172 MAANDAG 9 MEI 1932. Opheffing en stichting van openbare scholen. (Tepe.) die leerlingen niet nadeelige en voor de gemeente voordeelige wijze over andere opleidingsscholen te verdeelen. Onder meer daarom is het oog van het College gevallen op de Meisjes school aan de Boommarkt, maar spreker wil er aan toe voegen, dat denkbeelden omtrent opheffing van die school al eerder bij Burgemeester en Wethouders zijn opgekomen. Immers, hier is dan ook gezegd: die school heeft nog 176 leerlingen. Men moet echter de levensvatbaarheid van een school niet uitsluitend beoordeelen naar het totaal aantal leerlingen op een gegeven oogenblik, maar ook naar de aan giften eenige jaren achtereen voor de eerste klasse; blijken die over het algemeen gunstig, dan kan men spreken van een aanwezige of toenemende levensvatbaarheid van een school, ook al zou het totaal aantal leerlingen niet bovenmatig groot zijn, maar wanneer, zooals hier, het tegengestelde het geval is, n.l. dat de aangiften in de laatste jaren buitensporig laag zijn, hoewel het totale aantal leerlingen nog niet buitengewoon laag is, dan is dat een reden om zich af te vragen, of in de toekomst een dergelijke school nog levensvatbaarheid bezit. Volgens het Ingekomen Stuk tellen de klassen I, II en III van deze school resp. 23, 25 en 26 leerlingen; de werkelijk vrijwillige, de oorspronkelijke aangiften voor deze school be droegen in 1929, 1930 en 1931 echter resp. slechts 19, 16 en 18; de aantallen van 23, 25 en 26 leerlingen zijn hieraan toe te schrijven, dat door de afdeeling onderwijs in overleg met de ouders verschillende aanvragen voor plaatsing van leerlingen op andere scholen zijn omgezet in aanvragen voor plaatsing op deze school aan de Boommarkt, wegens over bezetting van die andere scholen. Kent men echter deze feiten, dan zal men toch niet kunnen volhouden, dat er nu zoo'n sterke aandrang onder de bevolking is om deze speciale meisjesschool te handhaven: dan had men in de laatste jaren toch wel een grooter aangifte voor die school mogen ver wachten. Waar het vooruitzicht dus is, dat ook in de toe komst de aangifte voor deze school gering zal zijn niets wijst erop dat die toekomst anders leeren zal waar verder juist door haar centrale ligging deze school de eenige is, waarmede men de andere, niet voldoende bezette opleidings scholen vullen kan, daar zal men toch moeten toegeven, dat dit voorstel van het College logisch en weloverwogen is. Spreker ziet dan ook niet in, dat er eenig bezwaar kan zijn tegen opheffing van deze school. Een aanvankelijk gemaakte proefindeeling heeft bewezen, dat deze leerlingen in de verschillende andere opleidings-, dus gelijksoortige scholen zijn onder te brengen; wanneer daarbij het noodige beleid betracht wordt, en door het College en door de afdeeling Onderwijs, dan twijfelt spreker geen oogenblik of die oplossing zal zonder kleerscheuren kunnen plaats hebben. Nu is de vraag gesteld: is het geen schande, dat Burge meester en Wethouders durven voorstellen om een school, welke nog 176 leerlingen telt, op te heffen zooals spreker verneemt, is het leerlingenaantal reeds tot 171 teruggeloopen een bijzonder schoolbestuur zou er niet aan denken een nog zoo goed bezette school op te heffen? Spreker noemt dit een tamelijk gemakkelijke en goedkoope bewering. Indien een bijzonder schoolbestuur in dezelfde omstandigheden verkeerde als het bestuur van deze openbare school, d.w. z. datheteen school had, waarvan duidelijk bleek, dat zij ging verloopen en dat zij veel geld zou gaan kosten, terwijl bovendien de ge legenheid bestond de leerlingen van die school te plaatsen op een soortgelijke school van de eigen richting, dan zou spreker durft dit positief te beweren ieder verstandig bijzonder schoolbestuur de bijzondere schoolbesturen te Leiden, die spreker kent, zijn verstandig denzelfden maat regel nemen, welken Burgemeester en Wethouders hier aan den Raad voorstellen. Ook deze mogelijkheid bestaat nog: dat een schoolbestuur zou prijs stellen op behoud van die school, maar dan zou het een maatregel nemen, waarmede Burgemeester en Wethouders niet bij den Raad durven komen, omdat die geen instemming zou vinden in dit College. Het zou de combinatie van klassen toepassen, wat vaak gebeurt om de betaling van leerkrachten, die niet uit de overheidskas worden vergoed, te voorkomen. De opmerking, dat een bijzonder schoolbestuur niet het zelfde zou doen, wijst spreker van de hand; zij is in haar algemeenheid onjuist. Daarmede vervalt ook grootendeels het argument, dat men heeft aangevoerd tegen het opheffen van een school, welke nog zoo bezet is als deze. Waarom doen Burgemeester en Wethouders dit voorstel? Omdat die school kwijnende as, omdat de leerlingen te verspreiden zijn over soortgelijke scholen en omdat dit het eenige middel is om het beoogde doel te bereiken, n.l. vermindering van het aantal boventallige leerkrachten en vergrooting van den klassendeeler. Spreker dringt er dus op aan dit gedeelte van de voor stellen van Burgemeester en Wethouders niet te verwerpen, Opheffing en stichting van openbare scholen. (Tepe.) omdat daardoor de kracht aan de gezamenlijke voorstellen zou worden ontnomen en het resultaat, dat toch al zal blijken te blijven beneden de hoogere lasten, welke door de wet-Terpstra aan de gemeente zullen worden opgelegd, nog geringer zou worden. Tegen de opheffing van deze school zijn verschillende be zwaren gemaakt, maar er zijn ook sprekers geweest, die, hoewel zij deze school ongaarne zien verdwijnen in zekeren zin behoort ook spreker tot hen; indien de omstandigheden anders waren geweest, had ook hij deze school liever be houden toch hebben verklaard zich met dit voorstel van Burgemeester en Wethouders te zullen vereenigen en wel omdat men terecht inzag dat men, door zich met dit voorstel niet te vereenigen, eigenlijk de kern ontneemt aan het geheele complex voorstellen van het College; tot die sprekers behoorde o. a. de heer Meijnen. Wanneer dit voorstel door den Raad aangenomen is, is echter verschil van zienswijze mogelijk omtrent hetgeen ge beuren zal met de opleidingsschool voor gymnasium en H. B. S. aan de Aalmarkt. Het College stelt voor, in de op te heffen school aan de Boommarkt een tweede opleidingsschool voor gymnasium en H. B. S. te stichten; sommige sprekers, die ook wel waren voor het voorstel tot opheffing der meisjes school, hadden aanvankelijk bezwaar tegen deze oplossing en wilden de opleidingsschool aan de Aalmarkt intact laten. De heer Meijnen is echter, toen hij de bezwaren juist van dit andere voorstel hoorde, n.l. dat het de gemeente één boven tallige leerkracht meer zou kosten en dat het zeer twijfel achtig was, of het ambulantisme van het hoofd, dat men als eisch voor die oplossing stelde, door den Minister zou worden toegestaan, over zijn bezwaren heengestapt; ten slotte heeft hij zich met het voorstel van het College vereenigd. Andere leden blijven echter bezwaar maken tegen vestiging in de school aan de Boommarkt van een tweede opleidings school voor gymnasium en H.B.S.; o. a. is daarover een adres ingekomen van de vereeniging van hoofden van scholen. Over de verschillende ingekomen adressen zal spreker niet spreken. Men moet evenwel voor oogen houden, dat de plaatselijke schoolcommissie in het algemeen accoord is gegaan met alle voorstellen van het College; ook de om advies gevraagde hoofden van scholen hebben zich met de meeste voorstellen vereenigd; slechts enkele hebben de reserve gemaakt, dat zij liever zouden zien, dat de school aan de Aalmarkt niet in 2 scholen verdeeld werd, maar gedeeltelijk zou worden onder gebracht in de school aan de Boommarkt. Nu is het voor den Raad zeer van belang om te weten, dat dit voorstel, om niet een tweede opleidingsschool aan de Boommarkt te stichten, vergeleken met dat van het College, voor de gemeente een nadeelig verschil zou opleveren van ten minste 2 leerkrachten theoretisch zouden het er zelfs 3 kunnen zijn. Dit is op zich zelf reeds een bezwaar daartegen. Aangezien volgens het College de bezuiniging hier zoover mogelijk moet worden doorgevoerd, zonder dat het onderwijs ernstig daaronder lijden mag, mag deze factor toch zeker niet buiten beschouwing blijven; de gemeente zou dan, bij aanneming van het tweede amendement-Vos, ten minste 2 leerkrachten meer voor haar rekening houden. Maar bovendien, spreker heeft die bezwaren tegen het stichten van een tweede school op de Boommarkt, in tegenstelling met het voorstel om alleen de school van den heer Kriest te splitsen, nooit goed begrepen. Zij waren in hoofdzaak hierop gebaseerd, dat de Aalmarktschool onder leiding van den heer Kriest buitengewoon goed staat aange schreven en men vreest, dat bij splitsing van die school de school op de Boommarkt niet voldoende levensvatbaarheid zal toonen, omdat de algemeene vraag zal blijven naar de school van den heer Kriest. Spreker zal de laatste zijn om iets af te dingen op de verdiensten van den heer Kriest, integendeel, hij wil in het openbaar verklaren, dat de heer Kriest buitengewone verdiensten heeft gehad voor het onderwijs aan de school, waaraan hij zoovele jaren werkzaam is, maar men moet zich toch afvragen, of het wel gewenscht is alleen om den persoon van een hoofd eener school, die niet jong meer is en binnen enkele jaren verplicht zal zijn zijn ontslag te nemen, zich te binden aan een zaak, welke op zijn minst aan de gemeente twee leerkrachten zal kosten. Spreker is overtuigd dat, als op de Boommarkt onder een goed hoofd een nieuwe school verrijst, die school evenzeer levensvatbaar heid zal toonen als de school van den heer Kriest. Deze kwestie is ook in verband gebracht met den bouw van een school nabij den Zoeterwoudschen Singel. Sommigen noemen het nemen van een dergelijk besluit voorbarig, anderen meenen, dat dat besluit zoo spoedig mogelijk moet worden genomen en uitgevoerd. Reeds voordat de thans aan hangige reorganisatie-plannen bij Burgemeester en Wethouders vasten vorm hadden aangenomen, stond bij het College vast, dat ten aanzien van de school aan de Aalmarkt, welke zoo

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 10