55 overeenkomst, in dienst genomen, welke in het bijzonder belast werd met de contröle van de berekeningen van de gewapend beton- en ijzer constructies. Over 1931 vereischte dit eene niet voorziene uitgaaf van 1.120. Bovendien bedroegen de uitgaven voor eenige periodieke verhoogingen, waarop bij de be grooting niet gerekend was, 108.32. Eene aanvulling van den post met 1.228.32 is dientengevolge noodig. Volgn. 325A. Kosten van gedeeltelijke vernieu wing van de walmuren aan het V trechtsche Veer en aan de Oude Vest De kosten van bovenbedoelde werkzaam heden, waarvoor bij Raadsbesluit van 22 De cember 1930 (Ingekomen Stukken No. 258) een bedrag van 8.800.was beschikbaar gesteld, hebben ƒ9.404.55 of 604.55 meer bedragen. Deze overschrijding is in hoofdzaak een gevolg van de omstandigheid, dat de aannemingssom, welke 9.200.bedroeg, de raming overtrof. Voorts bleek, dat het gedeelte walmuur aan het Utrechtsche veer tusschen het te vernieuwen gedeelte en de Rijnbrug zeer slecht was en over een lengte van 23 M1. noodzakelijk moest worden vernieuwd. Dit werk, dat op billijke voorwaarden werd opgedragen aan de firma waaraan, na openbare aanbesteding, de vernieuwing van het eerste gedeelte was gegund, vereischte eene niet- voorziene uitgaaf van 2.684.Eene ver hooging van den post met 3.288.55 in totaal is dientengevolge noodig. Volgn. 327. Kosten van de Markt-en Haven dienst voorzoover niet onder voorafgaande volg nummers begrepen. a. Jaarwedden Aan den opzichter-timmerman bij de vee markt werd voor noodzakelijke overuren een bedrag van 77 uitgekeerd, d. i. 7.meer dan hiervoor was uitgetrokken. Volgn. 341b. Gratificatiën aan gemeente-amb tenaren bij gelegenheid van de vervulling van hun 25-jarigen, 40-jarigen of 50-jarigen dienst tijd nieuw volgnummer) Zie de toelichting bij volgn. 249a. Volgn. 347. Kosten ter zake van hetverleenen van een kindertoeslag aan gemeente-ambtenaren en -werklieden De uitgaven op dit volgnummer hebben bedragen 3.952.zij waren geraamd op 3.328.— Volgn. 375. Teruggave van schoolgelden Van de voor „openbaar gewoon lager onder wijs" ontvangen schoolgelden moet een bedrag van 304.15 worden gerestitueerd. Aanvulling van den voor „memorie" ge- raamden post met 304.15 is derhalve noodig. Volgn. 383. Rente van geldleeningen ten laste van Hoofdstuk VIII 2 komende De rente over het tijdvak van 17ultimo December 1931 van de, ingevolge Raadsbesluit d.d. 26 November 1931, gesloten 5 geldlee- ning, groot nominaal 2.000.000.is bij de storting met de inschrijvers verrekend. De terzake verrekende som van 3.880. 1.94 per obligatie van 1.000.behoort te worden verdeeld over de hoofdstukken VIII 2, 7 en 9 en hoofdstuk XIII 2, op welke hoofdstukken de opbrengst van de geldleening is verantwoord. Ten laste van hoofdstuk VIII 2 behoort te worden gebracht 132.78. Volgn. 400. Teruggave van schoolgelden Van de voor „openbaar uitgebreid lager onderwijs" ontvangen schoolgelden moet een bedrag van 102.60 worden gerestitueerd. Aanvulling van den voor „memorie" geraam- den post met 102.60 is dientengevolge noodig. Volgn. 407. Andere uitgaven ter verzekering van den goeden gang van het onderwijs De kosten van proeflessen van onderwijzers, van plaatsing van advertenties bij vacatures enz. bedragen voor het openbaar uitgebreid lager onderwijs ƒ115.10uitgetrokken was 50. Volgn. 418. Teruggave van schoolgelden Van de voor „openbaar buitengewoon lager onderwijs" ontvangen schoolgelden moest een 3.288.55 7.- 90.— 624.— 304.15 132.78 102.60 65.10 57.05 bedrag van 57.05 worden gerestitueerd. De post was voor „memorie" uitgetrokken. Volgn. 442. Vergoeding aan schoolbesturen als bedoeld in art. 101, negende lid, der Lager Onderwijswet 1920 5.297.70 In verband met de goedkeuring door Gedepu teerde Staten van de gemeenterekeningen over de jaren 1926, 1927 en 1928 werd bij Raads besluit d.d. 8 Juni 1931 (Ingekomen Stukken No. 133) de aan de schoolbesturen over die jaren verschuldigde vergoeding voor vakonder wijzers definitief vastgesteld. Dientengevolge moest alsnog aan de school besturen over 1926, 1927 en 1928 worden uit gekeerd voor gewoon lager onderwijs respec tievelijk 3.569.35, 2.118.54 en 3.169.81 of tezamen 8.857.70 en voor het uitgebreid lager onderwijs respectievelijk 556.73, 462.93 en 708.93 of tezamen 1.728.59. Aan voorschot op de vergoeding ter zake over 1931 werd, ingevolge Raadsbesluit van 28 September 1931 (Ingekomen Stukken No. 242) voor het gewoon lager onderwijs in totaal betaald 13.840.zoodat de uitgaven op dit volgnummer hebben bedragen 8.857.70 13.840.— 22.697.70. Aanvulling van de beschikbaar gestelde som van 17.400.met 5.297.70 is derhalve noodig. Volgn. 443. Vergoeding van de kosten van instandhouding van bijzondere scholen, bedoeld in art. 101 der Lager Onderwijswet 1920. 35.013.66 Als gevolg van de goedkeuring van de ge meenterekeningen over 1926, 1927 en 1928 werden bij Raadsbesluit d.d. 28 September 1931 (Ingekomen Stukken No. 241) de ver goedingen wegens exploitatiekosten van de bij zondere scholen over die jaren vastgesteld. Na vermindering met de reeds genoten voorschotten, moest aan vergoeding, bedoeld in het 1ste tot en met 7e lid van art. 101, voor het gewoon lager onderwijs alsnog worden uitgekeerd over 1926 f 21.017.12, over 1927 ƒ4.350.56 en over 1928 15.291.70, of in totaal ƒ40.659.38. Voorts werd overeenkomstig het 8e lid van bovengenoemd wetsartikel (driejaarlijksche af rekening) aan de besturen van bijzondere scholen voor gewoon lager onderwijs nog uitbetaald: a. over do jaren 1924 t/m 1926, 2.538.88 b. over de jaren 1925 t/m 1927, 8.660.60 c. over de jaren 1926 t/m 1928, 1.404.80 tezamen 12.604.28 De uitgaven over vorige jaren bedragen op dit volgnummer dus in totaal ƒ40.659.38 ƒ12.604.28 53.263.66. Aangezien het voorschot op de vergoeding bedoeld in art 101 der Lager Onderwijswet 1920, voor het gewoon lager onderwijs over 1931, ingevolge bovengenoemd Raadsbesluit, in totaal 66.750.bedroeg, werd volgnummer 443 ten slotte belast met eene uitgaaf van ƒ53.263.66 66.750.— ƒ120.013.66. De uitgetrokken som van ƒ85.000.dient dus met ƒ35.013.66 te worden verhoogd. Wegens over de jaren 1925 t/m 1927 te veel genoten vergoeding werd in de gemeentekas teruggestort 2.246.58. Zie de verhooging van volgn. 98 der ont vangsten met dat bedrag. Volgn. 444. Uitkeering aan gemeenten ingevolge art. 104, eerste lid, der Lager Onderwijswet 1920 6.000.— De aan andere gemeenten te betalen ver goeding in de exploitatiekosten van bijzondere lagere scholen, die door kinderen uit deze ge meente werden bezocht, zullen, in verband met de vaststelling in het kalenderjaar 1931 van de vergoeding van de kosten van instand houding, bedoeld in art. 101 der Lager Onder wijswet 1920, voor die scholen op het dienst jaar 1931 eene uitgaaf vereischen van ƒ7.500.—. De beschikbaar gestelde som van ƒ1.500. dient derhalve met ƒ6.000.te worden aan gevuld. Opgemerkt wordt, dat de hierboveugenoemde som betrekking heeft op vergoedingen over de jaren 1927, 1928, 1929 en 1930. Volgn. 446. Uitkeering aan andere gemeenten in de aan schoolbesturen te betalen vergoeding,

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 3