21 N°. 53. Leiden, 25 Februari 1932. Ingevolge Uw besluit van 30 Juli 1923 (Ingek. Stukken No. 224) wordt het schoolgeld voor het gewoon lager-, buitengewoon lager- en uitgebreid lager onderwijs vanwege den Gemeente-ontvanger kosteloos opgehaald langs de huizen der schoolgeldplichtigen met een inkomen van minder dan ƒ2.000.die het verlangen tot wekelijksche inning kenbaar maken. Deze ophaaldienst voorziet, naar de ervaring van de voorgaande jaren leert, wel in een behoefte. Het aantal aangeslotenen is stationnair 800, terwijl jaarlijks ongeveer 8.500.wordt opgehaald. De aan deze invordering verbonden kosten kunnen worden gesteld op 2.350.;(loon van den ophaler en admi nistratie). Hoewel de dienst bij den Gemeente-ontvanger uitstekend functionneert, verdient het uit een oogpunt van efficiency aanbeveling de inning over te brengen naar de vereeniging Leidsche Belastingophaaldienst, die immers bij het meerendeel der schoolgeldplichtigen toch reeds belastingen ophaalt. Op de daartoe door ons College gedane vraag, heeft de vereeniging zich bereid verklaard het ophalen van de school gelden als boven omschreven, op zich te nemen. Aan de schoolgeldplichtigen mogen door den Leidschen Ophaaldienst uiteraard voor de inning geen kosten in rekening worden gebracht; in verband hiermede moet, naast de algemeene gemeente-subsidie, aan de vereeniging voor de ter zake te verrichten werkzaamheden een vaste som als vergoeding worden toegekend. Het door den Ophaaldienst gevraagde bedrag van 1.000.per jaar komt ons College aan nemelijk voor. De vereeniging heeft voorts verzocht, om ook de ge meentelijke straatbelasting bij haar leden te mogen ophalen. Hoewel deze belasting, in verband met haren aard, voor de vereeniging slechts van beperkte beteekenis is, bestaat tegen inwilliging van het verzoek bij ons geen bezwaar. Ook voor de invordering van deze belasting behoort de vergoeding afzonderlijk te worden geregeld. Wel moet de grootte der vergoeding, evenals de algemeene subsidie, afhankelijk zijn van de geïnde som, maar het percentage moet worden gesteld op 2%. aangezien de rijkssubsidie zich niet over deze belasting uitstrekt. De straatbelasting zal natuurlijk niet in aanmerking mogen komen bij de berekening van de algemeene subsidie. Blijkens de in de Leeskamer ter visie liggende begrooting van den Ophaaldienst voor het jaar 1932, sluit deze met een tekort van 967.30. Verschillende oorzaken zijn hiervoor aan te wijzen. In de eerste plaats kan worden genoemd de daling van de opbrengst der belastingen, o. a. als gevolg- van de wijziging van het gemeentelijk belastingstelsel (ver vanging van de plaatselijke inkomstenbelasting door de gemeentefondsbelasting met opcenten) waardoor automatisch de rijks- en gemeentesubsidie verminderden. Wegens gemeen tesubsidie kan, hoewel het maximum ingevolge raadsbesluit van 19 November 1928 (Ingek. Stukken No. 213) ƒ2.000. bedraagt, op den voet van de bestaande regeling slechts 1712.50 worden uitgetrokken. Verder zijn de lasten gestegen, zooals de loonen van het administratieve personeel en de kosten van localiteit, terwijl ook overigens de ontvang-ten reeds niet toereikend waren, om in alle uitgaven te kunnen voorzien. Hoewel toch de daling van de belastingopbrengst in 1930 nog niet liaar invloed deed gelden, leverde dat jaar een tekort van 388.95| en ook het jaar 1931 zal met een deficit sluiten. Met het oog op het belang van de gemeente bij den Ophaaldienst, acht ons College het noodig, dat zijn financiën op goede basis worden gevestigd. Aangezien verhooging van rijkssubsidie uitgesloten is, moet de gemeentesubsidie worden gewijzigd. Deze bedraagt sinds 1928: 1% van de geïnde sommen tot en met 100.000.—. van de geïnde sommen boven 100.000.tot en met 200.000.—. van de geïnde sommen boven 200.000.tot en met 250.000. met een maximum van 2.000. Deze percentages zouden wij willen zien gebracht op resp. 1£, IJ en waardoor het maximum zal stijgen tot 3000. Volgens de rijksregeling wordt genoten 1 van de voor het Bijk geïnde sommen tot en met 250.000van de geïnde sommen boven 250.000.tot en met 500.000. en i van de geïnde sommen boven 500.000. De begrooting is opgemaakt naar een geraamd geïnd bedrag van 195.000.—, zoodat als rijkssubsidie is uitge trokken f 1950.De gemeentesubsidie kan bij de voorge stelde wijziging worden verhoogd met het bedrag van het tekort ad 967.30 en mitsdien van 1712.50 op 2679.80 wórden gebracht. Er bestaat bij deze regeling, wat het maximum-bedrag betreft, derhalve voldoende speling. Vervolgens is het gewensclit het tekort over 1930 en 1931 te dekken door een bijdrage in eens van de gemeente. Voor verdere bijzonderheden betreffende een en ander, verwijzen wij naar de hieronder volgende conclusie van ons voorstel en naar de in de Leeskamer ter visie liggende stukken. Slechts merken wij nog op, dat ingevolge het bepaalde sub 2°. de Ophaaldienst zijn werkzaamheden op den gewonen voet ook zal kunnen uitstrekken tot andere schoolgelden, dan de hiervoor genoemde. Het overbrengen van de werkzaamheden, verbonden aan het ophalen van de schoolgelden, van het kantoor van den Gemeente-ontvanger naar den Leidschen Belasting Ophaal dienst, biedt een goede gelegenheid, om de invordering van de bijdragen wegens ziekenhuisverpleging en wegens het verleenen van Eerste Hulp, die ingevolge de desbetreffende verordeningen thans door den Gemeentelijken Geneeskun digen en Gezondheidsdienst geschiedt, aan den Gemeente ontvanger op te dragen. De wenschelijkheid van deze veran dering spreekt voor zich zelf, en behoeft dus geen toelichting. Echter zullen de verordeningen in dien zin belmoren te worden gewijzigd, waartoe nader een voorstel zal worden ingediend. Wij geven Uwe Vergadering alsnu in overweging: I. met wijziging van de raadsbesluiten van 13 Februari 1928 en 19 November 1928: a. aan de vereeniging Leidsche Belastingophaaldienst te Leiden, voor den duur, dat deze vereeniging op den voet, neergelegd in de missive van den Minister van Financiën d.d. 6 November 1928, subsidie uit 's Eijks kas geniet, een subsidie toe te kennen van ten hoogste ƒ3.000.per jaar, gerekend te zijn ingegaan met het jaar 1932, en berekend naar het bedrag der jaarlijks voor het Bijk en de Gemeente opgehaalde belastinggelden t. w. 1| van de geïnde sommen tot en met 100.000.11 van de geïnde sommen boven ƒ100.000.tot en met ƒ200.000.en i van de geïnde sommen boven ƒ200.000.tot en met ƒ250.000.met dien verstande, dat voor de berekening van het bedrag van de subsidie niet medetellen de opgehaalde gelden der straatbelasting en de hierna onder d. genoemde school gelden, en dat de subsidie in geen geval meer zal bedragen dan tot dekking van het tekort van de door Burgemeester en Wethouders goedgekeurde rekening van den Ophaaldienst vereischt wordt; b. voor gelijken duur als waarvoor de gemeente-subsidie geldt, te waarborgen de overstorting ten kantore der rijksadministratie van de door de vereeniging Leidsche Belastingophaaldienst bij haar leden voor het Bijk opge haalde belastinggelden en Burgemeester en Wethouders te machtigen een verzekering te sluiten tot dekking van het daaruit voor de gemeente voortvloeiend risico; c. aan de vereeniging, met ingang van een door Burge meester en Wethouders te bepalen datum, voor den duur van de gemeente-subsidie, een afzonderlijke vergoeding toe te kennen voor het ophalen der straatbelasting ten bedrage van 2 der jaarlijks geïnde som; d. met ingang van een door Burgemeester en Wethouders te bepalen datum, aan de vereeniging tegen een jaarlijksche vaste vergoeding van ƒ1.000.tot wederopzeggens, op te dragen, het wekelijks ophalen, ingevolge raadsbesluit van 30 Juli 1923, van de schoolgelden voor het gewoon lager-, buitengewoon lager- en uitgebreid lager onderwijs aan de huizen der schoolgeldplichtigen vallende in een der schalen 1 t/m 6 van de tabellen der desbetreffende verordeningen, met dien verstande, dat voor het ophalen van deze gelden geen inningskosten of andere vergoeding van de schoolgeld plichtigen mogen worden gevorderd; een en ander onder de volgende voorwaarden en bepa lingen 1°. de gemeente is bevoegd de waarborging en de sub sidie te beëindigen, indien de dienst naar het oordeel dei- gemeente voor haar geen voldoende voordeel meer oplevert 2°. de gemeentebelastingen, die door de vereeniging zullen worden opgehaald, worden aangewezen door Burgemeester en Wethouders 3°. het bestuur dient jaarlijks vóór 1 September een be grooting voor het volgend jaar en vóór 1 Maart de rekening en verantwoording met een verslag van de verrichte werk zaamheden over het afgeloopen jaar bij Burgemeester en Wethouders in; de begrooting en de rekening behoeven de goedkeuring van Burgemeester en Wethouders; 4°. de vereeniging moet de belastinggelden, onmiddellijk na inning, storten bij den Gemeente-ontvanger, die van elke storting aan de vereeniging bewijs van ontvangst afgeeft; 5°. de voor het Bijk geïnde belastinggelden worden dooi de zorg van den Gemeente-ontvanger aan de Bijksbelasting- administratie afgedragen. Met afwijking van het bepaalde in artikel 121, 2e lid der gemeentewet geschiedt de afdracht

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 3