22
MAANDAG 25 JANUARI 1932.
Gemeentebegrooting.
(de Clerde Bruijn e.a.)
noodig is dan anders. Ook is bij de in dienst neming van de
tegenwoordige lokalen gezegd, dat naar een ruimere en
betere werkgelegenheid uitgezien zou worden; tot op heden
is daarvan niets gebleken; het is steeds bij de borstel- en
bezemmakerij en mattenvlechterij gebleven. Ook verkeert de
wagen, waarmede de artikelen langs de huizen gereden
worden, in zeer slechten toestand; die zal niet lang meer
gebruikt kunnen worden. Door haar financieele moeilijkheden
is de vereeniging niet in staat zich een nieuwen wagen aan
te schaffen'; dat is heel jammer, want op die artikelen was
nog wel eenige winst te boeken, wat nu bij de andere
artikelen niet meer mogelijk is; vooral in de toekomst wordt
het hoe langer hoe moeilijker, de artikelen at te zetten.
Spreekster wil de vereeniging geen blaam opleggen; die doet
al het mogelijke, maar is en blijft financieel onmachtig meer
te doen.
De zorg voor de blinden moet taak der overheid worden.
Waarom wordt niet beproefd de blinden in een andere om
geving te brengen ten einde daar van hun werkkrachten
gebruik te maken? Te Amsterdam tracht men hen in inrich
tingen te werk te stellen. Zoo is er een blind meisje geplaatst
in een linnen magazijn van een ziekeninrichting en dat gaat
heel goed. Er is eenige tijd verloopen, alvorens zijdenoodige
routine bezat, maar tenslotte blijkt zij het even goed te
kunnen, als iemand, die zien kan.
Spreekster geelt in overweging eens een proef te nemen
met het plaatsen van een blinden man in een magazijn van
de Lichtfabrieken of van een ziekenhuis. Een der blinden
beweert, dat hij zeker in staat zou wezen dat werk naar
behooren te verrichten.
Het maken van borstels blijft een eentonig werkeigenlijk
is het gevangenisarbeid. Een blinde, die toch al ongelukkig
is, heeft er recht op, dat de overheid hem helpt om zich een
behoorlijk bestaan te verschaffen. Hij mag niet afhankelijk
worden gesteld van de liefdadigheid; dat is voor niemand
aangenaam en zeker niet voor een blinde, die buiten zijn
schuld hulpbehoevend is.
Spreeksters fractie wenscht door het instellen van een
gt meentelijke commissie voor blindenzorg voor de blinden
een behoorlijken toestand in het leven te roepen, opdat hun
niet steeds het zwaard van Damocles boven het hoofd hangt,
want, indien de artikelen, welke zij thans vervaardigen, niet
meer afgenomen worden, kunnen zij niet in hun onderhoud
voorzien. En de vereeniging kan hun, wanneer er geen werk
gelegenheid is, geen behoorlijke toelage uitkeeren.
Spreekster hoopt, dat de Raad het voorstel van haar fractie
zal willen aanvaarden.
De heer Komijn zegt, dat deze subsidie-post aantoont, dat
ook de gemeente werkelijk begaan is met het lot der blinden.
Het verschil tusschen mevrouw de Cler en het College betreft
niet het beginsel, of deze menschen in de moeilijke omstan
digheden, waarin zij verkeeren, al dan niet moeten worden
geholpen, maar wel de wijze, waarop die hulp moet worden
verstrekt.
Nu heeft mevrouw de Cler ter argumentatie, dat de ge
meente zelve de zorg voor de blinden op zich dient te nemen,
aangevoerd, dat de Vereeniging tot Verbetering van het Lot
der Blinden financieel niet in staat zou zijn de menschen zoo
afdoende te helpen als zij meent, dat noodig is, maar spreker
wijst er op, dat die Vereeniging een subsidie van de gemeente
ontvangt en dat, indien naar haar oordeel dat subsidie te gering
is om aan de rechtmatige verlangens, welke zij ten aanzien
van de verzorging der blinden koestert, tegemoet te komen,
in de eerste plaats van haar is te verwachten een verzoek om
meer subsidie alsmede een zoodanige uiteenzetting van den
toestand, dat het gemeentebestuur zich daaromtrent een oordeel
kan vormen. Tot dusverre is iets dergelijks niet ontvangen
en waar mevrouw de Cler nu op grond van de financieele
omstandigheden der Vereeniging bepleit het niet uitkeeren
van het subsidie en het instellen van een gemeentelijke com
missie voor de blindenzorg, stelt spreker daartegenover, dat
men dit in de eerste plaats van de vereeniging zelve dient
te vernemen, tenzij zou blijken, dat die vereeniging schro
melijk in haar plicht tekort schoot; daarvan is echter geen
sprake. Doordat deze vereeniging subsidie ontvangt, krijgt het
College ook haar begrooting en rekening en verantwoording.
Het College komt nog uit anderen hoofde in aanraking met
de personen, die in deze vereeniging zeer goed en schitterend
werk doen en weet aldus, dat niet aanwezig is de toestand, door
mevrouwdeClerhiergeschilderd.Mevrouw de Cler voerde voorts
den financieelen toestand van die vereeniging aan in verband
met de huidige tijdsomstandigheden, maar dat is geen motief
tot afschaffing van die particuliere hulp en om daarvoor een
gemeentelijke bemoeiing in de plaats te stellen, omdat ten
aanzien daarvan hetzelfde zich zou voordoenal was het nog
Gemeentebegrooting.
(Romijn e.a.)
zoo'n goede commissie, deze zou evenmin kans zien om dat
borstelwerk ver boven den kostprijs te verkoopen en aldus
winst te maken. Of het een particuliere of gemeentelijke in
stelling is, dat feit blijft precies hetzelfde; zeer vele menschen
en instellingen lijden onder de crisis; wanneer de tegen
woordige malaise, die ongetwijfeld ook op deze vereeniging
haar stempel zal drukken, voorbij is, zal ook dat min of meer
tijdelijke bezwaar zijn opgeheven.
Een argument van mevrouw de Cler voor overheidszorg in
deze was, dat in Amsterdam een blind meisje in een zieken
inrichting is geplaatst. Allereerst exploiteert Leiden geen
ziekenhuis en kan daar dus ook geen personeel aanstellen,
dat gerekend kan worden tot de onvolwaardige arbeidskrachten.
Over het tewerkstellen daarvan in overheidsdienst is het laatste
woord nog niet gesproken. Een partijgenoot van mevrouw
de Clerde Bruijn, de heer van Meurs, komt in een prae-
advies hierover, dat spreker door bemiddeling van den heer
Schüller ontving, tot de conclusie: het is een probleem, dat
niet zoo eenvoudig op te lossen is, dat men het in den Raad
terloops ter sprake kan brengen bij dit subsidie en oplossen.
Op dien grond kan men dus niet overgaan tot instelling van
een gemeentelijke commissie. Bovendien was mevrouw de Cler
een dergenen, die zeer sterk aandrongen op afschaffing der
Gemeentelijke Commissie voor Maatschappelijk Hulpbetoon, een
soortgelijke inrichting, omdat die niet werkte, zooals zij wer
ken moest en nu voorziet spreker dat, wanneer men dan hier
een einde heeft gemaakt aan dat mooie werk van die parti
culieren, die gemeentelijke commissie het ook niet precies
doet, zooals mevrouw de Cler wenschelijk acht, en dat die dan
ook weer afgeschaft zal moeten worden. Waar geen ernstige
klachten, in welk opzicht ook, het College hebben bereikt over
het werk van die vereeniging, waar het College integendeel
weef, dat zij goed werkt en dat de leden zich met hart en
ziel aan deze taak wijden, ziet het College geen aanleiding
om in te gaan op het voorstel van mevrouw de Cler.
Mevrouw de Clerde Bruijn zegt, dat de Wethouder niets
gezegd heeft over het subsidie; bij een bezoek aan de ver
eeniging bleek spreekster, dat het subsidie niet eens toereikend
was voor de uitbetaling der loonen; alles wat.de vereeniging
uit liefdadigheid bij elkaar kan krijgen, moet gebruikt worden
voor de artikelen, die gemaakt moeten worden. Waarom de
vereeniging dus niet om dat subsidie gevraagd heeft, weet
spreekster niet; wel is spreekster bekend, dat als er eenmaal
een particuliere vereeniging is, deze liever geen overheidszorg
en -bemoeiing ziet, al moet zij de blinden daaraan opofferen.
De vereeniging heeft die gemeentelijke bemoeiing liever niet,
maar de Raad kan zich daaraan niet storen. Spreekster heeft
toegegeven, dat de vereeniging goed werk doet, maar zij is
niet in staat, den blinden een behoorlijk bestaan te bezorgen,
en zeker niet in den tegenwoordigen tijd, nu, zooals de Wet
houder terecht zegt, de ongunstige omstandigheden ook op
de vereeniging drukken. De blinden mogen daarvan niet de
dupe worden.
De Wethouder wees er op, dat Leiden geen gemeentelijk
ziekenhuis heeft, maar er bestaan hier toch wel gemeentelijke
gestichten, n.l. Endegeest, Rhijngeest en Voorgeest, waar men
toch linnenkamers aantreft. Het meisje, waarvan spreekster
sprak, was te Amsterdam in een linnenkamer geplaatst en
deed het weik daar goed. Ook in de Leidsche gestichten zou
men op dit gebied een proef kunnen nemen.
Spreekster weet niet of er blinde vrouwen en meisjes te
Leiden zijn, maar in elk geval zijn er voor de blinde mannen
geschikte betrekkingen te vinden. Waarom geeft men dien
menschen niet een anderen werkkring? Het werkt zoo ont
moedigend steeds artikelen te vervaardigen, waaraan geen
behoefte bestaat.
Volgens den Wethouder zou spreeksters fractie de Commissie
voor Maatschappelijk Hulpbetoon willen afschaffen, maar dat
is niet juist. Zij wil een commissie uit den Raad zitting doen
nemen in Maatschappelijk Hulpbetoon.
De heer Romijn doet opmerken, dat het voorstel van
mevrouw de Cler strekt, niet om een commissie voor de
blindenzorg uit den Raad te benoemen, maar om een ge
meentelijke commissie voor de blindenzorg in te stellen. Hier
wil zij in het leven roepen, wat zij bij Maatschappelijk Hulp
betoon weg wil hebben.
Mevrouw de Clerde Bruijn antwoordt, dat, als de Gemeente
Commissie niet goed werkte, altijd nog een commissie voor
de blindenzorg uit den Raad zou kunnen worden benoemd.
De heer Romijn vindt het beter om, waar tot dusverre bij
het College geen klachten zijn ingekomen over het werk der
vereeniging, voorloopig op denzelfden voet met haar voort