MAANDAG 9 MEI 1932. 177 Opheffing en stichting van openbare scholen. (Vcrweij e.a propaganda gevoerd, maar waar het gemeentebestuur nalatig blijft aan dezen gerechtvaardigden wensch gevolg te geven, daar kan spreker zich ook voorstellen, dat men hier te maken heeft met een zekere wisselwerking; eenerzijds is het gemak kelijk verwijten te richten tot de voorstanders van het open baar onderwijs, maar anderzijds is het te verklaren dat, als men activiteit ontwikkelt, maar nul op het request krijgt, het bijltje er bij neerlegt. Al die dingen staan natuurlijk met elkaar in verband. Naar aanleiding van het opgemerkte door den Wethouder wil spreker een lans breken voor behoud van de school aan de Boommarkt. De Wethouder heeft medegedeeld, dat zich in de jaren '29, '30 en '31 aan die school hebben aangemeld resp. 19, 16 en 18 leerlingen, maar spreker zou het op prijs stellen ook de cijfers over de jaren '26, '27 en '28 te vernemen hij heeft het gevoel, dat het gemiddelde over die jaren niet zoo ver afligt van dat over de jaren '29, '30 en '31. Spreker wil aannemen, dat ook in de jaren '26, '27 en '28 de aan gifte per jaar ongeveer 20 leerlingen is geweest, en als hij dan in de stukken leest, dat in de 4e, 5e en 6e klasse een aanzienlijke stijging van het aantal leerlingen valt waar te nemen, dan is z. i. daaruit slechts één conclusie te trekken, dat de ouders niet in de eerste jaren voor hun kinderen zoozeer een speciaal soort scholen verlangen, maar eerst wan neer de kinderen 9, 10 of 11 jaar zijn geworden. Is die ziens wijze juist spreker is daarvan overtuigd dan kan niet worden volgehouden, dat men hier te doen heeft met een school, welke een kwijnend bestaan heeft. Spreker ontkent dat clan ook ten eenen male. Volgens den Wethouder zou een verstandig bijzonder school bestuur een dergelijke school opheffen en de Wethouder zeide, dat te Leiden alle bijzondere schoolbesturen verstandig zijn. Spreker wil aan de verstandigheid van die schoolbesturen niet twijfelen, maar hij kan niet aannemen, dat zij zoo on verstandig zouden zijn om een school met 176 leerlingen op te heffen. De voorstanders van het openbaar onderwijs zouden geen knip voor den neus waard zijn, indien zij hun sanctie ver leenden aan de opheffing van een school, welke naar hun overtuiging geen kwijnend bestaan heelt. Dat deze school in een behoefte voorziet, blijkt wel uit de geweldige activiteit, welke de ouders aan den dag leggen bij hun poging tot behoud van de school. Spreker heeft den indruk, dat het niet zoozeer gaat om de opheffing van deze school als wel om het helpen van de school aan de Aalmarkt aan ruimte ten einde op die manier in de toekomst te ontkomen aan den bouw van de noodzakelijk gebleken tweede opleidingsschool voor gymnasium en hoogere burgerschool aan de Thorbeckestraat. De heer Tepe heeft in eerste instantie verzuimd er op te wijzen, dat stichting van de nieuwe school voor opleiding voor gymnasium en H. B. S. vóór 27 Juni tot gevolg zal hebben, dat die als nieuwe school zal beheerscht worden door de gunstige overgangsbepaling van het ontwerp-Terpstra, zoodat zij tot 1935 nog in die gunstige conditie zal verkeeren, terwijl die gunstige overgangsbepaling voor die school niet van toepassing zal zijn, als zij na dien datum wordt gesticht; dan valt zij direct onder de nieuwe wet. Ook heelt spreker verzuimd mede te deelen, dat inderdaad een adres is ingekomen van de ouders van 162 kinderen, waarbij medegedeeld wordt, dat de ouders van nog 40 kinderen zullen volgen. Daaruit moge blijken, dat inderdaad tot stich ting van een school in dat kwartier wel aanleiding bestaat. Spreker heeft niet gezegd, dit in antwoord op de vraag van den heer Groeneveld, waar de kinderen van de school Haver- straat B moeten blijven, dat die allen naar de school Duiven- bodestraat moeten, maar wel een aanmerkelijk deel; zoowel op de school Haverstraat B als op die aan den Zuidsingel kunnen nog eenige kinderen geplaatst worden, ook in verband met hun woonplaats. Volgens den heer Groeneveld bestaan er bij de ouders van kinderen, die nu op de school aan de Boommarkt gaan, plannen tot stichting van een eigen schoolvereeniging en zou het zelfs mogelijk zijn, dat straks conflicten ontstaan, wanneer de ouders hun kinderen niet op een andere school zullen laten gaan. Dit zijn in zekeren zin dreigementen, spreker geeft toe, niet van den heer Groeneveld, maar spreker heeft voldoende vertrouwen in het gezond verstand en in den burgerzin van de bevolking hier, dat hij overtuigd is dat een dergelijke handelwijze hier niet te vreezen is, wanneer met die ouders overleg gepleegd wordt en men hun den toestand duidelijk uiteenzet. De heer Verweij vroeg naar de aangiften in de 3 vooraf gaande jaren. Die kan spreker nu niet mededeelen, maar die zijn ongetwijfeld eenigsziris hooger geweest. Spreker is overtuigd, dat de betere bezetting van de 3 hoogere Opheffing en stichting van openbare scholen. (Tepe e.a.) klassen zeker niet uitsluitend, maar misschien voor een gering deel hieraan is toe te schrijven, dat daarin later vrijwillig, of op eigen aandrang, leerlingen geplaatst zijn, zoodat de heer Knuttel niet gelijk heeft, dat men op hoogeren leeftijd meer voor een centraal gelegen school gevoelt. Tegenover den heer Knuttel, volgens wien een dergelijke centrale school bezocht wordt door oudere kinderen, wijst spreker op de onmiddellijk daarbij liggende school aan de Aalmarkt, die bezocht wordt door kinderen, ook jongere, uit alle deelen der gemeente, waarvan de lagere klassen buiten gemeen goed bezet zijn. Dit argument van den heer Knuttel is hier niet geheel juist. Tegen den invoerdatum is geen enkel bezwaar; die heeft geen invloed op de berekening. De heer Knuttel zegt, dat de heer Tepe eens de bezetting van de klassen I en III van de school aan de Aalmarkt moet vergelijken; klasse I telt resp. 21 en 22, klasse III resp. 31 en 32 leerlingen. Bovendien heeft die school geen concurrentie. De heer Tepe zegt, dat de laagste klasse daar toch ook goed bezet is. De heer Knuttel geeft dit toe, maar klasse III is veel beter bezet. De heer Tepe zegt, dat voor een nieuw op te richten school als eenige teldatum geldt de laatste dag van de maand, vol gende op die, waarin zij is opgericht. Dit houdt absoluut geen verband met de invoering van het ontwerp-Terpstra. Het amendement van den heer Vos, luidende: »Ondergeteekende stelt voor punt 1 van de onderwijs- voorstellen van Burgemeester en Wethouders aldus te lezen: I. de openbare lagere scholen aan de Haverstraat A en B op te heffen en over te gaan tot de stichting van een nieuwe openbare lagere school in het gebouw aan de Haverstraat, bevattende de leerlingen van school A en voorzoo veel doenlijk mede die van school B." wordt verworpen met 33 tegen 2 stemmen. Tegen stemmen: de heeren Schüiler, Kooistra, mevr. Brag- gaarde Does, de heer van Eecke, mevr. de Clerde Bruijn, de heeren Koole, van Tol, Coster, Beekenkamp, Meijnen, van der Reijden, Vallentgoed, Bergers, Eikerbout, van Stralen, van Es, Splinter, Romijn, Goslinga, Tepe, Wilbrink, van Ros malen, Wilmer, Donders, Groeneveld, de Reede, Bosman, Huurman, Manders, Simonis, van Eek, Verweij en Kuipers. Vóór stemmen: de heeren Vos en Knuttel. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot op heffing van de o. 1. school aan de Haverstraat B wordt aan genomen met 22 tegen 13 stemmen. Vóór stemmen: de heeren van Eecke, Vos, Coster, Beeken kamp, Meijnen, van der Reijden, Bergers, Eikerbout, van Es, Splinter, Romijn, Goslinga, Tepe, Wilbrink, van Rosmalen, Wilmer, Donders, de Reede, Bosman, Huurman, Manders en Simonis. Tegen stemmen: de heeren Schüiler, Kooistra, mevr. Brag- gaar—de Does, mevr. de Clerde Bruijn, de heeren Koole, van Tol, Vallentgoed, Knuttel, van Stralen, Groeneveld, van Eek, Verweij en Kuipers. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders tot opheffing van de o. 1. school aan de Duivenbodestraat B en tot stichting van een nieuwe o. 1. school in het gebouw aan de Duivenbodestraat, wordt zonder hoofdelijke stemming aan genomen. (De heer Vos wenscht geacht te worden, te hebben tegen gestemd.) Punt II van het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aangenomen met 23 tegen 12 stemmen. Vóór stemmen: de heeren van Eecke, Vos, van Tol, Coster, Beekenkamp, Meijnen, van der Reijden, Bergers, Eikerbout, van Es, Splinter, Romijn, Goslinga, Tepe, Wilbrink, van Ros malen, Wilmer, Donders, de Reede, Bosman, Huurman, Manders en Simonis. Tegen stemmen: de heeren Schüiler, Kooistra, mevr. Brag- gaarde Does, mevr. de Clerde Bruijn, de heeren Koole, Vallentgoed, Knuttel, van Stralen, Groeneveld, van Eek, Ver weij en Kuipers.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 15