42 0.86.40 H.A., 0.36.00 H.A., 0.14.21 H.A. en 0.32.92 H.A. Zij zijn bereid deze gedeelten te huren voor den tijd van drie jaren, gerekend te zijn ingegaan 1 Maart j.l., tegen een pachtsom, berekend naar ƒ175.per H.A. en per jaar, zulks onder do bij de gemeente gebruikelijke voor waarden, waaronder de bepaling, dat de gemeente de huur tusschentijds kan opzeggen met inachtneming van een termijn van negen maanden. De aanbiedingen komen de Commissie van Fabricage en ons College aannemelijk voor. Onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende stukken, geven wij Uwe Vergadering mitsdien, in overeen stemming met het advies van de Commisie van Fabricage, in overweging, te besluiten onder de overgelegde voorwaarden van het perceel teelland, kadastraal bekend gemeente Oegstgeest, sectie E, No. 2511, gelegen langs de trambaan 's-GravenhageWassenaarLeiden, voor den tijd van drie jaren, gerekend te zijn ingegaan 1 Maart 1932, te verhuren: a. een gedeelte, groot +0.86.40 H.A., op de mede over gelegde kaart in groene kleur aangegeven, aan R. JOudshoorn, te Oegstgeest, tegen ƒ151.20 in totaal per jaar; b. een gedeelte, groot 0.36.00 H.A., op de sub a bedoelde kaart in bruine kleur aangegeven, aan A. F. Sneeuw, te Wassenaar, tegen 63.— in totaal per jaar; c. een gedeelte, groot 0.14.21 H.A op de sub a bedoelde kaart in roode kleur aangegeven, aan J. C. van Wetteren, te Leiden, tegen ƒ24.87 in totaal per jaar; d. een gedeelte, groot 0.32.92 H.A., op de sub a bedoelde kaart in blauwe kleur aangegeven, aan G. Hermans, te Rijnsburg, tegen ƒ57.61 in totaal per jaar. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 81. Leiden, 31 Maart 1932. Bij raadsbesluit van 9 Mei 1927 (Ingek. Stukken No. 86) werd het recht tot heffing van den weg- en watertol tegen over den Rijnsburgschen Vliet, bij het zgn. „Leidsche Hek", voor den tijd van vijf jaren, ingegaan 1 Mei 1927, verpacht aan P. Ciggaar, te Oegstgeest, voor de som van ƒ2100.— per jaar. De pacht eindigt derhalve op 30 April a.s. Met het oog hierop deelen wij Uwe Vergadering mede, dat momenteel door ons College onderhandelingen worden gevoerd met de Oegstgeester Zwemvereeniging „Poelmeer^ omtrent de verhuring van gedeelten grond en water nabij de tolgaarderswoning, ten behoeve van het oprichten en exploiteeren door die vereeniging van een nieuwe zwemin richting. Hoewel de onderhandelingen in beginsel reeds tot overeenstemming hebben geleid, is de behandeling van deze aangelegenheid nog niet zoover gevorderd, dat thans reeds een desbetreffend voorstel bij Uwe Vergadering aanhangig kan worden gemaakt. Evenwel zal bij een nieuwe verpach ting van den tol met de plannen van de zwemvereeniging in dien zin rekening moeten worden gehouden, dat eventueel de in de tolverpacliting begrepen tuingrond moet worden verkleind en de thans geldende voorwaarden moeten worden aange vuld met een verbod tot het hebben van mestputten en het houden van varkens. Voorts zal het den tolpachter, komt de nieuwe zweminrichting tot stand, niet meer mogelijk zijn, het erf te water vanaf het Poelmeer te bereiken. De heer Ciggaar is na gevoerde besprekingen bereid be vonden, met inachtneming van een en ander den tol wederom gedurende het tijdvak 1 Mei 1932—1 Mei 1934 te pachten tegen een pachtsom van 1600.per jaar, indien de plannen in zake de zweminrichting geen, en van 1500.per jaar, indien die plannen wel doorgang vinden. In verband met de tegenwoordige tijdsomstandigheden kan o.i. met deze bedragen, alsmede met den betrekkelijk korten pachttijd van twee jaren genoegen worden genomen. Volledigheidshalve voegen wij hieraan nog toe, dat met het oog op het afloopen op 30 April a.s. van de laatstelijk bij Koninklijk Besluit van 26 April 1927, No. 56, verleende concessie tot het heffen van den tol, aan H. M. de Koningin is verzocht de machtiging tot tolheffing, ingaande 1 Mei 1932, wederom voor den tijd van vijf jaren te verlengen. In overeenstemming met het advies van de Commissie van Fabricage geven wij Uwe Vergadering, onder verwijzing naar de in de Leeskamer ter visie liggende stukken, in o vei weging het recht tot heffing van den weg- en watertol tegenover den Rijnsburgschen Vliet, bij het „Leidsche Hek", waaronder begrepen de huur van de huizing, staande op het trekpad aan dien Vliet, alsmede de huur van den tuin grond, gelegen bij, en van het perceel grond, gelegen achter de woning, voor den tijd van twee jaren, ingaande 1 Mei 1932, te verpachten aan P. Ciggaar, te Oegstgeest, voor een jaarlijksclie pachtsom van 1500,indien de verhuring van gedeelten grond en water nabij de tolgaarderswoning aan de Oegstgeester Zwemvereeniging „Poelmeer" wel, en van 1600.indien die verhuring geen doorgang vindt, zulks onder voorbehoud van verlenging van de concessie tot tolheffing en overigens onder de bestaande, m.m. ge wijzigde voorwaarden, eventueel aangevuld in den zin, als hiervoor is aangegeven. Aan den Gemeenteraad. Burg. Weth. en van Leiden. N°. 82. Leiden, 31 Maart 1932. Ingevolge Uw besluit van 20 April 1931 (Ingek. Stukken No. 105), werd voor den tijd van één jaar, ingaande 1 Mei 1931, bij verlenging aan den heer A. Backer tegen een prijs van 2863.70 verpacht de exploitatie van den Burcht en de Graanbeurs, alsmede het voormalige z.g. Notarishuis. De verpachting geschiedde slechts voor den tijd van één jaar, met het oog op de in onderzoek zijnde vraag, of het aanbeveling zou verdienen aan de hotelgelegenheid te dezer stede uitbreiding te geven door het gebouwencomplex vol ledig geschikt te doen maken voor een exploitatie als hótel- café-restaurant in modernen zin. De bijzondere tijdsomstandigheden zijn oorzaak, dat deze aangelegenheid nog niet tot afdoening kon worden gebracht en dat ook nog geen beslissing kon worden genomen omtrent de uit te voeren herstellingen en verbeteringen, indien niet tot bedoelde verbouwing werd overgegaan. Onder deze omstandigheden verdient het aanbeveling, de pacht wederom voor den tijd van slechts één jaar te ver lengen. De heer Backer is tot deze continuatie bereid tegen den geldenden pachtprijs en onder de bestaande Voorwaarden, zoo dat de gemeente ook thans weder het recht zal hebben de huur met een termijn van drie maanden tusschentijds op te zeggen. Wij geven Uwe Vergadering mitsdien in overweging de exploitatie van den Burcht en de Graanbeurs, alsmede het voormalige z.g. Notarishuis", wederom aan den heer A. Backer alhier te verpachten voor den tijd van één jaar, ingaande 1 Mei 1932, tegen een gezamenlijken pachtprijs van ƒ2863.70 en verder onder de bestaande voorwaarden, waaronder de bepaling, dat de gemeente zich het recht voor behoudt in den loop van den pachttijd de pacht met een termijn van ten minste drie maanden op te zeggen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 83. Leiden, 31 Maart 1932. Het ligt in het voornemen van het Rijk den op het rijks wegenplan voorkomenden weg Leiden—Bodegraven te ver beteren. Het betreffende plan omvat ook het in de gemeente Leiden gelegen gedeelte van dien weg tusschen de Room- burgerbrug en de grens van de gemeente Zoeterwoude. Oorspronkelijk was het de bedoeling alleen de wegbe- strating te verbreeden van 4 tot 6 Meter en de Zuidwest zijde van den weg te verbeteren door het dempen van de bermsloot, het ter plaatse leggen van een rioleering, het daarop aansluiten van liuisrioleeringen en van de rioleering in de Meerburgerstraat, en het maken van een rijwielpad. In deze werken werd ten slotte op dezerzijdscli voorstel nog de aanleg van een trottoir langs de woningen begrepen. Naderhand werd met het Rijk in overleg getreden over een verbetering, die behalve de Zuidwestzijde ook de Noord oostzijde van den Hoogen Rijndijk betreft, waardoor een afdoende oplossing zal worden verkregen. Dit plan beoogt naast het verbreeden van den rijweg, het dempen en rioleeren van de slooten aan beide wegzijden, het rooien van de boomenrij aan de Noordoostzijde, het maken van tegel trottoirs aan beide zijden, het plaatsen van nieuwe boomen in het Noordoostelijk trottoir en het maken van een rijwiel pad aan de Zuidwestzijde. Bedoeld overleg heeft tot resultaat gehad, dat in groote lijnen over het ruimere plan en de in de uitvoering daarvan door de gemeente bij te dragen kosten overeenstemming is bereikt. Over de uitwerking in details worden momenteel nog onderhandelingen gevoerd. Bij de uitvoering zoowel van het beperkte als van het ruimere plan zullen door de gemeente aan het Rijk moeten worden verkocht de bermen aan beide zijden van den Hoogen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 2