MAANDAG 15 FEBRUARI 1932. 47 Interpellatie Kooistra. (Kooistra.) dat hij bij de behandeling van de begrooting heeft gedaan en dat de meerderheid van den Raad heeft verworpen, had betrekking op het stadsgedeelte, waar nu een bouwvallige woning is ingestort. Spreker kan Burgemeester en Wethouders niet van schuld ontheffen, want zij zeggen wel, dat hun aandacht steeds op de slechte woningtoestanden is gevestigd, maar wanneer het zoover komt, dat een woning, niet door storm doch door bouwvalligheid, instort, is het College niet van zorgeloosheid vrij te pleiten, omdat het aan de wet in voldoende mate de macht en de gelegenheid kan ontleenen om dergelijke dingen te voorkomen. Met de wet in de hand kan worden voor geschreven, dat herstellingen moeten plaats hebben, welke niet alleen de bouwvalligheid voorkomen, maar ook de be woonbaarheid bevorderen, en waar Burgemeester en Wet houders ten opzichte van tal van woningen van die gelegenheid geen gebruik maken, gaan zij bij een geval als zich thans heeft voorgedaan niet vrij uit. In sommige dagbladen is zelfs gezegd, dat het niet zoo erg was, dat een woning, die toch voor afbraak bestemd was, instortte, maar indien een dergelijke opvatting bij Burgemeester en Wethouders mocht postvatten, dan zou spreker dat betreuren. Indien het zoover is, dat er eerst menschen onder steenen bedolven moeten worden, alvorens men de gebreken aan een huis ziet, dan kan spreker niet zeggen, dat Burgemeester en Wethouders bijzonder actief zijn. Wanneer dit des nachts was geschied, waren ongelukken niet uitgebleven, flot College zegt nu wel, dat het daaraan aandacht schenkt, maar dit bewijst, dat dit niet zoo is; het College is niet van schuld vrij te pleiten, evenmin als de bouwpolitie, die toezicht moet houden en volgens wet en verordening bevoegd is, heistellingen aan te doen brengen. Hierin moet noodzakelijk verandering worden gebracht. Deze krotwoningen worden in den regel voor een lagen prijs aan gekocht door personen, die er verder absoluut geen aandacht aan schenken, soms niet eens weten waar de woningen staan zij laten alleen de huur innen. Wanneer men dit nu moet overlaten aan dergelijke eigenaren, dan kan men begrijpen, dat het verwaarloosd wordt en dat gevaar voor de bewoners niet uitgesloten is en spreker acht het College schuldig, indien dit daarop niet voldoende toezicht houdt. Zoo'n krot woning kost misschien 300.de huur is per week/1.75; er wordt dus grof op verdiend en het is dus zeer goed te rechtvaardigen, wanneer dien personen opgedragen wordt, beter toe te zien op het onderhoud en voor herstellingen te zorgen. Het tegenwoordige systeem hier om woningen af te keuren en onbewoonbaar te verklaren kan goed werken, wanneer het n.l. goed wordt toegepast. Vroeger deed de Gezondheids commissie telkens rondgangen door de stad en bracht daar over rapport aan het College uit, waarop dan onbewoonbaar verklaring volgde; daardoor moest elke 6 maanden door den Raad toestemming worden verleend, nog niet tot ontruiming van die woningen over te gaan; hoewel dat vervelend was, was het toch een goede barometer, waaraan men kon zien, hoeveel krotten er nog in Leiden waren. Daarop heeft meri dit trachten te vinden, dat men de rapporten van de Gezond heidscommissie niet meer openbaar maakte; den laatsten tijd heeft spreker er meermalen om gevraagd, maar het is niet geschied. Thans wordt dat systeem niet meer toegepast; tegen woordig worden er woningen gebouwd, niet voldoende, slechts weinig en dan worden evenveel oude woningen ontruimdmen vraagt dan aan de Gezondheidscommissie om die woningen na te zien en ter onbewoonbaarverklaring aan het College voor te dragen. Dat systeem zou wel goed zijn, indien veel woningen werden gebouwd ter voorziening in de te Leiden bestaande behoefte aan huizen voor menschen, die weinig huur kunnen betalen, maar waar slechts weinig woningen van die soort worden gezet, kan men begrijpen, dat het aantal gevallen, dat menschen in krotten wonen, vermeerdert in plaats van vermindert. In het systeem, dat Bouw- en Woningtoezicht toepast, dient dus verandering te worden gebracht. Er verschijnt wel elk jaar een beredeneerd verslag omtrent de woningtoestanden te Leiden, maar daarin kan men geregeld lezen, dat onbewoonbaarverklaring ingevolge artikel 21, eerste lid, der Woningwet, niet beeft plaats gehad. Dit is een gevolg van het systeem, dat wordt toegepast. Naar sprekers meening wordt in deze aangelegenheid de Woningwet geheel gesaboteerd. De Voorzitter zeide dat, als er klachten komen, daaraan voldoende aandacht zal worden geschonken. Er zullen echter niet veel klachten komen, omdat er nu eenmaal, niet alleen te Leiden maar ook elders, tal van personen zijn, die door de maatschappelijke toestanden doordat het hoofd van het gezin, waartoe zij behoorden, een te gering inkomen had om Interpellatie Kooistra. (Kooistra e.a.) een behoorlijke woninghuur te betalen van kindsbeen af in een krotwoning hebben gewoond en daaraan zoo gewend zijn, dat zij zich met geduld in dien toestand schikken en niet gevoelen in welken poel zij zitten. Achter het feit, dat er geen klachten binnenkomen, mag het gemeentebestuur zich niet verschuilen. Het is in de eerste plaats verplicht te zorgen, dat de menschen, die in dien poel van ellende verkeeren, die in stinkende woningen vertoeven, daaruit worden gehaald en een beter onderdak krijgen. Men mag dat niet aan die menschen zelf overlaten. Wanneer het zoover komt, dat er klachten over de woningtoestanden worden geuit, zooals door een paar menschen is geschied, dan heeft men het ten aanzien van de opvoeding van die menschen op dit punt reeds een heel eind gebracht; dan gevoelen zij, dat zij daar niet meer thuishooren en dan zal door hun aandrang die toestand wel beter worden. Omdat het op het oogenblik evenwel nog niet zoover is met zoovele men schen, mag men zich niet verschuilen achter de mededeeling, dat er geen klachten komen; dat is een verkeerd systeem. Spreker heeft weer eens een rondgang door de stad ge maakt en verschillende zeer slechte woningen bezocht, waar naar noodzakelijk een onderzoek moet worden ingesteld; spreker hoopt, dat het College hieraan zijn aandacht niet zal ontzeggen. Spreker wijst op de woningen Klikstraat 2 en 4, waarvan het dak scheef en ingevallen is en zeer sterk naar voren helt. De daken van de woningen Looierstraat 2, 26 en 30 rusten op sparren, dit zijn steunstukken, die zeer slecht zijn om een dak te houden; wanneer zij goed stevig zijn, is het wel bewoonbaar, maar wanneer een huiseigenaar er niets aan doet, gaan zij doorbuigen, waardoor de goten worden omge trokken en deze gaan afzakken; het breken van die sparren komt veel voor; daardoor verschuiven de pannen of gaan zij kapot, waardoor gaten ontstaan en het huis onbewoonbaar wordt. Spreker wijst verder op de woning Weverstraat 42, die nog ƒ2.10 huur doet, maar er ellendig uitziet; spreker hoopt, dat men daar eens gaat kijken. De bewoners klagen over onzuiverheid van deze woning. Wanneer spreker alleen die woningen ziet, heeft het zoo weinig resultaat, maar er is meer kans op verbetering, wanneer hij dat hier brengt. De heer Wilbrink zegt, dat de heer Kooistra dan Burge meester en Wethouders moet meenemen. De heer Kooistra zegt, dat het College waarschijnlijk voor een uitnoodiging van spreker voor een dergelijk reisje zou bedanken. Spreker heeft dat nog niet geprobeerd, maar als hij van Burgemeester en Wethonders de toezegging krijgt, dat zij eventueel op een dergelijk verzoek willen ingaan, zal het hem aangenaam wezen de menschen te brengen daar, waar zij naar zijn meening moeten komen. Al bezoekt spreker de woningen en al constateert hij, dat verbeteringen behooren te worden aangebracht, dan baat dat weinig en daarom zal hij verschillende woningen aangeven, welke naar zijn meening voor een onderzoek in aanmerking komen. In de eerste plaats de perceelen Waardgracht 123125, welke scheef tegen elkander staan en een gevaar opleveren voor de omgeving en voor de bewoners; verder de perceelen Minnebroersgracht 5, 7, 15, 17 en 19 en het perceel Kijf- gracht 11, dat reeds in 1920 door de Gezondheidscommissie als slecht werd gekwalificeerd. Spreker heeft een heel lijstje van dergelijke woningen, b.v. in de Mirakelsteeg. De Voorzitter verzoekt den heer Kooistra hem dat lijstje ter hand te stellen. De heer Kooistra zal daaraan gaarne voldoen. Voorts komt een woning op de Doelengracht, hoek Doelen steeg, in aanmerking voor het aanbrengen van eenige stempels of stutten. Die woning wordt gesteund; de deurstijlen rusten op hardsteenen neuten, maar die stijlen zijn van onderen zoodanig verrot, dat er van steunen op die neuten weinig sprake meer is. De verankering heeft reeds plaats gehad bij de kroonlijst, maar het huis heeft een buik, zoodat eerst daags instorting is te verwachten. Ook op den toestand van het perceel Doelengracht 15 vestigt spreker de aandacht van Burgemeester en Wet houders. Spreker komt tot de conclusie, dat het gewenscht is, dat Burgemeester en Wethoudersin deze de hand aan den ploeg slaan. Nu hoopt spreker, dat men niet zal volstaan met een be spreking hier over dit onderwerp, maar dat het College een dergelijk onderzoek zal instellen; daartoe doet spreker een voorstel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 3