26
MAANDAG 25 JANUARI 1932.
Gemeentebegrootingverpachting baggerwerk.
(Splinter e.a.)
sociaal-democraat is, maar omdat het niet noodig was; het
gebeurt nooit. Het College heeft er een begrootingsvoorstel
van gemaakt, zooals de heer Schüller nu zegt, op verzoek
van den heer Schüller. De heer Schüller heeft het dus onjuist
gezien.
Vervolgens heeft de heer Schüller bezwaar, dat het College
alvast tot verpachting is overgegaan. Dat is den heer Schüller
echter medegedeeldde Voorzitter heeft gezegd, dat dit niet lan
ger kon wachten en dat het College zou doorgaan met de ver
pachting, doch dat het werk niet gegund zou worden, alvorens
deze zaak in den Raad was behandeld. Het is spreker dus een
raadsel, waarom deze verpachting niet door had mogen gaan.
Dan komt de heer Schüller met groote woorden en vraagt,
waarom niet alle stukken in de Leeskamer gelegd zijn, waarom
niet b.v. het rapport van den Directeur van de Reiniging.
Maar als de heer Schüller alles goed had doorgezien, dan had
hij wel degelijk ook die stukken gevonden; die hebben n.l.
gelegen bij de begrootingsstukken. Dat de heer Schüller die
stukken niet heeft kunnen vinden, is niet de schuld van het
College.
De heer Schüller zegt, dat het niet gelegen heeft in de map
van dit voorstel.
De heer Splinter zegt, dat zij hebben gelegen in de map
van de voorstellen, bij de begrootingsstukken; daar had de
heer Schüller ze kunnen vinden.
De heer Schüller zegt, dat het College dan ook dit voorstel
van spreker had moeten laten drukken.
De Voorzitter verzoekt den heer Schüller niet na elke op
merking van den Wethouder te interrumpeeren.
De heer Schüller acht dit zeer noodig.
De Voorzitter zegt, dat dit geheel in strijd is met het
Reglement van Orde.
De heer Splinter zal, als de heer Schüller zoo doorgaat, hem
verder geen antwoord geven; op deze wijze kan spreker niet
met hem debatteeren.
De heer Groeneveld zou dat toch wel een beetje erg brutaal
vinden.
De heer Splinter moet toch behoorlijk kunnen antwoorden.
De heer Schüller zegt, dat de beer Splinter hem toch ook
wel interrumpeert.
De heer Splinter is bereid door te gaan, indien de heer
Schüller zijn gemak houdt.
Wat betreft de vraag: verpachting of eigen beheer,
spreker heelt reeds bij de algemeene beschouwingen over de
begrooting uitvoerig uiteengezet, waarom hij tegen eigen
beheer is; speciaal voor dit werk is hij er tegen, omdat het
duurder is; dat is niet te ontkennen. De heer Wilbrink heeft
uitvoerig uiteengezet dat de berekening van den heer Schüller,
als zou verpachting 5.000.duurder worden, onjuist is, dat
de heer Schüller geen rekening houdt met de veranderde tijds
omstandigheden en dat men bij de raming van 15.780.
voor eigen beheer ook moet tellen 6.800.— voor bagger
specie en pootaarde, die naar gezegd wordt, niets meer waard
zijn, waarop echter in de berekening van den Directeur van
de Reiniging gerekend is, zoodat eigen beheer in totaal zal
kosten 22.580.—. Ook de practijk wijst altijd uit, dat eigen
beheer duurder is dan verpachting. Er zijn evenwel nog meer
redenen, waarom het College dit speciale werk niet in eigen
beheer wil doen uitvoeren.
Het is niet mogelijk de 11 menschen, die op dit oogen-
blik de baggerwerkzaamheden verrichten, in gemeentedienst
over te nemen, omdat er bij onwerkbaar weer geen produc
tief werk voor hen zou zijn. Daardoor zouden vanzelf de
kosten van de uitvoering in eigen beheer worden verhoogd.
Een andere reden om het werk niet in eigen beheer te
nemen, is hierin gelegen, dat, als de centrale rioleering klaar
is, het baggerwerk in belangrijke mate zal verminderen.
Verder wees de heer Wilbrink er op, dat particulieren veel
vlotter handel kunnen drijven in de baggerspecie en de poot
aarde. De gemeente heeft daarvoor geen geschikte menschen.
De heer Groeneveld merkt op, dat men dan moet trachten
een beteren Wethouder te krijgen.
De heer Splinter antwoordt, dat de heer Groeneveld dan
Gemeentebegrootingverpachting baggerwerk.
(Splinter e.a.)
op zijn plaats moet gaan zitten of anders naar Rotterdam
moet gaan; dan wordt hij weggejaagd.
Men moet koopman zijn om de zaak zoo te beheeren, dat
er eenige winst uitkomt. Voor een gemeente is het niet
doenbaar.
Spreker verwijst verder naar hetgeen voorkomt in de Nieuwe
Rotterdamse}te Courant van 23 December 1931, waaruit blijkt,
dat Wethouder de Jong te Rotterdam heeft verklaard, dat het
eigen beheer-systeem daar zoover is doorgevoerd, dat men er
nu in verband met de bezuiniging zit met 700 menschen,
voor wie men geen werk heeft.
Waar spreker uitvoerig heeft uiteengezet, waarom het eigen
beheer-systeem duurder is dan het systeem van verpachting,
geeft hij den Raad in overweging tot verpachting van het
werk over te gaan. Aan wien het werk zal gegund worden,
moet de Raad uitmaken.
Thans moet spreker, al vindt hij dat minder prettig, ant
woord geven op de pertinente vraag, welke hem is gesteld,
waarom Burgemeester en Wethoudeis niet voorstellen het werk
aan de laagste inschrijvers te gunnen. Hij moet daarover zeer
kort zijn. Het rapport is van dien aard, dat Burgemeester en
Wethouders het werk niet aan de zorgen van die personen
durfden toevertrouwen. Positief zijn zij technisch niet voldoende
onderlegd om een zoo belangrijk werk als dit behoorlijk te
kunnen uitvoeren. Willen de heeren er meer van weten, dan
is spreker bereid in een vergadering met gesloten deuren
nadere mededeelingen te doen. Ditzelfde geldt voor de finan-
cieele zijde van de quaestie. Ook daarover kan hij niet in het
openbaar uitweiden.
Verder is gevraagd, waarom Burgemeester en Wethouders
met een ander hebben onderhandeld. Toen de laagste in
schrijvers afvielen, zijn er onderhandelingen geopend met den
heer Kuyf, die reeds een of twee jaar tot volle tevredenheid
van het Gemeentebestuur de samenwerking tusschen den
heer Kuyf en de Reiniging is goed het vuil voor de
gemeente naar Nieuwkoop vervoert. Waar er eenige samen
hang was met het andere vuil, dat naar Nieuwkoop moet
worden vervoerd, achtte het College het beter, dat de zaak
in één hand was. Dit is de reden, waarom met den heer
Kuyf, niet met een ander, is onderhandeld.
De heer Schüller wenscht wel antwoord te ontvangen op
zijn vraag, hoe het komt, dat de heer Kuyf binnen 12 dagen
zijn inschrijvingssom met ƒ5000.heeft verlaagd.
De heer Splinter kan daarop alleen antwoorden, dat bij de
onderhandelingen is gebleken, dat de heer Kuyf bij de publieke
inschrijving de zaak te hoog heeft aangezien.
Het spreekt van zelf, dat Burgemeester en Wethouders bij
de onderhandelingen hebben getracht de zaak zoo voordeelig
mogelijk voor de gemeente te doen zijn.
Spreker geeft den Raad in overweging het voorstel van
den heer Schüller niet aan te nemen.
De heer Schüller zegt, dat volgens den heer Wilbrink er
bij uitvoering in eigen beheer meer onwerkbare dagen zullen
worden gemaakt. Dat argument acht spreker absoluut niet
houdbaar, want de heer Wilbrink verklaarde uitdrukkelijk,
zelfs meer vertrouwen te stellen in de bedrijfshoofden dan
de sociaal-democraten. Spreker verklaart uitdrukkelijk, ook
de bedrijfshoofden wel te vertrouwen, maar behoudt zich het
recht voor, om indien hij meent, dat een bedrijfshoofd zijn
werk niet goed doet, te zijner tijd en op de juiste plaats of
plaatsen daarop critiek uit te oefenen. Dat beteekent r iet,
dat spreker geen vertrouwen meer stelt in de hoofdambte
naren; dat is een quaestie van inzicht; de een meent, dat
het er nog mee door kan, de ander niet. Dat er meer onwerk
bare dagen zullen komen, is dus onjuist; door dat te zeggen,
werpt de heer Wilbrink juist een blaam op de bedrijfs
hoofden, alsof die geen behoorlijk toezicht uitoefenen en niet
voldoende overwicht op hun personeel hebben om, ook al
zeggen zij niet te kunnen werken, toch te zeggen: je zal
werken. Dit bewijst in elk geval, dat de heer Wilbrink het
overwicht van een Directeur, welken dan ook, niet zoo groot
acht als in het particuliere bedrijf. Spreker weet heel goed,
dat de heer Bosman nu wil interrumpeeren, hoewel hij het
nog niet doet: in het particuliere bedrijf zit de knoet van
de werkloosheid er meer achter. Of het gemotiveerd is of
niet, in het particuliere bedrijf kan de arbeider zich niet
zoo verweren tegen een onrechtmatige daad als in het over
heidsbedrijf.
Ook kan volgens den heer Wilbrink bij eigen beheer de
afzet niet zoo geregeld worden als in een particulier bedrijf,
maar waarom hebben dan de directies van de Lichtfabrieken
en van Endegeest dan wel de bevoegdheid ten aanzien van
den afzet te handelen zooals zij willen? Waarom kan de