45
grond van het bovenstaande, met verwijzing overigens naar
de in de Leeskamer neergelegde stukken en in overeen
stemming met de Commissie van Fabricage, Uwe Vergade
ring in overweging ons College te machtigen tot het ver
huren van de daarvoor in aanmerking komende gemeente
eigendommen voor reclamedoeleinden, telkens vooreen tijdvak
van ten hoogste 5 jaren.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 86. Leiden, 31 Maart 1932.
Zooals Uw Vergadering bekend is, is reeds sedert eenigen
tijd de vaststelling van een nieuw plan van uitbreiding voor
onze gemeente in voorbereiding; deze voorbereiding is thans
zóó ver gevorderd, dat binnen afzienbaren tijd tot toepassing
van de in de Woningwet voorgeschreven procedure van vast
stelling zal kunnen worden overgegaan. Intussclien gaat de
bebouwing zich meer en meer uitstrekken over het gebied
der gemeente, waarop het nieuwe uitbreidingsplan betrekking
zal hebben. In verschillende gevallen is het dientengevolge
noodig gebleken, dat onzerzijds er voor werd gewaakt, dat
de bouwplannen, waarvoor onze medewerking werd inge
roepen, niet zouden afwijken van het ontwerp-uitbreidings
plan. Ten einde zulks in het vervolg op afdoende wijze te
kunnen blijven doen, achten wij het wenschelijk, dat de
gemeente daartoe het middel ter hand neemt, hetwelk de
Woningwet na de wijziging, welke deze wet verleden jaar
onderging, daarvoor aangeeft. Ingevolge art. 36 lid 4 van
deze wet toch kan Uwe Vergadering bepalen, dat de vast
stelling van een plan van uitbreiding voor de gemeente of
een bepaald deel der gemeente wordt voorbereid; zoodanig
Raadsbesluit vervalt, indien niet binnen een jaar nadien
het ontwerp-uitbreidingsplan overeenkomstig art. 37 lid 2
der Woningwet voor een ieder ter inzage is nedergelegd. Wordt
een dergelijk Raadsbesluit genomen, dan zullen krachtens
art. 6 lid 4 van dezelfde wet verzoeken om bouwvergunning,
indien er overigens geen grond voor weigering van de ver
gunning is, worden aangehouden, totdat de beslissing over
het nieuwe uitbreidingsplan onherroepelijk is geworden of
het bovenbedoelde Raadsbesluit ingevolge art. 36 lid 4 ver
vallen is. Echter kan ons College, ingevolge art. 6 lid 5, met
toestemming van Gedeputeerde Staten een bouwvergunning
verleenen, indien het bouwplan, waarvoor vergunning wordt
gevraagd, niet strijdt met het ontwerp van het plan van
uitbreiding, hetwelk in voorbereiding is.
Wij zijn met de Commissie van Fabricage van oordeel,
dat er alle aanleiding bestaat om ter bescherming van het
nieuwe plan van uitbreiding dezen door den wetgever aange
geven weg, in navolging van andere gemeenten, te bewandelen,
waarbij wij nog opmerken, dat, zooals het zich thans laat
aanzien, de ter-visie-legging van het plan binnen een jaar
kan worden tegemoet gezien. Derhalve geven wij, met ver
wijzing overigens naar de in de Leeskamer neergelegde
stukken, Uw Vergadering in overweging te bepalen, dat de
vaststelling van een plan van uitbreiding voor de gemeente
Leiden wordt voorbereid.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 87. Leiden, 31 Maart 1932.
In Uwe Vergadering van 21 dezer deelde de Voorzitter
namens ons College het volgende mede:
„De Leidsche Exploitatie Maatschappij van Onroerende
„Goederen heeft aan de gemeente te koop aangeboden een
„complex terreinen in den Rodenburgerpolder en den Crone-
„steinpolder, ter grootte van 46.35.46 H.A. De vennootschap
„verklaarde zich in haar aanbieding bereid de gronden tegen
„een zeer billijken prijs af te staan. Bij de met haar gevoerde
„besprekingen bleek, dat deze prijs zou moeten bedragen on
geveer 1.27^ per M2. voor een gedeelte ter grootte van
„41.90 06 H.A. en 1.74 per M2. voor het restant, groot
„4,45.40 H.A. In totaal werd derhalve een koopsom van
611.450.gevraagd, overeenkomende met de boekwaarde,
„waarvoor de grond in de boeken der vennootschap voorkomt.
„Wij hebben over deze aangelegenheid het advies inge
wonnen van de Commissies van Fabricage en van Financiën,
„die beiden adviseeren om niet tot aankoop over te gaan.
„De Commissie van Fabricage heeft in meerderheid tegen
„den aankoop o. m. bezwaar, omdat het bezit van een zoo
„groot complex bouwgronden aan de gemeente den eisch zou
„stellen dit commercieel te exploiteeren, waarvoor de gemeente
„op het oogenblik, wegens het gemis van een commercieel
„ingesteld grondbedrijf geenszins is geoutilleerd.
„De Commissie van Financiën ontraadt den aankoop wegens
„financieringsmoeilijkheden. Weliswaar werden aan de ge-
„meente een tweetal aanbiedingen gedaan tot het aangaan
„van een geldleening, doch de voorwaarden waren van dien
„aard, dat de grondexploitatie door de rente veel te zwaar
„zou worden belast.
„Na rijp beraad is ons College met genoemde Commissies
„tot de conclusie gekomen, dat op de aanbieding niet moet
„worden ingegaan. Daargelaten nog de gevraagde prijs en de
„meerdere of mindere geoutilleerdheid der gemeente als grond-
„exploitante in 't groot, moet aankoop reeds afstuiten op de
„financieringsbezwaren. Door de tegenwoordige tijdsomstandig-
„heden is de positie van den kapitaaldienst immers zeer be-
„perkt, tengevolge waarvan nieuwe kapitaalsuitgaven alleen
„kunnen worden gevoteerd, indien daarvoor gelijktijdig kapi-
taaisinkomsten als dekking kunnen worden aangewezen;
„zooals echter bleek kunnen geldleeningen thans slechts op
„zeer onvoordeelige voorwaarden worden gesloten.
„Het belang der gemeente bij het bezit van dit gronden-
„complex is naar het oordeel van het College niet zoo groot,
„dat het gewettigd zou zijn over de financieringsmoeilijkheden
„heen te stappen en aan den aankoop zelfs voorrang te geven
„boven alle andere zaken, die op totstandkoming wachten."
Onder verwijzing naar de verschillende, in de Leeskamer
ter visie liggende stukken, brengen wij met betrekking tot
deze aangelegenheid nog het volgende te Uwer kennis.
De vraagprijs, die blijkens het bovenstaande aanvankelijk
611.450.bedroeg, overeenkomende met dein de boeken van
de vennootschap vermelde boekwaarde, werd inmiddels met
50.000.verminderd en derhalve verlaagd tot rond
ƒ560.000.—.
Voorts werd nog een derde aanbieding voor een geldleening
gedaan, onder het voorbehoud, dat de gemeente het land
aankocht.
Noch de verlaging van den grondprijs, noch de nieuwe,
intusschen weer vervallen offerte voor een geldleening, hebben
wijziging kunnen brengen in ons boven aangegeven afwijzend
standpunt ten aanzien van den grondaankoop en wij hand
haven dan ook ten volle onze meening, dat op de tekoop
aanbieding niet moet worden ingegaan.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
N°. 88. Leiden, December 1931.
De Gemeenteraad draagt B. en W. op de noodige stappen
te doen, om te komen tot opheffing der Stedelijke Werk
inrichting.
Toelichting. De sinds jaren geoefende aandrang om tot
betere toestanden op de werkinrichting te komen, heeft
weinig of niets uitgewerkt. Nu in den laatsten tijd werke-
loozen voor de keuze zijn gesteld zich in de werkinrichting
te laten opnemen of van steun te worden afgevoerd, blijkt
deze inrichting een gevaar te zijn geworden.
Aan den Gemeenteraad. J. A. N. Knuttel.