44 Art. 2. De invordering geschiedt overeenkomstig de verordening van heden. Art. 3. Deze verordening treedt in werking op 1 Mei 1932. Alsdan vervalt de verordening van 7 Februari 1921 (Gemeenteblad No. 9), met dien verstande, dat zij van kracht blijft voor aanslagen betreffende de belastingjaren, welke vóór 1 Mei 1932 zijn geëindigd. 2. VERORDENING, regelende de invordering van de opcenten op de hoofdsom der Vermogensbelasting te Leiden. Artikel 1. De invordering van de opcenten op de hoofdsom der Vermogensbelasting geschiedt op de wijze, als bij artikel 296 van de Gemeentewet is bepaald. Art. 2. Deze verordening treedt in werking op 1 Mei 1932. 3. VERORDENING, regelende de invordering van de opcenten op de hoofdsom der Grondbelasting. Artikel 1. De invordering van de opcenten op de hoofdsom der Grondbelasting geschiedt op de wijze, als bij artikel 296 van de Gemeentewet is bepaald. Art. 2. Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 Januari 1932. 4. VERORDENING, houdende wijziging van de verordening van 18 Mei 1931 Gemeenteblad No. 15), op de heffing van eene belasting op tooneelvertooningen en andere vermakelijkheden. Artikel I. Artikel 6 wordt gelezen als volgt: De belasting bedraagt: 1°. voor vermakelijkheden, tot welke toegang wordt ver leend tegen betaling van geld, om het even of deze betaling- bij den ingang geschiedt, reeds geschied is, of nog moet ge schieden en of in dat geld de prijs der vertering, een gedeelte van dien prijs, verplichte plaatsbespreking, aanschaffing van een programma of iets dergelijks is begrepen: 12 der onzuivere opbrengst, indien de vermakelijkheid bestaat uit een muziek en/of zanguitvoering (muziek door mechanische instrumenten daaronder niet begrepen); overi gens 24 der onzuivere opbrengst, voor zoover het tarief, onder 2°. genoemd, niet van toepassing is; 2°. a. voor caroussels, hippodromes, luchtschommels, schiet tenten, krachtmeters en dergelijke tot vermaak strekkende inrichtingen of toestellen, per 10 M2. ingenomen oppervlakte of gedeelte, daarvan, 2.40 per etmaal of gedeelte daarvan b. voor draaimolens, geen grootere oppervlakte innemende dan 100 M2., 12.en een grootere oppervlakte innemende 24.per etmaal of een gedeelte daarvan; 3o. voor het hebben van een radiotoestel, een zelfwerkende piano, orchestrion, gramophoon of ander mechanisch muziek instrument in een inrichting, waar sterke- of andere drank of eetwaren worden verkocht om ter plaatse van den ver koop te worden gebruikt, en het geven of houden van muziek- of zanguitvoeringen in zoodanige inrichting, voor zoover het bepaalde onder 1°. niet van toepassing is, per kalendermaand, gedeelten daarvan voor een geheele gerekend: voor localiteiten kleiner dan 50 M27.20 van 50 M2. tot beneden 100 M2. 12. 100 M2. 200 M2. 19.20 200 M2. en daarboven36. 4°. voor andere dan de sub 1°, 2° en 3° bedoelde ver makelijkheden: a. voor zoover zij worden gehouden in de open lucht: voor elke 100 M2. van de voor het publiek bestemde ruimte of gedeelte daarvan, per etmaal of gedeelte daarvan 1.20 met een minimum van 4.80; b. voor zoover zij niet in de open lucht worden gehouden voor elke 50 M2. van de voor het publiek bestemde ruimte of gedeelte daarvan, per etmaal of gedeelte daarvan ƒ2.40. Onder het hebben van een radiotoestel, een zelfwerkende piano, orchestrion, gramophoon of ander mechanisch muziek instrument in een inrichting, waar sterke- of andere drank of eetwaren worden verkocht om ter plaatse van den verkoop te worden gebruikt, wordt tevens verstaan het hebben van een dergelijk toestel of instrument in aangrenzende locali teiten, met de kennelijke bedoeling ze in de voor de bezoekers bestemde localiteiten hoorbaar te doen zijn. Art. II. Deze verordening treedt in werking op den eersten dag der maand, volgende op die, waarin het bericht der Koninklijke goedkeuring bij het Gemeentebestuur is ingekomen. B. in te trekken de verordening van 28 October 1873, regelende de invordering der opcenten op de hoofdsom van 's Rijks directe belastingen binnen de gemeente Leiden (Gem. blad No. 2), met dien verstande, dat zij van kracht blijft voor aanslagen betreffende de belastingjaren, wat de grond belasting betreft, die vóór 1 Januari 1932, en wat de ver mogensbelasting betreft, die vóór 1 Mei 1932 zijn geëindigd. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 85. Leiden, 31 Maart 1932. In verband met de steeds toenemende aanvragen betref fende het maken van reclame op gemeente-eigendommen zijn wij te rade gegaan, op welke wijze tot een meer intensieve en stelselmatige exploitatie van gemeente-eigendommen voor dit doel kan worden gekomen, waardoor tevens de opbrengst van deze bron van inkomsten voor de gemeente kan worden verhoogd. Te dien einde is dezerzijds een onderzoek inge steld naar het meest aanbevelenswaardige stelsel in dezen en zijn inlichtingen ingewonnen bij verschillende gemeente besturen en Rijksdiensten. Zooals uit de desbetreffende, in de Leeskamer ter visie gelegde stukken nader moge blijken, wettigt de uitkomst van dit onderzoek de conclusie, dat voor de gemeente Leiden de voorkeur verdient een werk wijze, waarbij gebruik wordt gemaakt van de diensten van een zgn. acquisiteur, die de gegadigden werft en aanbrengt, terwijl de contracten tot verhuring van gemeente-eigen dommen dan verder rechtstreeks door de gemeente met de gegadigden worden aangegaan. üp deze wijze zal met een minimum van administratieven omslag en onkosten bereikt worden, dat zooveel mogelijk alle daarvoor in aanmerking komende eigendommen der gemeente in de exploitatie worden betrokken, dat dus niet alleen de gunstigste objecten afzet vinden. Voorts zal een zoo groot mogelijk deel van de opbrengst ten bate van de gemeente komen, terwijl deze laatste geheel vrij blijft ten aanzien van den inhoud der contracten en zich zonder bezwaar de noodige zeggenschap kan voorbehouden nopens den aard en den inhoud der aan te brengen reclames. De resultaten, elders met dit stelsel opgedaan, waren volgens de ontvangen inlichtingen dan ook gunstig. Wij zouden dit systeem derhalve ook voor de gemeente Leiden willen zien toegepast. Dit zou op twee wijzen kunnen geschieden, in de eerste plaats door den acquisiteur geheel in dienst te stellen van de gemeente, op een grondsalaris, en hem daarboven provisie toe te kennen voor elke ver huring, door zijn tusschenkomst gesloten. De practijk heeft echter uitgewezen, dat men dezen weg niet blijvend kan bewandelen, daar.na eenigen tijd zal blijken, dat de meeste objecten voor betrekkelijk langen tijd verhuurd zijn en de werkzaamheden van den acquisiteur zich dus op den duur zullen gaan beperken voornamelijk tot het verlengen van afloopende contracten. Met het oog daarop is het beter te volstaan met een opdracht aan den acquisiteur om reclames voor de gemeente te werven, tegen provisie, waarbij de acquisiteur dan vrij blijft andere werk zaamheden te verrichten. Voor de toepassing van deze methode is het noodig, dat Uwe Vergadering ons College de machtiging verstrekt, om tot verhuring voor reclamedoeleinden van de gemeente eigendommen, welke daarvoor in aanmerking komen, over te gaan. Wat den acquisiteur betreft hebben wij den heer J. W. Schaap te Utrecht, die dezelfde werkzaamheden reeds eenige jaren voor de gemeente Utrecht verricht, bereid bevonden ook als zoodanig voor Leiden op te treden, en wel tegen een provisie van 25 van de bruto-opbrengst van de ver huringen, welke door zijn bemiddeling tot stand komen. Wij achten deze provisie aannemelijk en geven daarom, op

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 4