Vergadering van Maandag 9 Mei 1932.
MAANDAG 9 MEI 1932.
103
Geopend des avonds te acht uur.
Voorzitter i
de heer Burgemeester Mr. A. VAN DE SANDE BAKHUYZEN.
Te behandelen onderwerpen
1° Voorstel in zake de opheffing van bestaande- en de
stichting van nieuwe scholen. (100)
2° Herstemming over het voorstel, in zake de toepassing
van een tijdelijke korting op de wedden en loonen van
het Gemeentepersoneel, voor zooveel sub d ene betreft.
(99)
3° Voorstel:
a. om Burgemeester en Wethouders te machtigen aan
daarvoor in aanmerking komende pachters gedeeltelijk
kwijtschelding te verleenen van de verschuldigde
pachtprijzen van wei- en teelland over 1931;
b. tot vaststelling van den desbetreffenden begrootings-
staat. (102)
4° Verordening, regelende de heffing van vergunningsrecht
voor hötelvergunningen in de gemeente Leiden. (103)
5° Verordening op de invordering van het vergunningsrecht
voor hótelvergunningen in de gemeente Leiden. (103)
6° Voorstel van den heer van Stralen, inzake voortzetting
van de cokesverstrekking. (90)
7° Voorstel van den heer Schüller, inzake den aankoop
van een complex terreinen in den Rodenburgerpolder
en den Cronesteinpolder. (91)
8° Interpellatie van den heer Koole, inzake den bouw van
een badhuis in Tuinstadwijk.
9° Interpellatie van den heer Groeneveld, in zake het
invoeren van vacantiedagen voor de chauffeurs van den
autobusdienst „Stadsverkeer".
Tegenwoordig zijn 35 leden, namelijk: de heeren van Eek,
Verweij, Kuipers, Schüller, Kooistra, mevrouw Braggaar
de Does/ de heer van Eecke, mevrouw de Clerde Bruijn,
de heeren Koole, Vos, van Tol, Coster, Beekenkamp, Meijnen,
van der Reijden, Vallentgoed, Knuttel, Bergers, Eikerbout,
van Stralen, van Es, Splinter, Romijn, Goslinga, Tepe, Wilbrink,
van Rosmalen, Wilmer, Donders, Groeneveld,deReede, Bosman,
Huurman, Manders en Simonis.
De notulen van het verhandelde ir. de vergadering van
2 Mei 1932 worden goedgekeurd.
De Voorzitter legt over:
1°. Verzoek van de Ouder-Commissie van de Meisjesschool
aan de Boommarkt, om het voorstel tot opheffing van die
school niet aan te nemen.
Zal worden behandeld bij punt 1.
2°. Adhaesiebetuiging van het Provinciaal Drankweer-Comité
in Zuid-Holland, aan het adres van de Nationale Commissie
tegen het Alcoholisme, in zake verlaging van het maximum
aantal verloven A.
Zal worden behandeld tegelijk met het adres.
3°. Verslag van Curatoren van het Gymnasium,-omtrent
den toestand van die inrichting over 1931.
Zal worden opgenomen in het Gemeenteverslag.
De Voorzitter deelt nog mede:
dat de nadere briefwisseling met den Minister van Binnen-
landsche Zaken, in zake verbetering van de steunregeling in
de Leeskamer ter visie zal worden gelegd.
Aan de orde is alsnu:
I. Voorstel in zake de opheffing van de bestaande- en de
stichting van nieuwe scholen.
(Zie Ing. St. No. 100.)
Hierbij komen tevens in behandeling de verschillende inge
komen adressen.
De Voorzitter doet, rnet het oog op de groote wenschelijkheid,
zoo niet noodzakelijkheid, om de agenda af te handelen, een
beroep op de Raadsleden om zich bij de besprekingen zooveel
mogelijk te beperken. Hij hoopt, dat dit beroep eenigen
steun zal vinden.
Opheffing en stichting van openbare scholen.
(Vos.)
De heer Vos zegt, dat er weinig takken van dienst zijn,
waarbij de gevolgen van te nemen maatregelen zoo moeilijk
kunnen worden voorzien als bij het onderwijs; die gevolgen
laten zich in den regel na jaren pas in vollen omvang ge
voelen. Het onderwijs is een zaak van zeer groot belang;
immers een goed ontwikkeld volk kan de levensblijheid fijner
genieten en het levensleed waardiger dragen dan een minder
goed of onontwikkeld volk. Daarom is het in hooge mate
noodig, dat de overheid ten aanzien van het onderwijs haar
maatregelen voorbereidt en vaststelt met zeer groote om
zichtigheid. Dit voorstel nu beoogt bezuiniging. Wie zou in
een tijd, waarin bijna ieder, zij het ook met stemgeluid van
verschillende sterkte, vraagt om bezuiniging, daartoe niet
willen medewerken, wanneer hij overtuigd kan worden, dat
de maatregelen werkelijk bezuiniging brengen en ook, dat
zij geen of zoo gering mogelijk nadeel aan het onderwijs
zullen berokkenen? Dit voorstel beoogt in het bijzonder ver
mindering van het aantal boventallige onderwijzers; in de 8
maanden, gedurende welke spreker Raadslid is, heeft hij
daarop al een paar keer hooren aandringen; dien leden moet
spreker echter de illusie ontnemen, dat door deze maatregelen
daarop belangrijke bezuiniging kan worden verkregen, vooral
wanneer straks door aanneming van het wetsontwerp-Terpstra
het aantal leerlingen, waarvoor een leerkracht door het Rijk
wordt vergoed, van 32 tot 45, dus niet onbelangrijk, zal
worden verhoogd, waardoor de gemeenten, die toch geroepen
zijn om de belangen van het onderwijs naar behooren te
behartigen, dit onmogelijk zullen kunnen doen zonder boven
tallige onderwijzers. Genoemde leden zullen daarom het meest
verstandig handelen, als zij bij hun partijgenooten in de
Staten-Generaal hun invloed aanwenden, opdat zij meewerken
tot verwerping van deze voor de gemeente-financiën en voor
het onderwijs zoo noodlottige leerlingenschaal.
Voorstel I van het College kan de Raad, voor wat betreft
de opheffing van de school Haverstraat B, volgens spreker
aanvaarden. Het heeft zeker geen zin om van een school,
welke nog slechts 66 leerlingen telt en waaraan geen gelegenheid
meer wordt gegeven tot het doen inschrijven van nieuwe
leerlingen, haar kwijnend bestaan te rekken. Hierbij dient
echter, wat de plaatsing van die 66 leerlingen op andere
scholen betreft, met voorzichtigheid te worden gehandeld,
opdat die leerlingen voor het openbaar onderwijs behouden
blijven. Hiervoor te zorgen is de dure plicht van den ganschen
Raad.
Burgemeester en Wethouders zijn van meening, dat die
leerlingen grootendeels zullen overgaan naar de school aan
de Duivenbodestraat, en zeggen, dat die meening wordt ge
deeld door het hoofd van de op te heffen school. De referendaris
van de Afdeeling Onderwijs heeft spreker een opgave verstrekt
van de straten, waar die leerlingen wonen, en na inzage en
bestudeering daarvan kan spreker het optimisme van Burge
meester en Wethouders en van het betrokken schoolhoofd
niet begrijpen. De ouders van 53 leerlingen wonen vrijwel in
de onmiddellijke omgeving van de Haverstraat of ten oosten
ervan, dus nog verder verwijderd van de Duivenbodestraat-
school. Twaalf leerlingen wonen vrij dicht bij de scholen aan
den Zuidsingel en één leerling kan gevoeglijk worden over
gebracht naar een van de scholen aan de Paul Krugerstraat.
Nu aan de Haverstraat de gelegenheid tot het ontvangen
van openbaar onderwijs blijft bestaan, ligt het voor de hand,
dat de ouders van die 53 leerlingen, die in de buurt van die
school of nog verder verwijderd van de Duivenbodestraat-
school wonen, niet licht er toe te brengen zullen zijn hun
kinderen te zenden naar een school op vrij grooten afstand.
Spreker vermoedt, dat die leerlingen gevoeglijk geplaatst
kunnen worden aan de blijvende school Haverstraat A. Zij
zijn ook niet noodig tot verhooging van het leerlingenaantal
der Duivenbodestraatschool, welke op 1 April 163 leerlingen
telde en 5 leerkrachten, die allen door het Rijk worden ver
goed. Hier is geen boventallige leerkracht. Als op 1 September
de 26 leerlingen van het zesde leerjaar heengaan en geen
nieuwe inschrijving wordt gehouden, zal naar de zooeven
genoemde optimistische meening van Burgemeester en Wet
houders het leerlingenaantal wel boven de 161 blijven en
brengt dit dus geen geldelijke verandering. Naar sprekers
meening zal dat niet geschieden, tenzij de Wethouder met
1 September nog eens een inschrijving van leerlingen doet
houden. Wil hij dit niet, dan zal er naar sprekers verwachting
op 1 September een leerkracht vrijkomen, die echter op 1
Maart, na de inschrijving op dien datum, weer noodig zal
zijn. Zoo zal door de handeling, welke Burgemeester en Wet
houders voor deze school voorstellen, n.l. haar op te heffen
en onmiddellijk een nieuwe te stichten spreker kan die
handeling voor deze school niet bijzonder waardig vinden
bij bevestiging van het optimisme van Burgemeester en Wet
houders voor de gemeentekas geen winst of verlies zijn.