het gymnasium den laatsten tijd niet
steeds gelukkig is geweest met zijn nieuwe benoemingen en
een jonge kracht in elk geval niet kan presteeren, wat
de heer van Beeck presteert, neemt men een dwaas standpunt
in, aangezien men het volgende jaar voor precies dezelfde
zaak geplaatst wordt. Als een jonge kracht vijf jaren noodig
heeft om een ervaren leeraar te worden, maakt het geen
verschil, of het de jaren 1933—1938 dan wel 1932—1937 zijn.
Daarmede is geen enkel belang van het onderwijs gemoeid.
Bovendien: indien het juist is en er schijnt iets van
waar te zijn dat in den laatsten tijd een groot aantal
tijdelijke leeraren het op het gymnasium niet heelt kunnen bol
werken, mankeert er iets aan de leiding van het gymnasium
en door op dit feit te wijzen, werpen de curatoren een smet
op de school.
Er zijn twee mogelijkheden
of de geest van de leerlingen der school is zoo slecht, dat
er werkelijk buitengewone moeilijkheden zijn en in dat geval
moeten er desnoods buitengewone maatregelen getroffen
worden, of de jonge leeraren, die onervaren zijn in het les
geven, vinden niet den noodigen steun en hulp om ervaren
leerkrachten te worden.
Wanneer een enkele jonge leeraar mislukt, kan het aan
hem liggen, maar wanneer bij herhaling talrijke jonge leeraren
mislukken, is er iets aan de school niet in den haak.
Deze zaak is van groot belang.
Er zal geen sprake zijn van gebrek aan jonge krachten,
want voor elk leervak neemt het aantal leerkrachten sterk
toe, terwijl het aantal betrekkingen niet grooter wordt.
De heer Vallentgoed kan zich vrijwel geheel aansluiten bij
het betoog van den heer Knuttel en zou thans precies het
zelfde kunnen zeggen, omdat hij het reeds twee achtereen
volgende jaren in den Raad heeft gezegd.
Spreker is er van overtuigd, dat de heer van Beeck het
volgende en het daarop volgende jaar zijn verzoek om op
schorting van het ontslag zal herhalen. Voor spreker staat
vast, dat de heer van Beeck gebruik zal maken van de be
paling, dat zijn ontslag nog 5 jaar opgeschort kan worden.
Anderzijds stemt spreker toe, dat de heer van Beeck een
buitengewoon leeraar is. Men moet dus tegen elkaar afwegen
het belang van het Gymnasium om een leeraar als den heer
van Beeck te behouden en dat van anderen, wien men aldus
de mogelijkheid om zich een bestaan te scheppen, ontneemt.
Uit het verslag der examencommissie is spreker gebleken, dat
in 1931 bij de Rijksexamens voor middelbaar onderwijs voor
geschiedenis 15 en voor aardrijkskunde 14 candidaten zijn
geslaagd.
De heer Knuttel zegt, dat dat nog maar de helft van het
totale aantal is; daar komen de academisch gevormden bij!
De heer Vallentgoed stemt dat toe. Hieruit blijkt, dat er
geen gebrek is aan candidaten; hierover bestaat geen werk-
loozenstatistiek, zooals bij arbeiders; men kan dus niet con-