7 N°. 21. Leiden, 15 Januari 1932. Bij Uw besluit van 14 April 1930 (Ingek. Stukken No. 64) werd de aan de verceniging tot Bestrijding der Tuberculose alhier tot wederopzeggens toegekende subsidie van/2450. per jaar, met ingang van 1 Januari 1929 onder verschillende voorwaarden verhoogd tot 6000.per jaar, met dien ver stande, dat door de Gemeentelijke Commissie voor Maat schappelijk Hulpbetoon geen bijdragen meer zouden worden verleend voor sanatoriumverplejiing. Deze verhooging had plaats wegens uitbreiding van de werkzaamheden der ver- eeniging, doordat o. a. meer patiënten naar sanatoria werden uitgezonden. Eenigen tijd: geleden werd er echter onze aandacht op gevestigd, dat aan de uitzending een zoo groote uitbreiding was gegeven blijkbaar als gevolg van de instelling van een districtsconsultatiebureau met daaraan verbonden spe cialist dat het jaar 1931 met een tekort van 9000. a. 10.000 zou sluiten, een tekort, waarin niet door hoogere subsidie van het Rijk of de Provincie kon worden voorzien. Met alle waardeering, die ons College voor het werk der vereeniging heeft, moet ons de opmerking uit de pen, dat het. bestjuur .maar eenvoudig patiënten uitzond, zonder voldoende rekening te houden met de daaraan ver bonden kusten en daardoor verplichtingen aanging, die de middelen der vereeniging verre overtroffen. En de gemeente, op wie de vereeniging in deze omstandigheden een beroep deed, werd als 't ware voor een fait-aceompli gesteld. Geen gemeentebestuur kan echter goedvinden, zelfs niet in geval van 't meest sympathieke doel, dat over de gemeente-finan- ciën op een dergelijke wijze door derden wordt beschikt. Wij hebben- dit bij de gevOerde besprekingen het bestuur der vereeniging uitdrukkelijk kenbaar gemaakt, en wanneer Wij in de gegeven omstandigheden nochtans ons bereid ver klaarden, aan de oplossing van de gerezen moeilijkheden de helpende hand te bieden, dan deden wij dit in de eerste plaats in het belang van de uitgezonden patiënten en voorts in het vertrouwen, dat het voorgevallene voor het bestuur een les zal zijn, om in den vervolge mede aan de financiëele zaken de noodige aandacht te schenken. I Blijkens de op ons verzoek overgelegde voorloopige rekening over 1931 zullen de kosten van uitzending, welke bij de begrooting waren geraamd op 10.000.een uitgaaf ver- eischen van ƒ22.000.of meer dan dubbel zooveel. Voorts werd aan rijkssubsidie, waarvoor eene ontvangst van ƒ5840.was geraamd, ƒ3771.of 2069.minder ont vangen, als gevolg van de toeneming van het aantal con- sultatie-bureaux, waardoor het aandeel in de rijkssubsidie, welke niet werd verhoogd, voor ieder bureau kleiner werd. Door hoogere ontvangsten, dan waarop was gerekend (o.a. 2400.wegens meer bijdragen van derden in de verpleeg- kosten en ƒ2300als achterstallige vordering op de ge meente wegens verpleging voor haar rekening van een drietal kinderen in het zeehospitium te Katwijk), blijft het totale tekort beperkt tot 9656.206. Naar onze meening kan de vereeniging het best in staat worden gesteld aan hare verplichtingen te voldoen, door het verstrekken van een renteloos kasvoorschot van 9500. onder verplichting tot aflossing in 10 jaren, in termijnen van 1000.(de laatste termijn 500.Deze aflossingen kunnen dan op de exploitatie begrooting en de rekening worden geplaatst, aanvangende met het jaar 1932. De vraag, of onder de veranderde omstandigheden, ook wat den omvang van de uitzending van patiënten betreft, de subsidie ad 6000.voldoende is, dient afzonderlijk ónder oOgen te worden gezien, waarbij dan tevens aan dacht is te schenkon aart de vraag, of door uitbreiding of wijziging van de subsidie-voorwaarden overschrijding van begrootingsposten door de vereeniging buiten voorkennis van de gemeente kan worden voorkomen. In overeenstemming met het advies van de Commissie voor den Geneeskundigen Dienst geven wij Uwe Vergade ring thans in overweging: a. aan de Vereeniging tot Bestrijding der Tuberculose te Lei den een renteloos kasvoorschot te verstrekken van ten hoogste 9 )00.onder voorwaarde, dat het voorschot in 10 jaar moet worden afgelost in termijnen van 1000,per jaar, terwijl de laatste termijn 500.zal bedragen, en dat de le aflossing ad ƒ1000.moet geschieden op 31 December 1932; b. door vaststelling van den overgelegden begrootings- staat model D, de verstrekking van het renteloos voorschot ad ƒ9500.op de begrootingdienst 1932 te regelen. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 22. Leiden, 15 Januari 1932. Bij haar in de Leeskamer liggend schrijven verzoekt Mejuffrouw H. J. M. van der Male, verpleegster aan de gestichten „Endegeest, Voorgeest en Rhijngeest" haar een toelage van 300.'sjaars toe te kennen als belooning voor hare diensten aan het Consultatie-bureau voor zenuw en geesteszieken. De motiveering van haar verzoek, als zoude zij tengevolge van de inwerking getreden nieuwe salarisregeling van het personeel der gestichten, in salaris zijn achteruitgegaan, is geheel onjuist en berust van hare zijde op een misverstand. De rang van eerste verpleegster is alleen bestemd voor verpleegsters, die aan het hoofd van een paviljoen staan. Wij mogen te dien aanzien verwijzen naar het zeer dui delijk rapport van de Commissie van Beheer over de gestichten. Toch kunuen wij wel vrijheid vinden Tlwe Vergadering voor te stellen aan Zuster van der Male een extra vergoe ding toe te kennen voor de diensten, die zij aan het Con sultatiebureau bewijst. Immers, de leider van het Consultatiebure iu, Dr. Jelgersma, stelt op het behoud van deze verpleegster zeer prijs en de Geneesheer-Directeur der gestichten is van oordeel dat aan het werk hoogere eischen worden gesteld dan die, waaraan de gemiddelde verpleegster voldoet. In aanmerking nemende dat adressante het werk aan het consultatiebureau in haar gewonen diensttijd verricht, met uitzondering van het bijwonen van het spreekuur van den leider, zou o. i. het bedrag van de toelage op 150.per jaar zijn te bepalen. Overeenkomstig de adviezen van de Commissie van Beheer over de gestichten en van de Commissie voor den Genees kundigen Dienst, geven wij Uwe Vergadering derhalve in overweging aan Mejuffrouw H. J. M. Van der Male, met ingang van 1 Januari 1932, in verband met hare werkzaam heden aan het consultatiebureau voor zenuw- en geestes zieken, tot wederopzeggens een toelage te verleenen van 150.'sjaars. Aan den Gemeenteraad. Burg. en Weth. van Leiden. N°. 23. Leiden, 15 Januari 1932. Zooals Uwe Vergadering bekend is, geschiedt het vervoer van lijders aan besmettelijke ziekten sedert geruimen tijd niet meer met het door een paard getrokken ziekenrijtuig, doch met een aan behoorlijke eischen voldoende ziekenauto. De 3 auto wordt bediend door de firma Dieben, terwijl het vervoer wordt begeleid door een verpleegster. De 3 verpleegsters van den Geneeskundigen Dienst zijn, zooals men in de stukken lezen kan, voor dit werk niet steeds beschikbaar. Twee van haar zijn schoolverpleegster, die bijna haar geheelen werktijd besteden bij het medisch schooltoezicht, terwijl de derde in algemeenen dienst is. Om die reden heeft het vervoer dan ook tot dusverre, wanneer niet over de vaste verpleegsters kon worden be schikt, plaats gehad met behulp van tijdelijke krachten. Deze wijze van handelen is echter duur en heeft in een tijdsverloop van 4 maanden ruim 350.gekost. De Directeur van den Geneeskundigen Dienst stelt daarom voor over te gaan tot de aanstelling van een 4e verpleegster bij dien dienst. Hij heeft daarvoor ook nog een andere reden. De verpleegster in algemeenen dienst is overladen met werk en moet herhaaldelijk uit gebrek aan tijd een gedeelte van haar werk laten liggen. Als men bedenkt, dat deze verpleegster is belast met alles wat betreft den Eersten Hulpdienst, de Maatschappelijke hulp bij ziekten de controle op de administratie van de apothekers, dat zij hulp verleent bij inentingen en toezicht houdt op het verleenen van hulp van socialen aard, zooals dit meer uitvoerig is omschreven in het in de Leeskamer liggend rapport van den Directeur, dan is daarmede wel voldoende aangetoond, dat deze verpleegster in plaats van bovendien nog te worden belast met de zorg voor het vervoer van lijders aan besmettelijke ziekten, van een deel van haar taak dient te worden ontheven. Het is nu de bedoeling van den Directeur om aan de e.v. te benoemen verpleegster een deel van het werk van de andere verpleegsters op te dragen en tevens om zooveel mogelijk alle verpleegsters aan het ziekenvervoer te doen deelnemen. Wel is waar zal de aanstelling van een verpleegster aanvankelijk een uitgaaf vorderen van ƒ1800.doch men

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Handelingen van de Raad | 1932 | | pagina 5