MAANDAG 15 FEBRUARI 1932.
51
Stichting bijz. school.
(Tepc e.a.)
heid hebben te kalmeeren, alvorens op een drukken weg te
komen.
De heer van Es is volkomen tevreden met hetgeen de
Wethouder aan den heer Bosman heeft geantwoord, maar
hij moet er den heer Bosman toch nog op wijzen, dat deze
met zijn tegenstemmen te vroeg is; hij zou veel meer succes
kunnen behalen bij punt 16 der agenda. Hier betreft het een
uitgave, waartoe de Raad verplicht is zijn medewerking te
verleenen, terwijl dat bij agendapunt 16 niet het geval is. Als
de heer Bosman 50.000.wil bezuinigen, kan hij zijn doel
bereiken door te stemmen tegen het voorstel, vermeld onder
genoemd agendapunt, maar hier kan hij zijn verzet niet vol
houden, als hij een royale uitvoering van de wet voorstaat,
zooals spreker altijd van hem heeft gezien.
De heer Bosman heeft tot zijn geruststelling uit den mond
van den Wethouder vernomen, dat naar diens overtuiging,
deze school wel noodig is. Spreker had dien indruk niet ge
kregen. Uit de voorgeschiedenis van de aanvrage voor deze
school, had hij afgeleid, dat de voornaamste reden, waarom
men had uitgezien naar een nieuwe school, was gelegen in
oneenigheid tusschen de kerkelijke partijen, over een school
in Oegstgeest.
Over de vraag, of de school al dan niet aan een drukken
verkeersweg ligt, verschilt spreker van meening met den
Wethouder. Er zal vanaf de school een toegangsweg worden
gemaakt naar den Rijnsburgerweg, dus een zeer korte straat.
De Wethouder zegt wel, dat de school aan een rustige straat
ligt, maar het zij dan indirect, is zij toch aan den Rijnsburger
weg gelegen. Dit is voor spreker een reden om tegen den
verkoop van den grond te stemmen.
Hetgeen de heer van Es heeft gezegd, doet hier weinig ter
zake en kan moeilijk dienen ter bestrijding van hetgeen spreker
heeft aangevoerd. Hoe hij bij punt 16 der agenda zal stemmen,
zal wel blijken als dat punt aan de orde gesteld wordt. Dat
zal de heer van Es dus hebben af te wachten.
De heer Knuttel zegt, dat voor hem twee zaken hierbij in
het geding zijn, allereerst of deze school inderdaad, ook van
het standpunt van de aanvragers en ook van dat van de
tegenwoordige pacificatie, recht van bestaan heeft en verder
of, ook afgezien daarvan, spreker zijn steun aan deze school
mag geven.
Volgens den Wethouder is die school wel degelijk noodig;
dat staat toch niet zoo vast. Uit het laatste Gemeenteverslag
blijkt, dat het leerlingenaantal van de bijzondere scholen hier
dalende is; in het afgeloopen jaar zijn zoowel de leerlingen
van het openbaar als van het bijzonder onderwijs eenigszins
in aantal gedaald.
De heer Tepe gelooft niet, dat dit geldt voor het bijzonder,
wel voor het openbaar onderwijs.
De heer Knuttel dacht, dat dit ook gold voor het bijzonder
onderwijs. In elk geval heeft niet plaats gehad een toeneming
van het aantal leerlingen, die deze school noodig zou maken.
Dit doet echter inzooverre minder terzake, omdat volgens
spreker het onderwijs aan deze bijzondere scholen altijd door
confessioneele bevooroordeeldheid door opsluiten in bepaalde
confessioneele gezichtskringetjes, moet achterstaan bij het open
baar onderwijs. Spreker kan dit niet steunen en in de hand
werken en zal daarom in elk geval tegen dit voorstel stemmen.
De heer Groencveld juicht de stichting van deze school
niet toe en heeft zich op den daarvoor geschikten tijd er
ook tegen verzet; intusschen hebben Gedeputeerde Staten
echter beslist, dat de aanvrage voor deze school moest worden
ingewilligd; spreker is het niet met Gedeputeerde Staten
eens en ook niet met het door hen gebruikte motief, n.l. de
toeneming van de bevolking in dat stadsdeel. Spreker heeft
vroeger reeds aangetoond, dat de politieke en godsdienstige
inzichten der bevolking van dat stadsdeel absoluut geen aan
leiding geven tot stichting van een Gereformeerde school,
maar veeleer tot die van een openbare school. Dit is echter
allemaal uitgevochten nu; het heeft geen zin daarover weer
te gaan debatteeren; men kan hier wel tegen stemmen, maar
dat is een gebaar zonder meer. Waar de zaak zoo staat zal
spreker niet tegen dit voorstel stemmen.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt aan
genomen met 29 tegen 4 stemmen.
Vóór stemmen: de heer Beekenkamp, mevrouw Braggaar
de Does, de heeren Wilbrink, van Tol, van Stralen, Meijnen,
Vallentgoed, Groeneveld, van der Reijden, Schüller, Tepe,
Stichting bijz. school.
(Bosman e.a.)
Romijn, Goslinga, Eikerbout, Manders, Bergers, Simoriis,
Koole, van Rosmalen, Huurman, Wilmer, Verweij, de Reede,
van Eek Kooistra, Kuipers, mevrouw de Clerle Bruijti, de
heeren Coster en van Es.
Tegen stemmen: de heeren van Eecke, Vos, Knuttel en
Bosman.
XVI. Voorstel tot beschikbaarstelling van gelden ten behoeve
van den bouw en de inrichting van een openbare bewaar
school aan de Verlengde Atjehstraat hoek Verlengde Suma-
trastraat.
(Zie Ing. St. No. 40.)
De heer Bosman vraagt of het met het oog op den finan-
cieelen toestand der gemeente niet mogelijk zou zijn, dezen
bouw nog wat uit te stellen. Spreker erkent wel het nut
van die school, hij acht die inderdaad nuttig en noodig,
maar spreker acht alle reden aanwezig om tot dien bouw op
het oogenblik nog niet over te gaan en liever andere tijden
af te wachten, omdat de gemeente, de op zoo langen termijn
benoodigde gelden, thans niet kan krijgen.
De heer Groeneveld heeft tegen dit voorstel geen bezwaar,
maar wel tegen de afmetingen van de speelplaats, die 50 x 6J M.
zijn; de onderwijscommissie achtte die eenstemmig ongeschikt.
Spreker acht een dergelijke langgerekte, smalle speelplaats
toch onvoldoende. In de stukken staat wel, dat zij wel ver
groot zal kunnen worden, wanneer dat later noodig blijkt,
maar die ongeschiktheid is toch wel zoo duidelijk, dat men
niet behoeft af te wachten, totdat die later blijkt. Het staat
nu al vast, dat een dergelijke speelplaats ongeschikt is. Spreker
dringt er op aan direct, bij den bouw van de school al, een speel
plaats van behoorlijke en bruikbare afmetingen te maken.
De heer Knuttel onderschrijft de opmerking van den heer
Groeneveld en spreekt er zijn spijt over uit, in tegenstelling
tot den heer Bosman, dat de Raad zoo lang op dit voorstel
heeft moeten wachten, nadat de principieele beslissing inzake
het bewaarschoolonderwijs in het algemeen was genomen.
Spreker hoopt, dat met den bouw van de andere bewaarscholen
meer haast gemaakt zal worden.
De heer Tepc is volgens den heer Bosman te vroeg, volgens
den heer Knuttel te laat met dit voorstel; daaruit meent
spreker te mogen concludeeren, dat hij juist op tijd is.
De vraag of de bouw van een dergelijke school noodzakelijk
is, hangt grootendeels hiervan af, hoe men in het algemeen
denkt over de wenschelijkheid van het aanwezig zijn van vol
doende bewaarschoolonderwijs. Spreker acht, gezien de tegen
woordige omstandigheden, de stichting van bewaarscholen niet
absoluut een levensquaestie; het blijft altijd een quaestie van
individueel inzicht, wat men in de gegeven omstandigheden
tot de meest noodzakelijke maatregelen wil rekenen; men kan
dat verschillend bezien. De een zal grooter waarde hechten
aan verbetering van woningtoestanden, de ander aan verbe
tering of uitbreiding van het onderwijs. Hier moet het indi-
vidueele gezichtspunt den doorslag geven in het algemeen.
Nu de Raad eenmaal besloten heeft om, voor zoover noodig,
nieuwe openbare bewaarscholen te stichten, en speciaal een
in de Kooi, meent spreker, dat men zich op het oogenblik
niet moet laten beïnvloeden door de ongunstige omstandigheden,
om de uitvoering van dat besluit nog langer uit te stellen.
Spreker geeft toe, wanneer de toestand op het oogenblik zoo
was, dat het volstrekt onmogelijk was een cent uit te geven,
dan moest het blijven liggen, maar spreker acht den toestand
van de gemeente op het oogenblik niet zóó bedenkelijk, dat
men die conclusie zou moeten trekken.
Volgens de heeren Groeneveld en Knuttel was de speelplaats
bij deze school door haar eigenaardigen vorm ongeschikt
daarvoor en de heer Groeneveld weet, dat spreker dit is
in de onderwijscommissie gebleken het daarmede volkomen
eens is. Met algemeene stemmen heeft de onderwijscommissie
aan Burgemeester en Wethouders geadviseerd, deze speel
plaats te vergrooten. Het is tenslotte slechts een kwestie van
afwachten of de kinderen daar een behoorlijke speelplaats
zullen hebben.
Het is den heer Groeneveld eveneens bekend, dat in de
onderwijscommissie ook de mogelijkheid is besproken, om het
speelterrein achter de school gedeeltelijk beschikbaar te stellen
als speelplaats voor de kinderen van deze bewaarschool, maar
dat de commissie de voorkeur gaf aan een eigen speelterrein
van betere afmetingen.
Tenslotte houdt deze zaak eenigszins verband met de finan
ciën. De heeren zullen zich herinneren, dat bij de behandeling
van de bewaarschoolkwestie het uitgangspunt is geweest, dat