37
of middagsluiting, een korte sluiting in de middaguren, de
Zondagsluiting en een vervroegd avondsluitingsuur;
dat als resultaat daarvan door adressante een gemeentelijk
ingrijpen ten opzichte van een uniforme ochtend- of middag
sluiting ongewenscht wordt geacht;
dat immers een zeer groot gedeelte der winkeliers per
soonlijk, zonder personeel hun bedrijf leiden en een ander
groot aantal uitsluitend met behulp van naaste familie
leden, op welke categorie het Werktijdenbesluit niet van
toepassing is;
dat er wellicht eenig motief voor regelend optreden ware
geweest, wanneer nu van die groep een sterke aandrang
was gekomen om zelf in hun arbeidsvrijheid ook op den
voet van het Werktijdenbesluit te worden beperkt;
dat echter in die kringen juist een zeer krachtig tegen
overgesteld geluid is gehoord, omdat een dergelijke beperking
het bedrijf te zeer zou schaden;
dat voorts de verkoop te Leiden voor een groot deel ge
schiedt aan bewoners van omliggende plaatsen zoodat door
een sluiting van alle zaken op één middag of morgen deze
bewoners genoodzaakt zullen worden om elders op dien dag
hun inkoopen te doen hetgeen voor Leiden groot nadeel op
levert
dat bovendien Leiden met zijn bebouwde kom aansluit
aan andere gemeenten, welke een dergelijke sluiting niet
voornemens zijn in te voeren terwijl verder rekening moet
worden gehouden met de belangen van het koopend publiek,
café's en vervoerondernemingèn
dat het winkelbedrijf een distribueerende taak heeft te
vervullen en zich dan ook niet mag onttrekken aan de ver
plichtingen welke deze het ten opzichte van de samenleving
binnen de grenzen van redelijke verlangens oplegt;
dat verder sommige zaken van een ochtend sluiting het
minst nadeel zouden ondervinden, terwijl andere weer aan
een middagsluiting de voorkeur geven, hetgeen onoverkome
lijke moeilijkheden oplevert ten opzichte van de zaken die
een gemengd karakter hebben, waarbij dan nog komt dat
zelfs de belangen der zaken die tot eenzelfde groep behooren,
niet volkomen gelijk loopen, omdat ook de plaats van vesti
ging, met name het gelegen zijn in de arbeiders- en buiten
wijken der gemeente of in de binnenstad op de opening en
sluiting van de zaak van invloed is;
dat ook een uniforme korte sluiting tusschen de middag
uren bezwaarlijk voor te schrijven valt en dat ten opzichte
hiervan ongeveer elke zaak haar speciale verlangens en be
hoeften heeft;
dat hier te Leiden de Zondagsluiting practiseh bestaat
ook zonder dat deze algemeen in de verordening is vast
gelegd en het niet wel doenlijk is de daarop thans nog be
staande uitzonderingen bij verordeningen onmogelijk te
maken
dat ten opzichte van de gewone avondsluiting te 8 uur
n.m. het algemeen gevoelen was hierin geen verandering te
moeten brengen omdat deze getoond heeft aan de hier ter
stede bestaande behoefte aankoopgelegenheid voor het publiek
te voldoen;
dat hier nog bijkomt de omstandigheid dat in het aan
hangige wetsontwerp op winkelsluiting de avondsluiting ook
op 8 uur is bepaald zoodat een afwijken hiervan met het
oog daarop ongemotiveerd zoude zijn en tot resultaat zoude
hebben het in het leven roepen van een ongeregelden toestand
omdat niet is te verwachten dat in de aangrenzende ge
meenten dit voorbeeld zou worden gevolgd;
dat de praktijk echter heeft bewezen dat de Zaterdag
avondsluiting te elf uur n.m. gevoegelijk een uur vervroegd
kan worden zonder schade voor het koopend publiek;
dat zulks voorts ook gewenscht is in verband met het
bepaalde in art. 4 van het Werktijdenbesluit, waaruit immers
voortvloeit dat na 11 uur in het geheel geen arbeid meer
door het personeel mag worden verricht, terwijl wanneer het
sluitingsuur op 10 uur is vastgesteld daardoor de mogelijk
heid tot het afhelpen van het in den winkel aanwezige
publiek, ingevolge art. 19 van het Werktijdenbesluit, door
het personeel wordt opengelaten;
dat naar het algemeen oordeel dus andere wijzigingen niet
gewenscht werden geacht en in strijd werden gevonden met
het belang van het koopeud publiek en de zeer kleine patroons
ondernemingen en kleine zaken, die door een dieper ingrijpen
ernstig in hun bestaan zouden worden belemmerd
dat men beter vond eerst eens af te wachten de werking-
van dit Werktijdenbesluit en de Winkelsluitingswet in de
praktijk, waarna een eventueel aanvullende regeling, indien
de behoefte daaraan zich doet gevoelen, in overleg en
samenwerking met standgenooten en consumenten met kennis
van zaken en zoo noodig met medewerking van den ge
meentelijken Wetgever in het leven kan worden geroepen;
Eedenen waarom adressante Uwen Raad wel verzoekt in
de Verordening op de Winkelsluiting en verdere verordeningen
te bepalen, dat de verkoop van waren in het klein aan het
publiek niet mag plaats hebben des Zaterdags na 10 uur
n.m. en overigens voorloopig geen andere voorschriften te
dezer zake uit te vaardigen.
Leiden, 21 December 1929.
't Welk doende enz.
Namens de Middenstand-Centrale voornoemd.
H. Buurman,
Voorzitter Ghr. Middenstands Vereeniging.
Th. Bergers,
Voorzitter R.K. Middenstands Vereeniging.
A. J. Romijn,
Voorzitter Vereeniging Handeldrijvenden en
Industrieelen Middenstand.
G. J. van Deene,
Secretaris- Penningmeester.
Leiden, 16 Januari '30
Aan den Edelachtbare Heer Burgemeester
en Gemeenteraad van Leiden:
Ondergeteekenden Jac. Speet, Voorzitter en W. F. van der
Reijden, secretaris vertegenwoordigend de Nederandsche
Banketbakkersvereeniging afd. Leiden wenden zich met het
volgende adres aan Uwen Raad:
Met groote verbazing hebben wij gelezen in de Leidsche
Dagbladen het adres van de drie Leidsche Organisaties van
kantoor en winkelpersoneel inzake verplichte winkelsluiting,
aan uwen Raad gericht.
Een verplichte winkelsluiting zou ten eerste voor de
Banketbakkersbedrijven niets anders beteekenen dan schade,
daar deze artikelen meestal gekocht worden op zelfs on
verwachte oogenblikken.
Ten tweede zijn de producten snel aan bederf onderhevig
zoodat een verplichte winkelsluiting voor ons vak zeer na-
deelig zou zijn.
Ten derde zou een verplichte sluiting verplaatsing van
ons debiet naar andere bedrijven, die niet onder deze wet
vallen, veroorzaken, hetgeen niet alleen onbillijk is maar
onnoodig onze bedrijven nadeelig beinvloeden.
Ondergeteekenden verzoeken daarom dringend op het
adres van de drie Leidsche Organisaties van kantoor en
winkelpersoneel afwijzend te beschikken, daar de wet zonder
verplichte winkelsluiting kan worden nageleefd.
Hetwelk doende met de meeste hoogachting.
Jac. Speet, Voorzitter.
W. F. van der Reijden, Secretaris.
Amsterdam, 29 Juli 1931.
Aan den Raad der Gemeente Leiden.
Edelachtbare Heeren,
Wij hebben de eer U bijgaand te doen toekomen, een
tweetal afschriften van de resolutie, welke op ons jongste
congres te Amersfoort werd aangenomen.
Wij vertrouwen gaarne, dat U van den inhoud ernstig
nota zult nemen en de door het congres naar voren gebrachte
conclusies indachtig zult zijn bij de behandeling der wijzi
gingen) van de Gemeentelijke verordening op de winkel
sluiting in verband met het inwerkingtreden der Rijkswet.
Inmiddels verblijve,
met de meeste hoogachting,
Ned. R. K. Bond v. Handels-, Kantoor- en
Winkelbedienden „St. Franciscus van Assisië"
A. Boersma Jr., Secretaris.
Resolutie van Amersfoort.
De Ned. R. K. Bond van Handels-, Kantoor- en Winkel
bedienden „St. Franciscus van Assisie", in congres bijeen
op Zondag 26 Juli 1931 in het gebouw „Amicitia" te
Amersfoort,
gehoord de uiteenzetting van het bondsbestuur over de
uitvoering der bepalingen regelende de werktijden voor het
winkelpersoneel
over de actie voor den vrijen middag der winkelbe
dienden
over de vacanties der bedienden;
legt nadrukkelijk de volgende conclusies vast;
le ten aanzien van artikel 6 der Rijkswet op de winkel
sluiting,
dat onverzwakt dient te worden doorgezet de actie tot
invoering van den vrijen middag voor alle handels-, winkel-