16
3°. Sab II wordt ia plaats van het gestelde onder b., c.,
en d. het volgende gelezen:
,.b. voor een kalf, zwaarder dan 90 K.G. levend
gewicht, doch niet zwaarder dan 250 K.G. levend
gewicht, voor een varken, zwaarder dan 90 K G.
levend gewicht, een ezel, muilezel of veulen 4.75
c. voor een kalf of varken, zwaarder dan 60 K G.
levend gewicht, doch niet zwaarder dan 90 K.G.
levend gewicht3.
d. voor een schaap, lam of varken niet zwaarder
dan 60 K.G. levend gewicht2.
e. voor een nuchter kalf, niet zwaarder dan 60 K.G.
levend gewicht, een lam, niet ouder dan 3 maanden,
bok, geit of varken niet zwaarder dan 25 K.G. levend
gewicht1.
4°. Sub II a. wordt in plaats van 3.25" en 2.
resp. gelezen: 5.—" en 3.25", terwijl aan het slot
wordt toegevoegd:
„voor de dieren genoemd onder e2.
5U. Sub III wordt in het eerste lid in plaats van „ƒ0.40"
en 0.20" resp. gelezen: 0.60" en 0.40", terwijl aan
het slot wordt toegevoegd:
„voor de dieren genoemd onder e0.20".
6°. Het gestelde sub III a. vervalt.
7". Sub III b. wordt in plaats van „III 5." gelezen „III a",
wordt in het eerste lid in plaats van 6.50", 3.75" en
3.20" resp. gelezen: 3.1.75" en 2.50" en
wordt in plaats van:
„d. voor ieder varken boven de 500 per jaar geslacht 1.60"
gelezen:
„d. voor ieder varken boven de 500 tot en met
5000 per jaar geslacht1.
e. voor ieder varken boven de 5000 tot en met
10000 per jaar geslacht0.75
voor ieder varken boven de 10000 per jaar
geslacht0.50"
In het tweede lid wordt in plaats van atot en met d."
gelezen„a. tot en met
8°. Sub XIV C. vervalt het gestelde onder a., b., c. en d.
en wordt in de plaats daarvan gelezen:
„a. vleesch, al of niet verduurzaamd of toebereid,
per K.G0.01
b. spek, al of niet verduurzaamd of toebereid,
per K.G0.005
c. borst- en buikingewanden, koppen en pooten,
al of niet verduurzaamd of toebereid, per K.G.0.005"
terwijl in het laatste lid in plaats van tot en met d."
gelezen wordt: „a. tot en met c."
Art. II.
In artikel 3 wordt in plaats van „2655. en 265c." gelezen:
„299 en 300".
Art. III
Deze verordening treedt in werking op den eersten dag
der maand, volgende op die, waarin het bericht der Koninklijke
goedkeuring bij het Gemeentebestuur is ingekomen.
In afwijking van het eerste lid van dit artikel treedt
het bepaalde in artikel I sub 6°, 7° en 8° in werking op
1 Februari 1932.
Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden.
Leiden, 5 December 1931.
Zooals de Directeur van het Openbaar Slachthuis in zijn
memorie van toelichting tot deconcept-bedrijfsbegrooting voor
1932 en onze Commissie in haar aan Uw College gericht
schrijven van 20 Mei j 1. Xo. 5/3 ten geleide van die be
grooting reeds hebben medegedeeld, moet een aanzienlijke
verlaging van de tarieven voor de hier ter stede gevestigde
vleeschwarenfabrieken onvermijdelijk worden geacht, indien
men althans niet het gevaar wil loopen, dat de grootste
dier industrieën naar elders wordt verplaatst. Overtuigd van
de groote belangen, welke bij het behoud van deze industrie
niet alleen voor het slachthuis, maar ook voor de gemeente
zijn betrokken, heeft Uw College zich reeds in beginsel met
zoodanige verlaging, waarmede naar schatting een bedrag-
van 20.000.zou zijn gemoeid, vereenigd en ten behoeve
daarvan op den post voor onvoorziene uitgaven op de
ontwerp-gemeentebegrooting voor 1932 een som van/10.000.
het meerdere zal uit anderen hoofde verkregen kunnen
worden gereserveerd.
Alvorens concrete voorstellen ter zake in te dienen, heeft
de Directeur een onderzoek ingesteld naar de slacht- en
keurloonen, alsmede naar de irivoer-keurloonen in die ge
meenten in ons land Deventer, Diepenveen, Doetinchem,
Olst, Oss, Twello en Wilp waar zich de voornaamste
vleeschwarenfabrieken en export-slachterijen bevinden. Dat
onderzoek heeft aangetoond, dat de elders gevestigde vleesch
warenfabrieken in dezen inderdaad in veel gunstiger omstan
digheden verkeeren dan die te Leiden en dus ook gemakke
lijker op de binuenlandsche en wereldmarkt kunnen con-
curreeren.
In de eerste plaats is gebleken, dat slechts twee dier fabrie
ken, die te Deventer en te Doetinchem, de voor de vleesch -
warenf abri cage benoodigde dieren in gemeentelijke slacht
huizen doen slachten, terwijl alle overige over eigen slacht
plaatsen beschikken, zelfs ook in die gemeenten, welke eigen
slachthuizen bezitten. In tegenstelling met Leiden behoeven
daar dus geen slachtloonen, stalgelden enz. te worden
betaald.
Voorts zijn ook de keurloonen daar lager dan hier; terwijl
toch elders het keurloon voor een rund ƒ1.50 tot ƒ2.
voor een graskalf 0.75 tot ƒ1.25 en voor een varken 0.30
tot ƒ0.50 bedraagt, moet hier aan slacht- èn keurloon
worden betaald: voor een rund ƒ6.50, voor een graskalf
3.75, voor de eerste 500 varkens per jaar geslacht ƒ3.20
per stuk en voor de boven dat aantal geslachte varkens
1.60 per stuk.
Ten slotte steken ook de hier geheven wordende invoer-
keurloonen ongunstig af bij die, welke in bovengenoemde
gemeenten zijn verschuldigd. Terwijl het invoer-keurloon
elders van een halven cent tot één cent per K.G. bedraagt,
bedraagt het hier voor rund- en varkens vleesch, niet inge
voerd bij geheel e dieren, 2 cent per K.G., voor geheele
varkens 1£ cent per K.G. en voor spek en ingewanden,
welke elders niet afzonderlijk worden genoemd, 1 cent per
K.G. Bovendien zijn deze tarieven hier in tegenstelling met
overal elders ook van toepassing op vleesch en ingewanden,
welke in gezouten toestand worden ingevoerd.}
Rekening houdende nu eenerzijds met de belangen van
de hier gevestigde vleeschwarenfabrieken, anderzijds met de
financiëele belangen van het slachthuis en daarmede tevens
van de gemeente, zou de grootst mogelijke meerderheid onzer
Commissie één lid was bovendien bij de behandeling van
de onderwerpelijke voorstellen niet aanwezig de door
de vleeschwarenfabrieken verschuldigde slacht- en keurloonen
als volgt wenschen te zien vastgesteld: voor een rund op
3.(thans 6.50), voor een graskalf op 1.75 (thans 3.75)
voor de eerste 500 varkens per jaar geslacht op 2.50 (thans
ƒ3.20) per stuk, daarboven tot en met 5000 varkens op
1.(thans 1.60) per stuk, boven 5000 tot en met
10.000 op 0.75 en boven de 10.000 op 0.50 per stuk.
Het speciale tarief ten behoeve van leveranties aan het
Departement van Koloniën of aan het Departement van
Defensie kan dan tevens zonder bezwaar vervallen. (Zie
art. I van de hiernevensgaande ontwerp-wijzigingsverordening
sub 6° en 7°).
Het door de vleeschwarenfabrieken verschuldigde invoer-
keurloon ware voorts haars inziens te stellen voor vleesch,
al dan niet verduurzaamd of toebereid, op 1 cent (thans 2 cent)
per K.G., voor spek, al of niet verduurzaamd of toebereid,
op een halven cent (thans 1 cent) per K.G. en voor borst- en
buikingewanden enz. eveneens op een halven cent (thans
1 cent) per K.G., terwijl het invoer keurloon voor varkens-
vleesch, ingevoerd bij geheele dieren, 1| cent per K.G. be
dragende, kan vervallen. (Zie art. I van de ontwerp-
wijzigingsverordening sub 8°).
Gebaseerd op het aantal slachtingen en den invoer in het
tijdvak van 1 October 1930—1 October 1931 zal het slacht
huis als gevolg van de bovenvermelde verlaging van de
slacht- en keurloonen eenerzijds en van het invoerkeur-
loon anderzijds een ontvangst derven van resp. 16.672.
en 6688.in totaal derhalve van 23.360.iets meer
dus dan het aanvankelijk geraamd bedrag ad 20.000, het
welk gebaseerd was op het aantal slachtingen en den invoer
in 1930.
Behalve de tot dusver besproken verlaging van de tarieven
voor de vleeschwarenfabrieken, heeft de Directeur ook nog
een tweetal andere tariefswijzigingen voorgesteld, welke mede
aan de slagers ten goede komen en waarmede ook onze
Commissie zich heeft vereenigd.
Het eerste dezer voorstellen betreft een verlaging van het
stalgeld zonder voeder met 5 cent per dier, teneinde tegemoet
te komen aan het bezwaar van de slagers, dat het stalgeld
ook is verschuldigd voor dieren, die slechts zeer korten tijd
in de stallen vertoeven, alsmede een verlaging van het stal
geld met voeder in verband met de niet onaanzienlijke
daling van de prijzen van hooi, stroo en maismeel. (Zie
art. I van de ontwerp-wijzigingsverordening sub 1° en 2°).
Daardoor zal een bedrag van ƒ3.000.aan inkomsten
worden gederfd.
Het tweede voorstel betreft ten slotte de invoering van
een afzonderlijk slachtrecht ten bedrage van ƒ3.voor
kalveren en varkens met een levend gewicht van niet meer
dan 90 K.G.; thans is voor kalveren en varkens, welke