MAANDAG 9 MEI 1932.
173
Opheffing en stichting van openbare scholen.
(Tepc.)
overbezet is, dat de klassen in drie gebouwen zijn onderge
bracht, een voorziening moest worden getroffen. Nadat die
overtuiging vasten vorm had aangenomen, is uitvoerig over
wogen, hoe men die kwestie zou oplossen, en is aan de
hand van de woonplaatsen van de leerlingen dezer school
nagegaan, welke eventueel de meest geschikte plaats zou zijn
voor het vestigen van een tweede school voor opleiding voor
gymnasium en hoogere burgerschool, met het resultaat, dat
de buurt van de Cronestein-kade de meest aangewezen plaats
werd geacht. Burgemeester en Wethouders stellen dan ook
voor daar een school te stichten. De leerlingen, die de school
op de Aalmarkt bezoeken, komen voor ongeveer de helft uit
de buurten, welke bestreken worden door de wijk, waar die
tweede school eventueel zal worden gebouwd. Met het oog
op deze plannen hebben Burgemeester en Wethouders inder
tijd al aan den Raad voorgesteld ter plaatse een stuk grond
aan te koopen. Inmiddels is er veel gebeurdde tijdsomstan
digheden zijn veel ongunstiger geworden en anderzijds heeft
het te verwachten ontwerp-Terpstra de voorstellen tot geheele
reorganisatie van het onderwijs urgent gemaakt; toen daarbij
een voorstel tot opheffing van de school aan de Boommarkt
noodzakelijk bleek, lag het voor de hand, dat bij het College
de gedachte rees of het niet mogelijk was om voorloopig de
tweede opleidingsschool voor gymnasium en H. B. S., waar
voor reeds een terrein was bepaald, aan de Boommarkt onder
te brengen. Met de stellige verwachting, dat in die andere
buurt een nieuwe school gesticht zal moeten worden, stelt
het College voor, die opleidingsschool voor gymnasium en
H.B. S. te splitsen en reeds nu de eene school onder te
brengen in het straks te ontruimen gebouw aan de Boom
markt. Dat de bouw van die tweede school thans nog niet
in een verder stadium is, is alleen aan de zoozeer gewijzigde
tijdsomstandigheden toe te schrijven. Maar ook zonder die
was het toch mogelijk geweest, dat het College gekomen was
met een voorstel om, waar toch opheffing van de school aan
de Boommarkt voorgesteld wordt, daarin tijdelijk een tweede
opleidingsschool onder te brengen, omdat voor oprichting van
een nieuwe school toch eenige tijd noodig is; alleen op dien
grond al moest in den noodtoestand ten aanzien van de school
aan de Aalmarkt worden voorzien. Uitdrukkelijk zegt spreker
echter, dat het niet de bedoeling is van het College om den
voorgestelden toestand straks permanent te verklaren. Wanneer
gevraagd wordt: beteekent het besluit tot stichting van een
openbare school aan de Cronesteinkade, dat men die ook zal
bouwen, dan zegt spreker dat het dat ongetwijfeld beteekent;
alleen omtrent den termijn, den tijd, dat zij gebouwd zal
worden, bestaat onzekerheid, die niet te wijten is aan het
College, maar alweer aan de bijzondere tijdsomstandigheden.
Dat is de eenige oorzaak, waarom dit voorstel niet nu reeds
gevolgd wordt door de indiening van de plannen tot stichting
van die school daar. De vergelijking van den heer Vos met
de stichting van een bewaarschool in de Kooi en het besluit
daartoe gaat daarom ook wel eenigszins mank. Spreker geeft
toe, dat dat ook lang geduurd heeft, maar de zeer bijzondere
reden daarvoor was gelegen in de algemeene behandeling van
het bewaarschoolvraagstuk, dat niet los te maken was van
die quaestie. Daarom lag zoo'n lange tijd tusschen het besluit
tot den bouw en de uitvoering van dat besluit.
Hier zijn echter geheel andere omstandigheden; hier heeft
men geen Raadsbesluit en geen wikken of wegen meer door
het College, of die school straks gebouwd zal worden; hier
zijn het de omstandigheden, die men niet in zijn hand heeft,
waarvan men het beste kan hopen, maar waarvan men niets
weet op het oogenblik. Spreker durft dus geen bepaalde toe
zegging te doen tot den bouw binnen een bepaalden tijd,
d. w. z. tot indiening van plannen en tot een voorstel aan
den Raad, maar hij durft wel te verklaren, dat het uitdruk
kelijk de bedoeling van Burgemeester en Wethouders is om
daar een school te doen verrijzen.
Spreker komt nu van zelf tot het amendement-van Eecke,
strekkende om aan punt V van de voorstellen van Burge
meester en Wethouders toe te voegen deze clausule: »en tot
den bouw der bedoelde school onmiddellijk over te gaan, indien
de aanvrage van een bijzondere school op grond van wette
lijke voorschriften niet geweigerd kan worden. Burgemeester
en Wethouders willen zich tegen dit voorstel, dat door den
heer Verweij is bestreden, niet verzetten, echter onder één
voorbehoud, n.l. dat in die clausule alsnog worden ingevoegd
de woorden »in die buurt" of iets dergelijks. Het College kan
niet de verzekering geven dat, als in een geheel ander stads
gedeelte de bouw van een bijzondere school niet is tegen te
gaan op grond van de wettelijke voorschriften, onmiddellijk
tot de stichting van een openbare school in de Thorbecke-
straat zal worden overgegaan. Dit voorstel is blijkbaar inge
geven door de begrijpelijke vrees dat, terwijl de bouw van
een openbare school wordt stop gezet, in diezelfde omgeving,
Opheffing en stichting van openbare scholen.
(Tepe e.a.)
op grond van de wettelijke voorschriften, een bijzonder school
bestuur de kans zou krijgen een school te stichten. Spreker
onderstelt, dat de heer van Eecke tegen die toevoeging geen
bezwaar zal hebben. Als zij wordt aangebracht, zijn Burge
meester en Wethouders bereid het gewijzigde amendement
te aanvaarden.
Naar aanleiding van de beginwoorden van den heer Vos,
waarmede deze eigenlijk de geheele ratio aan deze voorstellen
wilde ontnemen door in twijfel te trekken, of zij wel een
aanmerkelijke bezuiniging zullen opleveren, merkt spreker het
volgende op. Inderdaad zullen deze voorstellen, wanneer zij
zullen worden uitgevoerd, niet tengevolge hebben, dat al het
nadeel, hetwelk eventueel het ontwerp-Terpstra voor de ge
meente zal meebrengen, wordt ondervangen, maar dit is een
reden te meer om deze bezuinigingsvoorstellen te aanvaarden,
omdat daardoor de lasten, welke genoemd ontwerp aan de
gemeente zal opleggen, tevoren al zooveel mogelijk worden
ongedaan gemaakt.
Spreker komt tenslotte tot de laatste opmerkingen van den
heer Meijnen, die zich heeft begeven op het terrein van het
voornemen, dat bij het College bestaat ten aanzien van de
bestemming van de scholen op het Schuttersveld.
Spreker acht het niet verstandig en nuttig om nu op dit
denkbeeld van den heer Meijnen nader in te gaan en daar
over debat te voeren; dit zal ook diens bedoeling wel niet
zijn, maar het College zal met die opmerkingen zeer ernstig
rekening houden, wanneer het straks met voorstellen mocht
komen of denkbeelden bij zich gevoelt opkomen om in dien
geest een bestemming te geven aan die scholen.
Inderdaad is het, dit in antwoord aan den heer Meijnen,
de bedoeling om de school Schuttersveld A te behouden; dit
is ook uit het Ingekomen Stuk te lezen, hoewel het er niet
met zoovele woorden en even duidelijk als ten aanzien van
de school Duivenbodestraat in staat.
De Voorzitter verzoekt den verschillenden sprekers zich met
het oog op het vergevorderd uur zooveel mogelijk te be
perken, hetgeen na de uitvoerige besprekingen ook inderdaad
mogelijk lijkt.
De heer Vos heeft zich in eersten termijn bepaald tot een
zakelijke bespreking van deze voorstellen; voornamelijk door
de rechterzijde is gesproken over de bevoorrechting van het
openbaar op het bijzonder onderwijsspreker heeft zich daarin
niet begeven en is dit ook niet voornemens; hij zal zich
bepalen tot enkele opmerkingen, hoewel dit niet gemakkelijk
is, want spreker heeft in dit debat zooveel gehoord dat, als
hij daarop allemaal zou ingaan, de Raad hier over 3 uur
nog zat.
De Wethouder heeft medegedeeld, dat volgens de hoofden
der scholen Ha verstraat A en B de afstanden geen over
wegend bezwaar voor de betrokken ouders zullen zijn en als
bewijs voert hij aan, dat de kinderen, wanneer zij verhuisd
zijn naar een woning op verderen afstand, toch dikwijls op
die school blijven. De Wethouder zal echter toegeven, dat dit
toch maar uitzondering is en geen regel. Van zeer groot
gewicht acht spreker de mededeeling van den Wethouder,
dat tijdig overleg gepleegd dient te worden met de ouders
der leerlingen; daarop heeft spreker ook in de onderwijs
commissie telkens aangedrongen; daar werd toen geantwoord,
dat dat niet zoo gemakkelijk zou gaanintusschen acht spreker
dat toch noodig. Het verheugt spreker, dat de Wethouder nu
van oordeel is, dat overleg met de ouders omtrent over
plaatsing van die leerlingen strikt noodzakelijk is, niet alleen
bij deze scholen Haverstraat A en B, maar ook bij de op
heffing van de andere, genoemde scholen. Hij heeft daarbij
verteld, dat in zes jaren 4 kinderen van de openbare scholen
in de Haverstraat zijn overgegaan naar de bijzondere school
aan het Plantsoen en 18 leerlingen van deze bijzondere school
naar de openbare in de Haverstraat. Natuurlijk heeft spreker
zich over die cijfers verheugd, maar zij hebben bij hem niet
de vrees kunnen wegnemen, dat, indien de overplaatsing der
leerlingen niet geschiedt in behoorlijk overleg met de ouders,
de leerlingen voor het openbaar onderwijs verloren zullen
gaan.
Omtrent de opheffing van de meisjesschool heeft de Wet
houder opgemerkt, dat zij een «schande" is genoemd. Spreker
heeft het woord «schande" niet gebruiktwel heeft hij het absurd
genoemd, dat men, waar men verplicht is voor 80 kinderen
een school te bouwen en daarvoor de gelden uit de gemeentekas
toe te staan, een school, welke 176 leerlingen telt, wil opheffen.
De Wethouder heeft precies die argumenten aangevoerd,
welke spreker heeft bestreden, b.v. dat de school een kwijnend
bestaan zou lijden, wat spreker ontkent. Het feit, dat de
lagere klassen minder bevolkt zijn dan de hoogere, is niet
het gevolg van een minder verlangen van de ouders naar dit