GEMEENTERAAD VAN LEIDEN. 63 LHCIIIEOHEII STUKKEN. "N"0. 102. Leiden, 26 April 1932. Tegen het einde van het vorige en in den loop van dit jaar ontvingen wij van verschillende pachters van aan de gemeente toebehoorende perceelen wei- en teelland verzoeken om vermindering van pachtsom, zulks met het oog op de zeer ongunstige uitkomsten van het veelioudersbedrijf en het land- en tuinbonwbedrijf. Het is van algemeene bekendheid, dat deze bedrijven door de met ongekende hevigheid lieerschende crisis zeer zwaar zijn en worden getroffen. Tengevolge van de sterke prijsdaling van de producten is de verhouding tusschen de thans nog geldende, doch in gunstiger tijden overeen gekomen pachtprijzen en de prijzen van de voortbrengselen ten eenenmale verbroken. Zeer duidelijk blijkt dit, wanneer men de bij de onlangs gehouden verpachtingen verkregen pachtprijzen vergelijkt met de vroegere. De zeer bijzondere omstandigheden rechtvaardigen o. i. alleszins, dat thans een uitzondering wordt gemaakt op den tot nog toe terecht gevolgden regel, om tusschentijds geen wijziging in de loopende overeenkomst te brengen. Er bestaat dan ook alle aanleiding, om in navolging van tal van andere gemeenten en particulieren de in aanmerking- komende pachters eenigszins tegemoet te komen door kwijt schelding van een gedeelte der pachtsom. De meerderheid van de Oommissie van Fabricage stelt voor kwijtschelding over 1931 te verleenen aan pachters, die daartoe een verzoek hebben gedaan en adviseert het bedrag daarvan te bepalen op 15 van de pachtsom. Met haar voorstel, om voorshands slechts een besluit te nemen voor het jaar 1931 kunnen wij geheel accoord gaan. Minder goed kunnen wij ons vereenigen met den door haar voorgestelden norm der vermindering, aangezien die geen rekening houdt met het tijdstip der verhuring, noch met het verschil in exploitatieuitkomsten der bedrijven. Haar onze meening verdient de voorkeur een regeling, zooals in den Haag werd getroffen, waarbij, zonder de financieele draagkracht van den pachter in aanmerking te nemen, gelet wordt op de resultaten van het desbetreffende bedrijf en den contractueel verschuldigden huurprijs. In plaats van zonder meer een korting te geven naar een uniform percentage, dat ook zou gelden voor de tegen het einde van 1930 of in het begin van 1931 afgesloten con tracten, toen de pachtprijzen reeds dalende waren, zouden wij derhalve, evenals in den Haag geschiedde, een zeker bedrag beschikbaar willen stellen, dat voor onze gemeente op ƒ3500.kan worden bepaald om in gevallen, waarin een wanverhouding bestaat tusschen de huur, welke ver schuldigd is en de opbrengst, welke het gehuurde geeft, eenige restitutie te verleenen aan pachters, die een daartoe strekkend verzoek doen. Elk bijzonder geval zal dan op zich zelf nauwkeurig moeten worden onderzocht, waarvoor wij ons hebben gedacht een door ons College in te stellen Commissie, bestaande uit een onzer leden, een deskundige en een ambtenaar. Voorts ware het maximum-bedrag der te verleenen kwijtschelding op 25 van den pachtprijs te stellen. Overigens spreekt het vanzelf, dat de slechte bedrijfsuitkomsten niet geheel op de gemeente zullen kunnen worden afgewenteldook de pachter, als dragende het bedrijfsrisico, zal een deel voor zijne rekening moeten nemen, zoodat steeds slechts van een tegemoetkoming sprake zal kunnen zijn. Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie gelegde stukken geven wij Uwe Vergadering mitsdien in overweging: a. ons College te machtigen, om in gevallen, waarin naar ons oordeel een wanverhouding bestaat tusschen de inge volge contract verschuldigde pachtprijzen van wei- en teel land over 1931 en de opbrengst van het gepachte, aan pachters, die daartoe een verzoek doen, over dat jaar gedeeltelijke kwijtschelding van den pachtprijs te verleenen tot een door ons College na ingesteld onderzoek te bepalen bedrag tot een maximum van 25 van den pachtprijs b. door vaststelling van de overgelegde staten tot wijzi ging van de gemeentebegrooting en van de begrooting van het Grondbedrijf, beide dienst 1931, voor het sub a genoemde doel een bedrag van 3500.te onzer beschikking te stellen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 1